27 578
Planologische Kernbeslissing Vijfde Nota ruimtelijke ordening

nr. 104
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2004

1. Inleiding

De uitvoering van het ruimtelijk beleid vergt een daadkrachtige aanpak. In 2002 kondigde het Kabinet aan een impuls te willen geven aan ruimtelijke investeringsprojecten die anders niet van de grond komen, of niet met de gewenste kwaliteit (22 maart 2002, TK 2001–2002, 27 578, nr. 13). Daarvoor beschikt het Ministerie van VROM over het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) uit het Fonds Economische Structuurversterking van €418 mln. in de periode 2001–2010. Met dit investeringsprogramma zet het Kabinet in op krachtige steden en een vitaal platteland. Uit het BIRK-budget zijn door twee eerdere kabinetten voor €223 mln. knelpunten op het terrein van milieu, externe veiligheid en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit aangepakt. In 2003 is een beleidsregeling gepubliceerd op basis waarvan gemeenten, waterschappen en provincies subsidieaanvragen hebben ingediend voor investeringsprojecten in de stedelijke netwerken en de nationale landschappen, die in twee tranches zijn beoordeeld. Voor deze aanvragen resteerde bij aanvang €195 mln.

In deze brief ga ik in op de voortgang van het BIRK. Daarvoor ga ik in op de volgende onderwerpen:

• de investeringsprojecten waaraan reeds bijdragen of toezeggingen zijn gedaan, voorafgaand aan de Beleidsregeling Subsidies BIRK (gepubliceerd op 28 januari 2003);

• de opzet van het investeringsprogramma;

• de beoordeling en selectie van de eerste tranche van projecten na publicatie van de Beleidsregeling Subsidies BIRK;

• de beoordeling en selectie van de tweede tranche;

• vooruitblik.

2. Bijdragen en toezeggingen aan projecten voorafgaand aan de Beleidsregeling

Met de brief van 22 maart 2002 heb ik u geïnformeerd over projecten die worden gerealiseerd vooruitlopend op de Beleidsregeling. Deze projecten vallen niet onder de Beleidsregeling en komen onder andere voort uit eerdere politieke beslissingen. In 2002 is reeds het voornemen voor het saneren van ongewenste ruimtelijke bestemmingen geïntegreerd in het BIRK, hetgeen heeft geleid tot de uitvoering van een aantal investeringsprojecten via een bijdrage uit het beschikbare budget. Globaal kunnen de projecten die vooruitlopen op de Beleidsregeling worden ingedeeld in drie categorieën:

1. sanering van ongewenste ruimtelijke bestemmingen (SORB).;

2. projecten met een extra impuls voor de ruimtelijke kwaliteit rond de aanleg van infrastructuur;

3. externe-veiligheidsprojecten

Hieronder ga ik kort in op de aanleiding voor deze projecten en licht ik de voortgang per categorie toe. In de bijlage treft u een overzicht aan.

2.1 Sanering van ongewenste ruimtelijke bestemmingen

Het opruimen van ongewenst bestaand ruimtegebruik is vaak een voorwaarde om nieuwe ontwikkelingen in gang te zetten. Daartoe is in 2002 het initiatief genomen om het saneren van ongewenste ruimtelijke bestemmingen (SORB) te integreren in het BIRK. Investerings- of saneringsprojecten behorend tot deze categorie zijn in de afgelopen jaren reeds opgepakt en hebben uit het BIRK bijdragen (of toezeggingen daarvoor) ontvangen. Het gaat om het verplaatsen van verffabriek Hasco van Schoonhoven naar Tiel ten behoeve van het behoud van het Groene Hart, het voorkomen van de bestemming voor een kassencomplex in de Bommelerwaard en het herstel van het Renkumse Beekdal door bij te dragen aan de sanering en herinrichting van een bedrijventerrein. Aan de gemeenten Zaltbommel en Hasselt zijn eveneens toezeggingen gedaan in deze categorie (resp. €4 mln. en €1 mln.). In totaal is met deze projecten een bedrag gemoeid van €35 mln.

