27 625 Waterbeleid

Nr. 182 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2011

In uw brief van 16 februari 2011 (27625–179/2011D08301) verzoekt u mij, naar aanleiding van de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu, een schriftelijke reactie te geven op de antwoorden die Europees Commissaris Potočnik heeft gegeven op vragen van Europees Parlementslid Gerbrandy over de Ecologische Hoofdstructuur. Het gaat uw commissie daarbij specifiek om de stelling die de Commissaris daarin inneemt over mogelijke onverenigbaarheid van de intrekking van het Kierbesluit Haringvliet met de bestaande verplichtingen in het kader van Europese milieuwetgeving.

In aansluiting op mijn brief van 15 februari 2011 (27 625, nr. 181) over het desgewenst houden van een «Spoeddebat Kierbesluit Haringvlietsluizen», bericht ik u als volgt.

De Commissaris geeft in zijn antwoord (E-10193/10NL) aan dat de kabinetsplannen over onder meer de gedeeltelijke opening van de Haringvlietsluizen, mogelijk onverenigbaar zijn met de bestaande verplichtingen uit hoofde van de EU-milieuwetgeving. Mocht Nederland zijn verplichtingen niet nakomen, dan zal de Commissaris «passende maatregelen treffen». Dit antwoord stemt overeen met de inhoud van de brief van de Commissaris van 26 november 2010, die ik u toezond bij mijn brief van 7 februari 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 27 625, nr. 179).

Momenteel wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om op een andere manier te voldoen aan internationale afspraken over vismigratie tussen de Noordzee en de stroomgebieden van Rijn en Maas. Het Besluit beheer Haringvlietsluizen is immers een middel en geen doel op zich. Ook de Commissaris geeft in zijn antwoord aan dat lidstaten zelf bepalen welke maatregelen nodig zijn om de doelstellingen van een richtlijn te halen. Zoals al eerder aangegeven kunnen de resultaten van het onderzoek naar andere mogelijkheden voor vismigratie naar verwachting eind mei aan u worden voorgelegd zodat deze in het debat met uw Kamer kunnen worden betrokken.

De staatssecretaris vanInfrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Naar boven