27 565
Alcoholbeleid

nr. 98
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 27 oktober 2009

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 28 mei 2009 inzake de Overzichtsstudie over de schadelijkheid van alcoholgebruik in de leeftijdsgroep 16–18 jarigen (Kamerstuk 27 565, nr. 90).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 26 oktober 2009. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Adjunct-griffier van de commissie,

Clemens

1

Hoeveel mensen houden zich nu bij de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) bezig met de controle van de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop onder de 16 jaar?

Er houden zich momenteel 125 mensen onder andere bezig met de controle op de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop onder de 16 jaar.1

2

Klopt het dat er minder handhavers werkzaam zijn dan mogelijk is bij de controle van de leeftijdsgrens voor alcoholverkoop omdat er sprake is van onvervulde vacatures? Hoeveel handhavers zijn er werkelijk die zich met deze controle bezighouden?

Op 1 juli 2009 stonden er bij de VWA voor wat betreft de handhaving van leeftijdsgrenzen nog 15,4 fte aan vacatures open. Deze zullen zo spoedig mogelijk worden opgevuld. Zie verder het antwoord op vraag 1.

3

Wat zijn de resultaten tot nu toe met betrekking tot de overdracht in het kader van de pilot Toezicht Drank- en Horecawet?

Begin 2008 is de Pilot Decentralisatie Toezicht Dranken Horecawet van start gegaan. De resultaten zullen eind 2009 bekend worden, als de eindevaluatie gereed is. Uit een onlangs gehouden tussentijdse evaluatie blijkt echter wel al dat de gemeenten goed bezig zijn. Zo blijkt dat de meeste gemeenten beter inzicht hebben gekregen in de lokale problematiek van jeugd en alcohol. Daarnaast is het toezichtbeleid van de gemeenten beter ingespeeld op de lokale situatie dan het toezicht van de VWA, de gemeentelijke toezichthouders hebben beter zicht op de lokale «hotspots» waar veel jeugd komt.

De gemeenten geven verder aan dat zij het toezicht een nuttig extra instrument vinden bij de invulling van het integrale alcoholbeleid.

4

Gezien het feit dat de ontwikkeling van de hersenen niet stopt bij de leeftijd van 16 jaar en alcoholgebruik negatieve ontwikkelingseffecten heeft op de hersenen, vindt de minister het dan niet wenselijk om de leeftijd waarop legaal alcohol gekocht kan worden te verhogen naar 18 jaar? Zo nee, waarom niet?

In de Hoofdlijnenbrief Alcoholbeleid van 20 november 2007 kwam het kabinet met het voorstel gemeenten de bevoegdheid te geven om de leeftijdsgrens op lokaal niveau te verhogen naar 18 jaar. Uw Kamer nam toen echter de motie Bouwmeester aan die de regering verzocht de leeftijdsnorm op 16 jaar te houden. De Kamer nam tegelijkertijd echter ook de motie Joldersma/Voordewind aan waarin de regering werd verzocht een klein aantal gemeenten die dat wil, in aanmerking te laten komen voor een experiment met onder andere leeftijdsgrenzen. Per brief van 29 februari 2008 heeft het kabinet aangegeven uitvoering te geven aan de motie Joldersma/Voordewind door middel van de introductie van een experimenteerartikel in de Drank- en Horecawet. Het wetsvoorstel dat die experimenten mogelijk maakt is recent naar Uw Kamer gestuurd.

5

Wat gaat de minister doen om jongeren tussen de 16 en 18 jaar te weerhouden om alcohol te drinken?

Sinds 2006 voert de overheid de campagne «Voorkom alcoholschade bij uw opgroeiende kind». Deze campagne is primair gericht op ouders van kinderen onder de 16 jaar, maar ook ouders van jongeren boven de 16 jaar worden door de campagne bereikt. Daarnaast is er nog een campagne specifiek gericht op jongeren waarin aandacht besteed wordt aan de risico’s van drankgebruik voor jongeren.

6

Hoeveel geld geeft de overheid uit aan alcoholvoorlichting?

