27 604
Wijziging van de Machtigingswet Koninklijke PTT Nederland N.V. in verband met het opheffen van de uitzonderingen die voor Koninklijke KPN Nederland N.V. gelden ten aanzien van de in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek opgenomen regeling voor grote vennootschappen

nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT EN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 september 2001

In antwoord op de brief van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat van 13 september 2001 (01/63/VW) delen wij u het volgende mede.

Wij hebben de Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Machtigingswet Koninklijke PTT Nederland N.V. (kamerstukken II, 2000–2001, 27 604) aan te willen houden in verband met de op dat moment lopende verkennende besprekingen over een mogelijke zakelijke samenwerking tussen KPN en Belgacom.

Nu die besprekingen zijn beëindigd, verzoeken wij u de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Machtigingswet Koninklijke PTT Nederland N.V. opnieuw te willen agenderen.

Voorts vraagt u ons een overzicht te verstrekken van de investeringsbeslissingen welke KPN de afgelopen jaren heeft gedaan en daarbij aan te geven welke betrokkenheid de overheid bij deze beslissingen heeft gehad.

De Staat beschikt wat betreft de investeringen van KPN over de gegevens die in het jaarverslag en de jaarrekening van KPN en in andere openbare stukken (zoals een prospectus) over de investeringen zijn opgenomen. De Staat beschikt in dezen niet over meer informatie en kan een algemeen overzicht van gedane investeringen derhalve niet verstrekken.

Binnen een kapitaalvennootschap behoort het nemen van beslissingen ten aanzien van investeringen immers in beginsel tot de bevoegdheid van het bestuur. Betrokkenheid van andere organen van de vennootschap is slechts dan aan de orde als de wet of de statuten dit voorschrijven. In het geval van KPN zijn de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen verantwoordelijk voor investeringsbeslissingen. Wel heeft de Staat als houder van het bijzonder aandeel de bevoegdheid om al dan niet investeringsbeslissingen goed te keuren die er toe zullen leiden dat het eigen vermogen van de vennootschap volgens haar geconsolideerde balans daalt onder de dertig procent van het totale vermogen.

Tot nu toe is de Staat twee keer om een dergelijke goedkeuring gevraagd. Zo is in het kader van de overname van de Duitse aanbieder van mobiele telefonie E-Plus door KPN in december 1999 een dergelijke goedkeuring gevraagd. Een tweede goedkeuring is gevraagd in het kader van de Duitse UMTS-veiling waarbij KPN, middels haar dochter E-Plus, een tweetal frequentiepakketten had verkregen. In beide gevallen is goedkeuring verleend nadat door KPN aannemelijk was gemaakt dat KPN zijn solvabiliteit binnen redelijke termijn weer boven de grens van dertig procent zou brengen.

Tevens vraagt u in uw brief om inzicht te geven in de toekomstverwachtingen en in de risico's bij fusie en verkoop van aandelen van KPN.

Wij achten het niet mogelijk om op zinvolle wijze in algemene zin inzicht te geven in de toekomstverwachtingen en in de risico's bij fusie. Dit is immers geheel afhankelijk van concrete fusiepartners en fusieplannen. Het is voorts in eerste instantie een verantwoordelijkheid van het bestuur van KPN. Zij geeft hierover haar visie aan haar aandeelhouders op de daartoe gebruikelijke en (veelal verplichte) wijze door middel van een fusiebericht, jaarverslagen, persberichten, het uitgeven van een prospectus bij emissies enzovoort.

Op dit moment hebben ons overigens geen nieuwe voorstellen van de zijde van KPN bereikt. De Staat zal eventuele voorstellen van de kant van KPN op hun zakelijke merites beoordelen, rekening houdend met de belangen van KPN en de aandeelhouders van KPN. Wij hebben (brief van 9 juni 2000, DGTP/00/2185) de Tweede Kamer geïnformeerd het wenselijk te achten dat de Staat zich terugtrekt als bijzonder en gewoon aandeelhouder in KPN, dit als laatste stap in het proces van privatisering van KPN. Er is geen reden van dit voornemen af te wijken.

Dit doet in het geheel niet af aan de zorg voor het publieke belang. Telecommunicatie speelt een belangrijke rol in het maatschappelijke verkeer en daarom moet verzekerd zijn dat bepaalde basisvoorzieningen voor eenieder beschikbaar zijn. De Nederlandse overheid is overigens op grond van EU-regelgeving verplicht dit publieke belang te waarborgen.

In de Telecommunicatiewet is de waarborging van het publieke belang (de universele dienstverlening) verankerd, de concrete invulling heeft gestalte gekregen in de lagere regelgeving. Het gaat daarbij om de volgende diensten en de daarbij behorende voorzieningen: de vaste openbare telefoondienst, de beschikbaarheid van een minimum aantal openbare telefooncellen, toegang tot een abonnee inlichtingenservice, het beschikbaar stellen van telefoongidsen en gratis toegang tot nationale alarmnummers.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

De Minister van Financiën,

G. Zalm

Naar boven