2.2 Projecten met een extra impuls voor de ruimtelijke kwaliteit rond de aanleg van infrastructuur

De ontwikkeling van stedelijke centra en de versterking van het landelijk gebied is gebaat bij een nauwgezette inpassing van de infrastructuur. Naast de inpassing als onderdeel van de aanleg van die infrastructuur, is een zorgvuldige koppeling met de ruimtelijke ontwikkeling van het omliggende gebied van belang. Er kan een meerwaarde worden bereikt door deze gebiedsontwikkeling in samenhang met een verdiepte aanleg van die infrastructuur op te pakken. Het BIRK heeft bij deze projecten een belangrijke stuwende rol vervuld, zoals bij het W4-Masterplan bij Leiderdorp en de verlaagde passsage van de HSL over de A4 bij Hoogmade. Ook wordt met het BIRK een doorslaggevende impuls gegeven aan de realisatie van de A2-passage door Maastricht onder voorwaarde van de bijbehorende gebiedsontwikkeling, en het project Hart voor Dieren. Eveneens past de betrokkenheid van het Ministerie van VROM bij de procesovereenkomst rond de spoortunnel door Delft in deze categorie van projecten, mits de lange-tunnelvariant wordt uitgevoerd en de dekking van het project volledig is. Met de inzet van middelen uit het BIRK wordt de barrièrewerking in deze steden opgeheven en worden de vrijkomende centrumstedelijke gebieden hoogwaardig ingericht. Ten slotte reserveer ik €2 mln. voor een groene impuls aan de ontwikkeling van Midden-Delfland, indien daar de eco- en recreatieve verbinding passend binnen de Rijksvisie wordt gerealiseerd. Het beslag van bestedingen en reserveringen voor deze projecten bedraagt momenteel €108 mln.

2.3 Externe-veiligheidsprojecten

In de afgelopen twee jaar is er sprake geweest van enkele urgente ruimtelijke kwesties, waarvoor daadkrachtig handelen noodzakelijk was om tot een bevredigende oplossing te komen. Het gaat om knelpunten van externe veiligheid met repercussies voor de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden, vooral in de steden. Het BIRK draagt bij aan het stopzetten van het chloortransport over het spoor door Nederland in 2006. De bijdrage aan de zogenoemde Chloordeal met AKZO Nobel bedraagt €27 mln. Door het beëindigen van de chloortransporten per spoor wordt de veiligheid voor omwonenden verbeterd en ontstaan er kansen voor nieuwe ontwikkelingen en intensiveringen in het stedelijk gebied. Daardoor wordt het mogelijk om ruimte die voorheen niet bebouwd kon worden nu toch te gebruiken voor woningen, voorzieningen en kantoren.

Voor de problematiek rond de spoorwegemplacementen is destijds een reservering gemaakt van €89 mln. als bijdrage in de verplaatsing van de emplacementen en de daarmee gepaard gaande verbetering van de stedelijke kwaliteit. Het betreft de emplacementen van Maastricht, Sittard, Venlo, Roosendaal en Sas van Gent. In het geval van de toezegging aan Sittard, Maastricht en Sas van Gent geldt dat de problematiek in Maastricht inmiddels is opgelost en geen bijdrage uit het BIRK vergt. Voor Sittard en Sas van Gent bezie ik in het kader van PAGE en in overleg met mijn ambtgenoot van V&W de mogelijkheden voor het oplossen van de veiligheidsproblematiek.

Ten aanzien van Venlo en Roosendaal geldt het volgende. Gelet op de hoge kosten die met verplaatsing gemoeid zijn, de in relatie tot de kosten geringe verdiencapaciteit op de vrijkomende terreinen en de beperkt beschikbare overheidsmiddelen, is verplaatsing van de emplacementen bij het huidige gebruik niet realistisch als daar geen dwingende veiligheidsredenen voor zijn. Zoals tijdens het Algemeen Overleg van 17 maart jl. aan de orde is geweest, heb ik mij in het geval van Venlo op het standpunt gesteld dat de oorspronkelijke reservering vervalt, nu het emplacement om veiligheidsredenen niet verplaatst hoeft te worden. Inmiddels hebben mijn departement, het ministerie van Verkeer en Waterstaat en de gemeente Venlo afspraken gemaakt over de stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden en de externe veiligheid rondom het emplacement. Uit het BIRK heb ik hiertoe een bedrag van €5 mln. gereserveerd. Voor Roosendaal geldt dat er geen sprake is van een veiligheidsrisico. Hierover bent u separaat geïnformeerd in de derde voortgangsbrief inzake het Externe Veiligheidsbeleid (d.d. 1 september 2003, vrom030567) en in de Algemene Overleggen van 12 en 17 december 2002 en 17 maart jl., door mijn voorganger minister Kamp en mijn ambtsgenoot van Verkeer en Waterstaat. Daarmee vervalt de grondslag voor de oorspronkelijk gereserveerde bedragen en vallen deze vrij ten behoeve van het BIRK. Inmiddels ben ik met de gemeente in gesprek om te bezien op welke wijze VROM toch kan bijdragen aan stedelijke ontwikkelingen in Roosendaal.