De rijksoverheid financiert de volgende projecten gericht op alcoholvoorlichting:

€ 1,5 mln aan het project Alcohol & Opvoeding

€ 0,7 mln aan de campagne «Drank maakt meer kapot dan je lief is»

€ 0,5 mln aan het project de Gezonde school en genotmiddelen

Daarnaast ontvangen gemeenten en GGD-en budget voor voorlichting over alcohol en drugs op lokaal niveau.

7

Hoeveel geeft de alcoholbranche uit aan reclame?

Momenteel wordt er door de alcoholbranche om en nabij de € 100 miljoen uitgegeven aan reclame. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende verdeling.

– Tv-reclame 60 mln

– Radioreclame 2,5 mln

– Tijdschriftenreclame 7,3 mln

– Krantenadvertenties 2,8 mln

– Outdoor reclame 6,4 mln

– Bioscoopreclame 5 mln

Hoeveel geld er in sportsponsoring wordt gestoken, is niet bekend. De alcoholbranche wil deze cijfers niet vrijgeven.

8

Is de minister bereid om alcoholreclame gericht op jongeren te verbieden? Zo nee, waarom niet?

Op dit moment is er voor een andere maatregel gekozen. Per 1 januari 2009 is door het kabinet een verbod op alcoholreclame tussen 06.00–21.00 uur ingevoerd.

9

Hoeveel ziekenhuizen in Nederland hebben nu een alcoholpoli en waar bevinden deze zich?

Er zijn vijf ziekenhuizen die een alcoholpoli hebben, hetgeen betekent dat zij – vergeleken met andere ziekenhuizen – uitgebreidere nazorg bieden aan jonge patiënten die opgenomen zijn geweest met een alcoholvergiftiging. Het gaat om ziekenhuizen in Delft, Eindhoven (twee deelnemende ziekenhuizen), Hoorn en Leeuwarden.

10

Bent u bereid om ervoor te zorgen dat er meer voorlichting komt voor jongeren over de risico’s van alcoholgebruik? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?

Momenteel zijn er twee voorlichtingscampagnes. Een campagne gericht op ouders en een campagne gericht op jongeren. Op beide doelgroepen wordt elk jaar goed en duidelijk ingezet. De plicht van de overheid is de ouders en hun kinderen voor te lichten over het gebruik van alcohol. Met deze campagnes wordt hier naar onze mening in voldoende mate aan voldaan.

11

Is de inzet van voorlichting aan jongeren over de risico’s van alcoholgebruik voornamelijk gericht op voorlichting op scholen of enkel via publiekscampagnes?

Deze voorlichting is gericht op de gehele omgeving van de jongeren. Dat is op school via het programma «De gezonde school en genotmiddelen» en thuis en in de wijk via de campagnes gericht op ouders en op jongeren zelf.

12

Bent u van mening, gelet op de grote risico’s van vroegtijdig alcoholgebruik, dat de verkoop van zoethoudende alcoholische dranken in supermarkten verboden moet worden? Zo nee, waarom niet?

In de Hoofdlijnenbrief alcoholbeleid van 20 november 2007 is opgenomen dat het kabinet drempels wil opwerpen tegen zoete alcoholhoudende dranken, bijvoorbeeld door de verkoop van dergelijke drankjes in de supermarkt te verbieden. Deze beleidsoptie is in opdracht van de Minister voor Jeugd en Gezin geanalyseerd door Ernst & Young. De uitkomst van het rapport was dat de opstellers ervan uitgaan dat de beperking van de verkoop van zoete (mix)drankjes tot de slijterij op dit moment de evenredigheidstoets die artikel 28 van het EG-verdrag vereist, niet zal doorstaan. Daarom ligt een verdere uitwerking van deze maatregel niet voor de hand.

13

Bent u bereid te onderzoeken wat het effect op het alcoholgebruik onder jongeren zou zijn als de zoethoudende alcoholische dranken uit de supermarkt gehaald zouden worden? Zo nee, waarom niet?

Uit het antwoord op vraag 12 wordt duidelijk dat het Europeesrechtelijk niet mogelijk is zoete alcoholhoudende dranken uit de supermarkt te halen. Het heeft derhalve ook geen zin het effect van een dergelijke maatregel thans verder te onderzoeken.

