27 605
Wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet met betrekking tot de aanwijzing van gebieden

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet wapens en munitie met betrekking tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen en van de Gemeentewet met betrekking tot de aanwijzing van gebieden.

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

6 februari 2001

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut ! doen te weten:

Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet wapens en munitie te wijzigen in verband met uitbreiding van de bevoegdheden tot onderzoek aan de kleding en het onderzoeken van vervoermiddelen op wapenbezit en de Gemeentewet te wijzigen in verband met de invoering van de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen, waarin bevoegdheden uit de Wet wapens en munitie kunnen worden uitgeoefend;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 50, wordt als volgt gewijzigd: Onder vernummering van het huidige derde tot het vijfde lid, worden twee nieuw leden ingevoegd die als volgt luiden:

3. De officier van justitie kan gelasten dat de bevoegdheid om te vorderen dat de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, wordt geopend tegenover een ieder wordt uitgeoefend in gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester van de betrokken gemeente zijn aangewezen. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan zes uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, te onderzoeken op wapenbezit noodzakelijk wordt geacht.

4. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het derde lid, mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.

B

Artikel 51, wordt als volgt gewijzigd:

Onder vernummering van het huidige derde tot het zesde lid, worden drie nieuwe leden ingevoegd die als volgt luiden:

3. De officier van justitie kan gelasten dat de bevoegdheid om vervoermiddelen te onderzoeken tegenover elk vervoermiddel wordt uitgeoefend in gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester van de betrokken gemeente zijn aangewezen. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan zes uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om vervoermiddelen te onderzoeken op wapenbezit noodzakelijk wordt geacht.

4. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het derde lid, mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.

5. Indien dit met het oog op de uitoefening van de in het derde lid bedoelde bevoegdheid noodzakelijk is, kan de ambtenaar, bedoeld in het eerste lid:

a. van de bestuurder van het vervoermiddel vorderen dat hij het vervoermiddel tot stilstand brengt, en

b. het vervoermiddel vervolgens naar een daartoe door hem aangewezen plaats overbrengen of door de bestuurder laten overbrengen.

C

Na artikel 51 wordt een artikel 51a toegevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 51a

De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe de inlevering daarvan vorderen.

D

Artikel 52 komt te luiden als volgt:

Artikel 52

1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn bevoegd een persoon verdacht van overtreding van artikel 13 of 26 door het voorhanden hebben van een wapen, indien tegen hem ernstige bezwaren bestaan, aan zijn kleding te onderzoeken.

2. De officier van justitie kan gelasten dat de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend tegen de bestuurders en de passagiers van vervoermiddelen, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt of op grond van aanwijzingen dat een dergelijk strafbaar feit zal worden gepleegd.

3. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend tegen bepaalde personen, indien daartoe jegens hen ernstige bezwaren bestaan. De officier van justitie kan gelasten dat deze bevoegdheid tegenover een ieder kan worden uitgeoefend.

4. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren alsmede andere daartoe door Onze Minister aangewezen personen zijn bevoegd een persoon die zich bevindt op een voor aankomst en vertrek van reizigers bestemd gedeelte van een luchtvaartterrein, als omschreven bij of krachtens de Luchtvaartwet, te allen tijde aan zijn kleding en reisbagage te onderzoeken.

5. De officier van justitie kan gelasten dat de bevoegdheid om personen aan de kleding te onderzoeken tegenover een ieder wordt uitgeoefend in gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester van de betrokken gemeente zijn aangewezen. Het bevel kan slechts worden gegeven na schriftelijke machtiging, op vordering van de officier van justitie te verlenen door de rechter-commissaris. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan zes uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om personen aan de kleding te onderzoeken op wapenbezit noodzakelijk wordt geacht.

6. Bij dringende noodzaak kan de machtiging van de rechter-commissaris, bedoeld in het derde lid, mondeling worden gegeven. De rechter-commissaris stelt in dat geval de machtiging binnen drie dagen op schrift.

7. Het vierde lid van artikel 51 is van overeenkomstige toepassing

ARTIKEL II

De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel 151a wordt een artikel 151b toegevoegd, dat luidt als volgt:

Artikel 151b

1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om, indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat gevaar dreigt voor de veiligheid van personen, een openbare plaats of daaraan gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als gebied, waarin de officier van justitie de bevoegdheden kan toepassen, bedoeld in artikel 50, derde lid, artikel 51, derde lid, en artikel 52, vijfde lid, van de Wet wapens en munitie.

2. De burgemeester voert over een voornemen tot gebiedsaanwijzing overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993.

3. De beslissing tot gebiedsaanwijzing wordt op schrift gesteld. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot gebiedsaanwijzing niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking daarvan.

4. Het besluit tot gebiedsaanwijzing bevat een omschrijving van het gebied waarop het van toepassing is alsmede de maximale geldigheidsduur, die in elk geval niet langer is dan de termijn die noodzakelijk is om de dreiging, bedoeld in het eerste lid, af te wenden.

5. De burgemeester brengt de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en van de officier van justitie, bedoeld in het tweede lid.

6. Zodra de dreiging, bedoeld in het eerste lid, is geweken, trekt de burgemeester de gebiedsaanwijzing in. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

B

In artikel 177 wordt de zinsnede «de artikelen 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 175, 176 en 176a» vervangen door: de artikelen 151b, 154a, 172, 173, 174, tweede lid, 174a, 175, 176 en 176a.

C

In artikel 178 wordt de zinsnede «krachtens artikel 154a» vervangen door: krachtens de artikelen 151b en 154a.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Naar boven