27 570 (R 1672) Voorstel van rijkswet van het lid Van Laar tot wijziging van de artikelen 14 en 38 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (beperken van de mogelijkheid een algemene maatregel van rijksbestuur uit te vaardigen zonder wettelijke grondslag daartoe)

Nr. 16 AMENDEMENT VAN DE BIJZONDERE GEDELEGEERDE BIKKER C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 151

Ontvangen 7 juni 2016

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

In het opschrift wordt na «14» ingevoegd «, 15, 17, 18,» en wordt na «daartoe» ingevoegd: , en invoering zelfstandig recht van initiatief en van amendement voor de leden van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.

II

In de beweegreden wordt voor de puntkomma toegevoegd: , alsmede dat voor de leden van de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten een zelfstandig recht van initiatief en van amendement wordt ingevoerd.

III

Aan artikel I worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

C

Artikel 15, derde lid, komt als volgt te luiden:

  • 3. De Gevolmachtigde Minister van Aruba, Curaçao of Sint Maarten, en een of meer leden van de vertegenwoordigende lichamen van die landen, zijn bevoegd aan de Tweede Kamer voor te stellen een voordracht tot een voorstel van rijkswet te doen.

D

Artikel 17 komt als volgt te luiden:

Artikel 17

  • 1. De Gevolmachtigde Minister en de leden van het vertegenwoordigende lichaam van het land, waarin de regeling zal gelden, worden in de gelegenheid gesteld in de kamers der Staten-Generaal de mondelinge

    behandeling van het ontwerp van rijkswet bij te wonen en daarbij zodanige voorlichting aan de kamers te verstrekken als zij gewenst oordelen.

  • 2. De Gevolmachtigde Ministers en de leden van het vertegenwoordigende lichaam, bedoeld in het eerste lid, zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering van de kamers der Staten-Generaal hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.

  • 3. De Gevolmachtigde Ministers en de leden van het vertegenwoordigende lichaam, bedoeld in het eerste lid, zijn bevoegd bij de behandeling in de Tweede Kamer wijzigingen in het ontwerp voor te stellen.

E

Artikel 18, tweede lid, komt als volgt te luiden:

  • 2. Wanneer in de vergadering van de kamers leden van een vertegenwoordigend lichaam als bedoeld in artikel 17, eerste lid, aanwezig zijn, komt de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid toe aan een door het vertegenwoordigende lichaam daartoe aangewezen lid.

Toelichting

Onderdeel C

Het onderhavig voorstel betreft een initiatief van leden van de Tweede Kamer en houdt een regeling in die in de landen zal gelden in de zin van artikelen 16 tot en met 19 van het Statuut. Het voorstel is voorts mede ontstaan naar aanleiding van beraadslagingen tijdens het Contactplan, voorloper van het Interparlementair Koninkrijksoverleg («IPKO»), waar in de toelichting uitdrukkelijk naar wordt verwezen. De leden der Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten ontberen in het Statuut evenwel een zelfstandig recht van initiatief om aan de Tweede Kamer voor te stellen een voordracht tot een zodanig voorstel van rijkswet te doen. Het amendement schept gelet daarop de bevoegdheid opdat de leden der Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten, gelijk als de Gevolmachtigde Ministers, een voordracht tot een voorstel van rijkswet kunnen doen. Een zodanig recht van initiatief past in de strekking van het onderhavig voorstel van rijkswet, te weten een bijdrage te leveren aan het zoveel mogelijk opheffen van het democratisch deficit.

Onderdeel D

Dit onderdeel betreft een technische aanpassing nu bij een zelfstandig recht van initiatief om een voordracht tot een voorstel van rijkswet te mogen doen niet past dat Statenleden telkens en afzonderlijk moeten worden afgevaardigd. Het recht van amendement komt thans voorts logischerwijs zelfstandig toe aan de Statenleden.

Onderdeel E

Ook dit onderdeel betreft een technische aanpassing nu uit onderdeel D voortvloeit dat ieder lid van de vertegenwoordigde lichamen door het amendement direct en permanent een gedelegeerde zal zijn: de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid om zich tegen een voorstel van rijkswet uit te spreken komt dan thans toe aan een daartoe door de Staten aangewezen Statenlid.

Bikker De Sousa-Croes De Weever Marlin-Romeo Sulvaran Thijsen Herdé


X Noot
1

Vervanging in verband met aanpassing van de ondertekening.

Naar boven