14

Bent u bereid om, zoals ook directeur Van Dalen van de Stichting Alcoholpreventie (STAP) bepleit, een wettelijke minimumprijs voor alcohol vast te stellen? Zo nee, waarom niet?

Er bestaan twijfels of het Europees gezien mogelijk is wettelijke minimumprijzen te introduceren. Desalniettemin heeft het Schotse parlement vergevorderde plannen om zo’n basisprijs te introduceren. De situatie in Schotland is evenwel niet te vergelijken met die van de EU-lidstaten: het Parlement in Edinburgh mag immers zelf geen accijnzen vaststellen, dat is een bevoegdheid van de regering in Londen.

15

Hoeveel reclames van alcoholfabrikanten zijn door de Reclamecodecommissie de afgelopen twee jaar afgekeurd? Wat was de reden daarvan?

De Reclamecodecommissie doet een uitspraak op basis van ingediende klachten. Uit informatie van STAP blijkt dat de Reclamecodecommissie in 2007 56 reclame uitingen geheel of gedeeltelijk in strijd heeft verklaard met de Reclamecode voor Alcoholhoudende Drank. In 2008 zijn 22 klachten geheel of gedeeltelijk gegrond verklaard.

De voornaamste reden voor de Reclamecodecommissie om een klacht gegrond te verklaren is een concrete overtreding van de «Reclamecode voor Alcoholhoudende Drank», zoals bijvoorbeeld wanneer er met meer dan 50% korting op alcoholhoudende drank wordt geadverteerd, of als er in een reclame uiting onterechte gezondheidsclaims worden gedaan.

16

Wat is het oordeel van het kabinet over zelfregulering? Kan er geen scherper wettelijk verbod komen?

De meeste vormen van alcoholpromotie worden via zelfregulering beperkt. Het kabinet hecht veel belang aan zelfregulering, mede gelet op de langs die weg reeds bereikte beperkingen van reclame. Mede tegen die achtergrond is het kabinet niet voornemens thans over te gaan tot het instellen van een reclamebesluit. Wel zal het kabinet actief blijven volgen of de Reclamecode voor Alcoholhoudende Drank wordt nageleefd en zal tevens in het overleg met betrokken partijen het belang van verruiming van de code worden uitgedragen.

17

Wat is de reactie van het kabinet op het rapport van STAP dat veel jongeren ook na 21.00 uur nog in aanraking komen met alcoholreclames op de televisie (43% van de jongeren tussen de 12 en 17 jaar komt tussen 21.00 en 22.00 uur in aanraking met alcoholreclame, tussen 21.00 en 23.00 uur wordt nog 14%-23% van de 6–11 jarigen bereikt)? Is een reclameverbod tot 23.00 uur dan niet beter gezien het aangetoonde verband tussen alcoholreclame en het aanzetten tot drinken?

Met het alcoholreclameverbod tot 21.00 uur wordt aangesloten bij zeven andere Europese lidstaten die een tijdslot voor alcoholreclame tot 21.00 of 21.30 uur kennen. Daarom is in eerste instantie voor dit tijdstip gekozen. Deze maatregel is per 1 januari 2009 ingegaan en wordt jaarlijks gemonitord.

18

Waarom is de aangenomen motie Van der Vlies c.s. (27 565, nr. 16) om de stuntprijzen en happy hours te verbieden nog steeds niet uitgevoerd?

Deze motie wordt uitgevoerd door in de wijziging van de Drank- en Horecawet op te nemen dat gemeenten bevoegd worden – op basis van eigen afwegingen – de toepassing van prijsacties, in de vorm van happy hours of stuntprijzen, bij verordening te regelen.

19

Een van de problemen bij alcohol is dat er vooral bij ouders gebrek is aan kennis over de schade van alcohol op de jonge hersenen. Op welke wijze vindt voorlichting aan ouders plaats? Kan dat verstevigd worden?

Sinds 2006 voert de overheid de campagne «Voorkom alcoholschade bij uw opgroeiende kind». Deze campagne is gericht op ouders en verzorgers van opgroeiende kinderen. Er wordt vooral voorlichting gegeven over wat alcoholschade is en wat het met je kind doet. Met deze campagne wordt een zo breed mogelijke doelgroep aan opvoeders bereikt.

