27 576
Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281), van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafrecht in verband met richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector (PbEG 1998 L 24), alsmede van de Wet onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit, van de Wet op de economische delicten en van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 juni 2001

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, wordt na onderdeel F een nieuw onderdeel Fa ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 6.1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

1. In het eerste lid wordt «Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten» vervangen door: Aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten.

2. In het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

a. «openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten» wordt vervangen door: openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatiediensten.

b. «interconnectie van hun telecommunicatienetwerken» wordt vervangen door: interconnectie van de betrokken telecommunicatienetwerken.

B

In artikel I, wordt na onderdeel L een onderdeel La ingevoegd, luidende:

La

Aan artikel 10.5 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Onverminderd het eerste en tweede lid is het verboden apparaten bedoeld in artikel 10.1a te verkopen, te verhuren of anderszins ter beschikking te stellen indien niet wordt voldaan aan de krachtens artikel 10.1a terzake van de betreffende apparaten gestelde regels.

Toelichting

Onderdeel A

De plicht tot interconnectie van telecommunicatienetwerken berust bij zowel de aanbieders van telecommunicatienetwerken als bij de aanbieders van telecommunicatiediensten als dezen de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren. De voorgestelde wijzigingen dienen er toe om elke twijfel hierover weg te nemen. Het huidige eerste lid en tweede lid zouden immers zo uitgelegd kunnen worden dat alleen aanbieders van telecommunicatienetwerken die tevens ook aanbieder van telecommunicatiediensten zijn de plicht tot interconnectie hebben. Dit zou een ongewenste beperking opleveren van de verplichting tot interconnectie. De interconnectieplicht – zoals die ook in de praktijk wordt toegepast – behoort niet alleen te berusten op de aanbieders van een netwerk die al dan niet ook telecommunicatiediensten leveren maar ook op de aanbieders van telecommunicatiediensten voorzover deze aanbieders daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren. Ook aanbieders van diensten kunnen immers veelal de toegang tot het netwerkaansluitpunt (mede) controleren door de door hun aangeboden dienst te beperken, te beëindigen of door nummers buiten gebruik te stellen of te wijzigen.

Onderdeel B

In onderdeel L wordt met het invoegen van een nieuw artikel 10.1a voorzien in een wettelijke grondslag voor het bij ministeriële regeling geven van regels met betrekking tot televisietoestellen en decodeerapparaten ter verdere implementatie van richtlijn nr. 95/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 inzake het gebruik van normen voor het uitzenden van televisiesignalen (PbEG L 281) (verder: de richtlijn). De richtlijn schrijft voor dat televisietoestellen en decodeerapparaten slechts mogen worden verkocht, verhuurd of anderszins ter beschikking gesteld als deze apparaten zijn voorzien van bepaalde faciliteiten en bepaalde eigenschappen bezitten. Deze eisen gelden naast de eisen die voor deze apparaten gelden krachtens artikel 10.1 of 10.2. Ter handhaving van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 10.1 en 10.2 heeft de Telecommunicatiewet in artikel 10.5 verbodsbepalingen. De handhaving van de krachtens artikel 10.1a te stellen regels dient op gelijke wijze gewaarborgd te worden als de krachtens artikel 10.1 en 10.2 te stellen regels. In verband hiermee wordt voorgesteld aan artikel 10.5 een derde lid toe te voegen waarmee de naleving van bedoelde regels is gewaarborgd.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Naar boven