27 622
Mond- en Klauwzeer

nr. 101
MOTIE VAN HET LID POPPE

Voorgesteld 24 april 2002

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat uit vrijwel alle lagen van de bevolking groot verzet is ontstaan tegen het preventief ruimen van gezonde dieren ter bestrijding van het zeer besmettelijke MKZ-virus;

constaterende, dat slechts in «buitengewone omstandigheden» voorzien is in het preventief vaccineren van dieren die vervolgens in leven worden gelaten;

overwegende, dat als gevolg van de laatste MKZ-crisis bestrijding op basis van het stamping out-principe een dermate maatschappelijke ontwrichting is ontstaan, waaraan tevens ernstige ethische bezwaren kleven, dat bij het uitbreken van een MKZ-crisis gesproken kan worden van «buitengewone omstandigheden»;

overwegende, dat tijdens de laatste MKZ-uitbraak ons land wat betreft de omvang van de besmetting door het MKZ-virus door het oog van de naald is gegaan en de factor geluk daarbij zwaarwegend is geweest;

overwegende, dat een grootschaliger uitbraak van MKZ derhalve niet tot de onmogelijkheden behoort;

spreekt als haar mening uit, dat een uitbraak van MKZ derhalve uit voorzorgsbeginsel gezien moet worden als een buitengewone omstandigheid welke het preventief vaccineren en vervolgens in leven laten van dieren rechtvaardigt,

en gaat over tot de orde van de dag.

Poppe

Naar boven