nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
's-Gravenhage, 24 april 2002
In mijn brief van 12 december 2000 heb ik u alsmede uw collega van de
Eerste Kamer op grond van art. 29 van de Comptabiliteitswet het voornemen
van de Staat voorgelegd om de deelneming van de Staat der Nederlanden in het
kapitaal van de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval uit te breiden
van 10% naar 100%. Voorts heb ik u daarbij geïnformeerd over de totstandkoming
van een intentieverklaring tussen de aandeelhouders (EPZ, GKN, ECN en de Staat),
waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waaronder een volledige overdracht van
aandelen in COVRA naar de Staat zou kunnen plaatsvinden.
Gelet op het feit dat geen van beide Kamers heeft geoordeeld dat voor
de voorgenomen deelneming een speciale machtigingswet vereist is, zijn er
geen wettelijke belemmeringen om dit voornemen uit te voeren. Ik stel het
dan ook op prijs u, mede namens de Minister van Economische Zaken en de Minister
van Financiën, te kunnen mededelen dat op 15 april 2002 de koopovereenkomsten
tussen de Staat en de uittredende aandeelhouders zijn ondertekend. Met de
ondertekening van deze koopovereenkomsten is de aandelentransactie een feit
en is de Staat voor 100% eigenaar van COVRA geworden. Hiermee is gevolg gegeven
aan een van de aanbevelingen van de Commissie Herkströter met betrekking
tot het onderwerp kernenergie.
De koopovereenkomsten zijn in overeenstemming met de principes, de afspraken
en de rekenmethodieken die zijn gehanteerd in de intentieverklaring.
Dit betekent dat de kosten verbonden aan het beheer, de opslag en definitieve
berging van het hoogradioactief afval volledig worden gedragen door de producenten
van dit afval.
Met betrekking tot de toekomstige verplichtingen van COVRA, in het bijzonder
de exploitatie van het HABOG en de eindberging van radioactief afval, zijn
met de uittredende aandeelhouders individuele, voor iedere aandeelhouder
verschillende betalingsregelingen getroffen. Deze zijn met zodanige zekerheden
omgeven dat de risico's voor COVRA en de Staat minimaal zijn. De vrij lange
periode die verlopen is tussen het ondertekenen van de intentieverklaring
en van de koopovereenkomsten heeft onder meer te maken met het lange onderhandelingstraject
dat nodig was om deze zekerheden te verkrijgen.
De kosten verbonden aan het beheer, de opslag en de eindberging voor het
laag- en middelradioactief afval worden ten dele verrekend met de uittredende
aandeelhouders, omdat deze ook slechts ten dele verantwoordelijk zijn voor
het ontstaan van dit afval. Bij de aandelentransactie is hiervoor door de
uittredende aandeelhouders een bedrag van € 4,7 miljoen aan de algemene
middelen toegevoegd. Bij najaarsnota 2000 hebben de ministeries van EZ en
VROM ieder reeds een bedrag van € 11 miljoen gestort, teneinde volledige
dekking te hebben voor toekomstige verliezen bij COVRA, die naar verwachting
vanaf 2013 structureel van aard zullen zijn. In de toekomst zullen exploitatieverliezen
van COVRA met betrekking tot het LMRA dan ook uit de algemene middelen worden
betaald.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. P. Pronk