Zodra het gebruik van deze emplacementen afneemt, zullen zich concrete aangrijpingspunten voordoen voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Gelet op de historie ben ik van mening dat een beperkte bijdrage van het Rijk aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit – ook nu er geen sprake is van verplaatsing – gerechtvaardigd kan zijn. Gezien de overeenkomsten tussen de situaties in Venlo en Roosendaal kies ik voor een zelfde lijn bij beide steden. Samen met de steden zal door VROM en V&W tezamen worden bekeken welke mogelijkheden er zijn om tot een stedelijke kwaliteitsverbetering te komen bij vermindering van gebruik van de emplacementen. Aan de hand van concrete projectvoorstellen zal ik, na overleg met de Minister van Financiën, besluiten over de inzet van middelen uit het BIRK voor deze twee steden.

Ten slotte is €15 mln. gereserveerd voor een saneringsprogramma van LPG-tankstations in de steden. Over de voortgang van deze projecten bent u in de bovengenoemde derde voortgangsbrief inzake het Externe veiligheidsbeleid separaat geïnformeerd.

2.4 Stand van zaken van deze projecten

Een groot deel van deze projecten is reeds gerealiseerd, of hierover zijn bindende afspraken gemaakt met betrekking tot de uitvoering en de bijbehorende bijdrage uit het BIRK. In een aantal gevallen ben ik nog in overleg met de betrokken uitvoerende overheden over een zo doelmatig mogelijke inzet van de beschikbare gelden. Het totale beslag van deze projecten inclusief reserveringen bedraagt op dit moment €223 mln. Deze investeringen worden, samen met de eerdere taakstelling ter grootte van €35,6 mln. als gevolg van de bezuinigingen van het kabinet, in mindering gebracht op het oorspronkelijke trekkingsrecht van €453,8 mln. Hiermee resteert €195 mln. voor de uitvoering van projectvoorstellen die conform de beleidsregeling zijn ingediend voor het BIRK.

3. Opzet investeringsprogramma Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

3.1 Doel

De doelstelling van het BIRK is een impuls te geven aan investeringsprojecten die de doelen van het ruimtelijk beleid ondersteunen, maar die zonder die impuls niet van de grond komen. Met een relatief bescheiden bijdrage uit het BIRK worden de ruimtelijke investeringen van andere partijen met elkaar verbonden en kan worden gestreefd naar integrale oplossingen. Daarmee kunnen de beschikbare rijksmiddelen, maar ook van andere overheden en marktpartijen, effectiever worden ingezet.

3.2 Toepassingsgebied

Het Kabinet geeft met het BIRK rechtstreeks uitvoering aan het nationaal ruimtelijk beleid. Speerpunt van het beleid is het streven naar krachtige steden en een vitaal platteland. Op 28 januari 2003 is de Beleidsregeling Subsidies BIRK gepubliceerd, waarmee het nog beschikbare budget gericht wordt ingezet op twee toepassingsgebieden:

• centrumvorming in de dertig centra in de nationale stedelijke netwerken;

• versterking van de nationale landschappen, inclusief de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

Gemeenten, provincies en waterschappen vallend in deze toepassingsgebieden zijn met de inwerkingtreding van de regeling in de gelegenheid gesteld om kansrijke projectvoorstellen voor een bijdrage aan te melden bij het Ministerie van VROM. Naar aanleiding van de landsdelige overleggen over de Vijfde Nota is vorig jaar Leeuwarden toegevoegd aan de dertig centra die projectvoorstellen kunnen aanmelden.

Met de vaststelling van de Nota Ruimte door het kabinet is het aantal nationale landschappen uitgebreid ten opzichte van de Vijfde Nota, deel 1. Ik ben bereid hiervoor een deel van het budget te reserveren. Ook in de Agenda Vitaal Platteland is het beleid gericht op ontwikkeling, herstel en beheer van hoogwaardige landschappelijke kwaliteiten in deze gebieden. Naast de reservering van €15 mln. door de minister van LNV reserveer ik binnen het BIRK €15 mln., waarmee €180 mln. resteert voor de eerste en tweede tranche van BIRK-projecten.