Daarnaast verschijnt eind dit jaar een handreiking van het Trimbos-instituut voor ouders over alcoholgebruik in buurten huiskamerketen. Hierin wordt ook ingegaan op de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik op de gezondheid van jongeren.

20

Is het kabinet bereid te onderzoeken of er een waarschuwingstekst op alcoholflesjes kan komen te staan?

Het kabinet heeft dit recent onderzocht. De betreffende brief is op 20 augustus jl. aan uw Kamer verzonden.

21

Sinds 1992 zijn vooral meisjes steviger gaan drinken. Welke specifieke maatregelen ziet het kabinet hier?

Uit het rapport Jeugd en Riskant gedrag uit 2007 blijkt dat meisjes ten opzichte van 1992 meer zijn gaan drinken. Over deze periode is echter wel sprake geweest van kleine fluctuaties, zo is het aantal meisjes dat ooit alcohol heeft gedronken in 2007 juist weer gedaald ten opzichte van 2003.

Daarnaast is er ook geen stijging van het aantal drinkende meisjes ten opzichte van het aantal drinkende jongens geconstateerd en drinken jongens nog altijd meer dan meisjes.

Gezien bovenstaande constateringen zien wij geen noodzaak voor specifieke maatregelen gericht op meisjes.

22

In hoeverre vindt er bij de alcoholpoli’s nazorg plaats? In hoeverre is de hulpverlening en verslavingszorg toegerust op de groep adolescenten?

In de vijf ziekenhuizen met zogenaamde alcoholpoli’s vindt uitgebreide nazorg plaats. Die bestaat uit onderzoeken en gesprekken met de jonge patiënt en zijn ouders. In de verslavingszorg worden momenteel 300 behandelplaatsen voor jongeren met verslavingsproblemen gerealiseerd. Indien nodig kunnen jongeren met verslavingsproblemen daar terecht.

23

Wanneer kan de Kamer het onderzoek verwachten naar de mogelijkheden om te komen tot een duidelijk zichtbaar label waarin wordt gewezen op de schadelijke effecten van (overmatig) alcoholgebruik, zoals de motie Voordewind/Leijten (27 565, nr. 56) verzocht?

De betreffende brief is op 20 augustus jl. aan uw Kamer verzonden.

24

Welke nieuwe feiten en inzichten heeft de Minister na het lezen van dit rapport?

Dit rapport laat zien dat er aanwijzingen bestaan voor het feit dat alcohol schade kan berokkenen aan het zich ontwikkelende brein, ook in de leeftijdsperiode van zestien tot achttien jaar. Nog geen enkele studie kan precies aangeven bij welke hoeveelheid alcohol op welke leeftijd schade of andere negatieve effecten optreden, maar onderzoek laat wel duidelijk zien dat vooral op jonge leeftijd, voorzichtigheid met het gebruik van alcohol geboden is.

Deze conclusie ondersteunt onze aanpak om ouders en jongeren via campagnes te wijzen op de schadelijkheid van alcohol voor jongeren, bijvoorbeeld via de campagne «voorkom alcoholschade bij uw opgroeiende kind».

25

Waarom geven ook wetenschappers steeds aan dat de leeftijdsgrens voor alcohol van 16 naar 18 jaar zou moeten terwijl het op basis van het huidige wetenschappelijk onderzoek niet mogelijk is om de effecten te preciseren voor de relatieve korte tijdsspanne tussen 16 en 18 jaar?

Het is inderdaad niet mogelijk effecten te preciseren voor deze periode. Wel is duidelijk dat de hersenen op het 18e levensjaar nog niet volledig tot ontwikkeling zijn gekomen en dat alcohol schade kan berokkenen aan de zich ontwikkelende hersenen. In de conclusie van dit rapport stellen de wetenschappers van het Trimbos-instituut daarom dat: «ieder jaar uitstel van alcoholgebruik is winst in fysieke, cognitieve en gedragsmatige zin.»

26

Aan welke leeftijd wordt het einde van de adolescentie gekoppeld, wanneer impuls en controle weer in balans zouden zijn?

Casey et al. baseren hun veronderstelling op verschillende onderzoeken en noemen hierbij zelf geen leeftijdsgrens. Volgens hun model is impuls en controle in balans wanneer de prefrontale cortex volledig tot rijping is gekomen. Er is (nog) geen eenduidig antwoord op de vraag wanneer dit exact is. Volgens bijvoorbeeld Evelien Crone (auteur van «Het puberende brein») kunnen ontwikkelingen in het rationele brein (controlefuncties) doorgaan tot ongeveer het 23ste levensjaar. In de literatuur wordt vaak gesproken over de late adolescentie en dan gaat het om jongeren van 19–22 jaar. Daarbij dient opgemerkt te worden dat er duidelijke individuele verschillen zijn in de snelheid van dit proces en dat hersenontwikkelingen niet bij iedereen even snel verlopen.

27

In hoeverre zijn onderzoeksresultaten onder ratten te vertalen naar mensen en meer specifiek resultaten bij adolescente ratten naar adolescenten?

In het rapport van Verdurmen en anderen uit 2006 wordt het volgende gesteld: «Het is niet met zekerheid te zeggen in hoeverre de bevindingen uit dierexperimenteel onderzoek van toepassing zijn op de mens, maar de verwachting is dat dit wel het geval is, aangezien de (werking van) hersenstructuren en neurotransmitters van ratten (grotendeels) overeenkomen met die van mens.»

Wanneer uit dieronderzoek blijkt dat alcoholgebruik gerelateerd is aan hersenschade, dan biedt dit volgens de onderzoekers van het Trimbos-instituut voldoende reden om aan te nemen dat dit bij de mens ook het geval kan zijn. Dit is echter niet met 100% zekerheid op basis van dierexperimenteel onderzoek te zeggen.

Het exact vertalen van de leeftijd van een rat naar mensen is ingewikkeld, ook omdat de adolescentie bij ratten een aantal weken duurt en bij mensen meerdere jaren.

28

Hoe is uit het onderzoek van Arts af te leiden dat pieken in de alcoholconsumptie schadelijker zijn dan een geleidelijker consumptiepatroon en wat wordt dan precies bedoeld met een «geleidelijk» consumptiepatroon?

Het onderzoek van Arts dient volgens de onderzoekers van het Trimbos-instituut als illustratie om aan te geven wat er op celniveau in de hersenen gebeurt wanneer er hoge concentraties alcohol genuttigd worden. Het onderzoek impliceert dat het mechanisme, zoals beschreven door Arts, in werking treedt wanneer er na een periode van fors alcoholgebruik, plotseling met gebruik gestopt wordt. Een meer geleidelijk consumptiepatroon is dan een patroon waarin geen sprake is van hoge pieken in alcoholgebruik, gevolgd door een periode van weinig tot geen alcoholconsumptie. Het gaat hierbij dus om een patroon van gematigd alcoholgebruik, dit in tegenstelling tot een patroon van bingedrinken.

29

Zijn er in Nederland longitudinale onderzoeken naar alcoholgebruik en alcoholschade die recent zijn afgerond of momenteel nog in uitvoering zijn?

Binnen het TRAILS project, een omvangrijk longitudinaal onderzoek naar oorzaken en gevolgen van lichamelijke en geestelijke gezondheid van kindertijd tot volwassenheid, wordt specifiek onderzoek verricht naar de invloed van alcoholgebruik op het cognitief functioneren. Dit onderzoek wordt verricht bij een cohort van ruim 2000 10- en 11-jarigen, dat in 2001 van start is gegaan. Op die leeftijd is hun cognitief functioneren onderzocht, er zijn tweejaarlijkse gegevens over hun alcoholgebruik en op dit moment, op 18- en 19-jarige leeftijd, wordt hun cognitief functioneren opnieuw onderzocht. Verdere, vergelijkbare, onderzoeken zijn bij ons niet bekend.

30

Welke terughoudendheid wordt bedoeld bij het generaliseren van conclusies uit studies met adolescenten die extreem drinken en waarom wordt hier een link met alcoholafhankelijkheid gelegd?