3.3 Aanpak

Het BIRK heeft een meerjarig programmatisch karakter. Om te bepalen welke projectvoorstellen in aanmerking komen voor een bijdrage uit de resterende €180 mln. is in overleg met het Ministerie van Financiën een procedure opgesteld die is vastgelegd in de Beleidsregeling. Op basis van de regeling is een commissie ingesteld, die adviseert over de kwaliteit en haalbaarheid van de projectvoorstellen. In deze commissie heeft een vertegenwoordiger van de minister van Financiën zitting. Op basis van het beschikbare budget besluit ik – gehoord de commissie – welke projectvoorstellen worden afgewezen, welke ik eventueel in portefeuille houd (zie 4.2) en welke projectvoorstellen kunnen worden toegelaten tot de uitwerkingsfase. In deze fase wordt het toegelaten projectvoorstel door de initiatiefnemer verder uitgewerkt. Aan het einde van de uitwerkingsfase moet er overeenstemming zijn over de uitvoering van het plan en de mogelijke financiële bijdrage uit het BIRK. Vervolgens zal ik de indiener – gehoord de adviescommissie – uitnodigen een formele subsidieaanvraag in te dienen en neem ik het definitieve besluit over de hoogte van de bijdrage en de bijbehorende prestatie-eisen. Daarmee wordt het projectvoorstel toegelaten tot de uitvoeringsfase. Hierin wordt per project getoetst of de gemaakte afspraken worden nagekomen en wordt de bijdrage, mogelijk gefaseerd, uitgekeerd.

4. Voortgang eerste en tweede tranche investeringsprojecten

Op 16 mei 2003 sloot de eerste tranche voor aanmelding van projectvoorstellen voor een bijdrage uit het BIRK. Van de aangemelde projectvoorstellen konden, na een toets aan de toelatingseisen, 26 projectvoorstellen in behandeling worden genomen. De BIRK-adviescommissie heeft deze projectvoorstellen beoordeeld en hierover in december 2003 advies aan mij uitgebracht. Ik heb dit advies betrokken bij mijn besluit over de toelating, aanhouding of afwijzing van de behandelde projectvoorstellen.

4.1 Toegelaten projectvoorstellen eerste tranche

De volgende zes projectvoorstellen zijn toegelaten tot de uitwerkingsfase:

• Gemeente Arnhem – Rijnboog

• Gemeente Culemborg – Ontwikkelingsprogramma (Nieuwe Hollandse Waterlinie)

• Gemeente Enschede – Muziekkwartier

• Gemeente Groningen – Europapark

• Gemeente Leeuwarden – Nieuw Zaailand

• Waterschap de Groote Waard – Vlietproject (Hoeksche Waard)

4.2 Toegelaten projectvoorstellen tweede tranche

Voor de tweede tranche zijn, naast de aangehouden projecten uit de eerste tranche, twintig nieuwe projectvoorstellen beoordeeld. Van deze projectvoorstellen, inclusief de acht aangehouden projecten, zijn de volgende dertien toegelaten tot de uitwerkingsfase1:

• Gemeente Amsterdam – Volgermeerpolder

• Gemeente Amsterdam – Zuidas

• Gemeente Assen – Ontwikkelingsas*

• Gemeente Breda – Markoevers*

• Gemeenten Dordrecht en Zwijndrecht – Ontwikkel(de) Spoorzone*

• Gemeente Enschede – Kennispark Twente

• Gemeente Haarlem – Spoorzone*

• Gemeente Heerlen – Stadspark Oranje-Nassau*

• Gemeente Rotterdam – Zuidplein

• Gemeente Tilburg – Spoorzone*

• Gemeente Zaanstad - Inverdan*

• Provincie Noord-Holland – Ankeveense Plassen/Naardermeer

• Provincie Utrecht – Fort Vechten

De projecten die zijn geselecteerd beantwoorden aan de doelstelling van het BIRK, namelijk het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit in de stedelijke centra of het integraal ontwikkelen van het landelijk gebied. Bij deze projectvoorstellen gaat dat bovendien gepaard met een concrete aanpak, een goede uitvoerbaarheid en hebben indieners draagvlak verworven bij belanghebbenden en financiers. Deze projecten kunnen snel in uitvoering worden genomen, waardoor voor 2010 concrete resultaten kunnen worden behaald. De overige projecten zijn afgewezen, omdat zij in vergelijking tot de gehonoreerde voorstellen minder goed scoren op basis van een combinatie van factoren. Naast het verwachte effect voor de ruimtelijke kwaliteit heeft daarbij ook de geringere realisatiekans in termen van financiering, draagvlak bij potentiële partners en planning een rol gespeeld.