In vijf van de zeven studies weergegeven in tabel 1 van het rapport (blz. 13) werden adolescenten onderzocht die voldeden aan de DSM-criteria voor alcoholafhankelijkheid en/of een residentiële behandeling volgden in een verslavingskliniek. In de overige twee studies werden jongeren onderzocht die 21 (voor mannen) of 14 (voor vrouwen) alcoholhoudende consumpties per week nuttigden of hoger dan het 66e percentiel scoorden op een vragenlijst over hun alcoholgebruik. Dit patroon van alcoholgebruik wijkt duidelijk af van dat van de gemiddelde Nederlandse jongere, waardoor volgens de onderzoekers van het Trimbos-instituut voorzichtigheid moet worden betracht in het generaliseren van de conclusies van deze studies naar de situatie van de gemiddelde adolescent.

31

Wat wordt bedoeld met «deze resultaten suggereren dat er een afname van risico is tussen het achttiende en negentiende levensjaar»?

Uit het onderzoek van Winters en Lee bleek dat bij jongeren van ongeveer 12–18 jaar die net waren begonnen met het drinken van alcohol, de kans groter is op het ontwikkelen van alcoholafhankelijkheid. Bij jongeren van 19 jaar bleek deze verhoogde kans niet aanwezig, wat een afname van het risico op het ontwikkelen van alcoholafhankelijkheid suggereert voorafgaande aan het negentiende levensjaar. Omdat dit gebaseerd is op één studie, kunnen de wetenschappers van het Trimbos-instituut echter nog geen definitieve conclusies trekken, vandaar het woord «suggereert».

32

Waaruit blijkt dat er sprake zou zijn van een oorzakelijk verband tussen vroeg alcoholgebruik en latere alcoholproblematiek in plaats van een correlatie die verklaard kan worden uit andere factoren?

Aanwijzingen voor een oorzakelijk verband tussen vroeg alcoholgebruik en latere alcoholproblematiek komen volgens de onderzoekers van het Trimbos-instituut vooral uit een onderzoek van Hawkins (1997). In deze longitudinale studie werd de relatie onderzocht tussen een groot aantal risicofactoren en later problematisch alcoholgebruik. Van de vele risicofactoren (waaronder beginleeftijd, drinkgedrag ouders, opvoedingsgedrag ouders, drinkgedrag peers en verbondenheid met school) liet alleen beginleeftijd een longitudinaal verband zien met problematisch alcoholgebruik een aantal jaren later. Dit onderzoek ondersteunt het idee dat een vroege beginleeftijd de kans op later problematisch alcoholgebruik bevordert.

33

Betekent beginleeftijd de leeftijd waarop het eerste glas werd gedronken of is beginleeftijd de leeftijd waarop men met enige regelmaat alcoholconsumpties tot zich neemt?

In het onderzoek dat in het rapport aangehaald wordt, is beginleeftijd gebruikt als een construct van drie maten: op 11-jarige leeftijd de vraag of de respondent wel eens alcohol heeft gedronken en op 17-jarige leeftijd de vraag hoe oud de respondent was toen hij/zij voor het eerst meer dan twee slokjes alcohol dronk en hoe oud hij/zij was toen hij/zij voor het eerst regelmatig dronk (minstens één tot twee keer per maand). Beginleeftijd is hier dus een verzamelterm voor leeftijd van een eerste slokje en beginleeftijd van regelmatig drinken.

34

Welke patronen van alcoholgebruik zijn te onderscheiden?

In het onderzoek van Wells, wat in het rapport aangehaald wordt, worden vier klassen drinkers onderscheiden, waarbij klasse 1 de afgelopen drie maanden geen alcohol gedronken had en klasse 4 tekenen van alcoholmisbruik vertoonde, klasse 2 en 3 zaten hier tussenin. De klassen werden onderscheiden door hun scores op frequentie van alcoholconsumptie gedurende de afgelopen drie maanden, gemiddelde hoeveelheid alcoholconsumptie per gelegenheid gedurende het afgelopen jaar, grootste alcoholconsumptie tijdens één gelegenheid tijdens de afgelopen drie maanden en het aantal alcoholgerelateerde problemen gedurende het afgelopen jaar.

35

Wat bedoelen Verdurmen e.a. met «de context waarin gedronken wordt» en in hoeverre wordt momenteel in de alcoholpreventie rekening gehouden met die context?

Verdurmen e.a. stellen dat bijvoorbeeld het drinken in een publieke context gerelateerd is aan een verhoogd risico op alcoholgerelateerde agressie. Met «publieke context» bedoelt Verdurmen enerzijds situationele factoren die de kans op agressie bij alcoholgebruik kunnen verhogen, zoals provocatie of sociale druk, en anderzijds factoren die de kans op agressie verminderen, zoals het communiceren van niet-agressieve bedoelingen, communiceren van een niet-agressieve norm en er voor zorgen dat de persoon zich bewust wordt van zichzelf en zijn gedrag.

Voor zover ons bekend wordt er bij de preventie van uitgaansgeweld wel aandacht besteed aan het optimaliseren van deze publieke context, dus aan het vermijden van agressiebevorderende factoren en het gebruik van agressieremmende methodieken.

36

Welke mogelijke voordelen kunnen op basis van dit onderzoek worden verwacht/verondersteld wanneer de leeftijdsgrens voor alcohol wordt verhoogd van 16 naar 18 jaar?

Volgens onderzoekers van het Trimbos-instituut zal een dergelijke maatregel kunnen bijdragen aan het terugdringen van alcoholgebruik van jongeren in de leeftijd tot 18 jaar. Vervolgens mag, volgens de onderzoekers, op basis van dit rapport verwacht worden dat vermindering van het alcoholgebruik van jongeren tot 18 jaar tot gevolg zal hebben dat het risico op het ontstaan van structurele en functionele beschadigingen of achterstanden in de hersenen van jongeren, en daarmee in het cognitieve functioneren van jongeren, af zal nemen.

Hierbij wordt door de onderzoekers wel opgemerkt dat uit ander onderzoek is gebleken dat controle van de handhaving van de norm essentieel is voor de naleving ervan. Wettelijke bepalingen en begrenzingen zijn overigens niet altijd effectiever dan andere beleidsinstrumenten.

37

Zijn er grote verschillen in nadelige of voordelige effecten te verwachten tussen enerzijds «geen alcoholgebruik» onder de 18 of «voorzichtig alcoholgebruik tussen 16 en 18» of geven de onderzoeksresultaten daar te weinig inzicht in?

Er zijn op dit moment geen onderzoeken bekend naar verschillen tussen effecten van alcoholgebruik bij matige drinkers enerzijds en niet-drinkers anderzijds. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 30, richt het beschikbare onderzoek zich op zware drinkers en jongeren met alcoholafhankelijkheid. Huidige onderzoeksresultaten bieden dus te weinig inzicht om deze vraag te kunnen beantwoorden.

38

Welk aanvullend (longitudinaal) onderzoek naar de schadelijke effecten van alcoholgebruik is aan te bevelen?

Op dit moment is er geen longitudinaal onderzoek naar de schadelijke effecten van alcoholgebruik bij adolescenten beschikbaar. Alle recente literatuur over dit onderwerp is voor dit rapport door de onderzoekers opgezocht, beoordeeld en indien bruikbaar, verwerkt.

Zoals omschreven bij antwoord 29 wordt in het TRAILS-project onderzoek gedaan naar de mogelijke schadelijke gevolgen van alcoholgebruik voor het neurocognitieve functioneren van jongeren. Een beperking van dit onderzoek is volgens de onderzoekers van het Trimbos-instituut echter dat het om tweejaarlijkse metingen gaat, waardoor kleine veranderingen in de gevolgen van alcoholgebruik voor neurocognitief functioneren niet achterhaald kunnen worden. Om inzicht te krijgen in geleidelijke veranderingen zou volgens de onderzoekers longitudinaal onderzoek met kortere tijdsintervallen (bijvoorbeeld van een half jaar) noodzakelijk zijn.

Daarnaast zou onderzoek met behulp van (f)MRI-scans meer inzicht kunnen geven in de structurele en/of functionele veranderingen van de hersenen bij jongeren die gematigd en veel drinken.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Sap (GL) en De Roos-Consemulder (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Atsma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Arib (PvdA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill’ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), De Mos (PVV), Luijben (SP), Heerts (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Halsema (GL) en De Wit (SP).

XNoot
1

Peildatum 1 juli 2009.

Naar boven