4.3 Vervolg

De indiener is verantwoordelijk voor de genoemde uitwerking en de verdere uitvoering van het projectvoorstel. VROM houdt toezicht op de uitwerking en vervolgens ook op de uitvoering volgens de gemaakte afspraken, vastgelegd als prestatie-eisen in de subsidiebeschikking. Naar verwachting kunnen in de zomer van dit jaar de eerste beschikkingen worden geslagen, maar dat is afhankelijk van de voortgang die door de indieners geboekt kan worden.

De tranches worden volgtijdelijk in uitwerking genomen. Voor de zes projecten van de eerste tranche heb ik €90 mln. gereserveerd. Dit is een maximum; het uiteindelijke beslag van deze projecten op het beschikbare budget kan ook lager uitvallen. Dat betekent dat minimaal €90 mln. beschikbaar is voor de uitwerking van de projecten van de tweede tranche, inclusief de aangehouden projecten uit de eerste tranche. Afhankelijk van het verloop van de uitwerking van de projecten van de eerste tranche kan dit bedrag toenemen. Een financieel overzicht treft u aan in de bijlage.

Zowel schriftelijk als in nader overleg met de indiener wordt op dit moment uiteengezet waaraan de optimalisatie van de toegelaten projectvoorstellen moet voldoen, om overeenstemming over de verlening van een bijdrage te kunnen bereiken. Als overeenstemming wordt bereikt, wordt de indiener – gehoord de adviescommissie – uitgenodigd een formele subsidieaanvraag in te dienen. Na mijn besluit de subsidie toe te kennen gaat het project over naar de uitvoeringsfase.

5. Vooruitblik

Na de zomer van 2004 geef ik opnieuw een overzicht van de voortgang van het BIRK. Naar verwachting bestaat er dan inzicht in het definitieve beslag van de eerdere toezeggingen op het beschikbare budget en welke investeringen gemoeid zijn met de afhandeling van de BIRK-projecten uit de eerste en de tweede tranche. Naar verwachting zal het beschikbare budget in zijn geheel worden besteed met de behandeling van deze projectvoorstellen.

Daarnaast ben ik voornemens nog dit jaar een evaluatie te starten van de effecten van ruimtelijke investeringen, in het bijzonder die betreffende de investeringen die met het BIRK, maar ook met de Nieuwe Sleutelprojecten gemoeid zijn. Ik wil bezien hoe de opgedane ervaringen met BIRK en NSP kunnen worden benut bij toekomstige ruimtelijke investeringen en de wijze waarop de betrokkenheid van het Rijk wordt vormgegeven bij deze complexe opgaven van gebiedsontwikkeling. Zo wordt bij de Nieuwe Sleutelprojecten reeds een begin gemaakt om de stap te zetten van subsidiëren naar ontwikkelingsgericht investeren. Deze ervaringen zijn van direct belang voor de Uitvoeringsagenda van de Nota Ruimte en in het bijzonder voor de gereedschapskist voor ruimtelijke ontwikkelingspolitiek (ontwikkelingsplanologie, integrale gebiedsontwikkeling en de inzet van het grondbeleidsinstrumentarium), waaraan mede gelet op het advies van de VROM-raad (nr. 039, d.d. 16 april 2004) dringend behoefte bestaat. Waar mogelijk zal ik ook de verbinding zoeken met de uitgangspunten van het Programma Andere Overheid. De ervaringen met het BIRK en NSP zijn hiervoor van grote waarde. De resultaten van deze evaluatie bied ik in 2005 aan uw Kamer aan.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

BIJLAGE 1

Financieel overzicht

Budget  Totaal (mln.)
Totaal  454
Taakstelling Balkenende I  -/- 36
Beschikbaar voor projecten  418
ProjectenGerealiseerdGereserveerdTotaal (mln.)
SORB30535
ruimtelijke kwaliteit8127108
externe veiligheid314980
    
Totaal eerdere projecten  -/- 223
    
Reservering nationale landschappen 15  
1e tranche BIRK 90 à 70 
2e tranche BIRK 90 à 110 
Totaal gereserveerd BIRK  195

XNoot
1

Projecten gemarkeerd met een * zijn ingediend voor de eerste tranche, maar in eerste instantie aangehouden voor toelating tot de uitwerkingsfase. Deze zijn opnieuw beoordeeld, gelijktijdig met de projecten van de tweede tranche.

Naar boven