27 565
Alcoholbeleid

nr. 20
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 november 2001

Op 6 november jl. heeft de Tweede Kamer negen moties over de Alcoholnota (27 565, nrs. 5, 7, 8, 9, 10, 12, 15, 16 en 17) aangenomen. Hierbij bericht ik u over mijn standpunt dienaangaande.

Motie nr. 5 van het lid Hermann verzoekt de regering de alcoholfabrikanten te verplichten de aanduiding van het alcoholgehalte zeer duidelijk te vermelden op verpakkingseenheden van alcoholhoudende dranken, tevens het opschrift «Verboden te verkopen aan personen onder de 16/18 jaar.» op elk alcoholhoudend product te vermelden en de controle op leeftijd bij de verkoop te intensiveren.

Ik onderschrijf de strekking van deze motie en beschouw deze als een ondersteuning van het kabinetsbeleid tegen alcoholmisbruik. Het is een goede zaak om aan de consument duidelijk te maken hoeveel alcohol ergens in zit. Daarom heeft het kabinet in de Alcoholnota aangegeven dat de EU-regelgeving over vermelding van het alcoholgehalte aanscherping behoeft. Ik wil ook nagaan of de verplichting een ingrediëntendeclaratie op te nemen uitgebreid kan worden. Daartoe zal ik binnenkort de Europese Commissie schriftelijk gaan benaderen.

Inmiddels heb ik de alcoholproducenten gevraagd hoe zij gevolg kunnen geven aan de uitvoering van de eerste twee elementen van deze motie. Aan het derde element van de motie geef ik al uitvoering: de Keuringsdienst van Waren wordt momenteel versterkt met tientallen controleurs voor een beter toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet. Intensiveren van het toezicht op de naleving van de verplichte leeftijdsvaststelling door de alcoholverstrekkers is daarbij één van de prioriteiten. Voorts verstrek ik een financiële bijdrage aan de alcoholbranche voor het informeren en instrueren van de eigen achterban (verkooppunten).

Motie nr. 7 van het lid Oudkerk c.s. verzoekt de regering om de alcoholmarketing gericht op jongeren te verbieden.

Zoals ik op 8 oktober jl. tijdens het nota-overleg heb aangegeven, vind ik deze motie sympathiek. De promotie van een bewustzijnsbeïnvloedend, in potentie verslavend en ook in andere opzichten risicovol product moet verre van minderjarigen worden gehouden. Onlangs heb ik de organisaties wier achterban betrokken is bij de productie, import, promotie en distributie van alcoholhoudende dranken gevraagd of ze bereid zijn de alcoholmarketing gericht op jongeren geheel achterwege te laten. Het moet mogelijk zijn deze kwestie adequaat te regelen in de zelfreguleringscodes en in het komende besluit krachtens de Drank- en Horecawet ter beperking van alcoholmarketing.

Motie nr. 8 van het lid Oudkerk c.s. verzoekt de regering het hanteren van «happy hours» te verbieden.

Ik vind deze motie sympathiek. «Happy hours» stimuleren méér drinken dan je van plan was. Inmiddels heb ik de horeca- en sportsector gevraagd of zij bereid zijn volledig af te zien van «happy hours». Het is te hopen dat de horeca- en sportsector dit duidelijke signaal vanuit de Kamer opvolgen.

Het aankondigen van en de promotie voor «happy hours» kan worden aangepakt in het komende Reclamebesluit. «Happy hours» zèlf verbieden behoeft wijziging van de Drank- en Horecawet. Daar ben ik zo nodig – als zelfregulering mislukt – toe bereid.

Motie nr. 9 van het lid Buijs c.s. verzoekt de regering specifiek beleid op het gebied van preventie en voorlichting, gericht op het terugdringen van alcoholmisbruik onder jongeren, te ontwikkelen.

Deze motie beschouw ik als een ondersteuning van mijn alcoholpreventiebeleid. In het licht van het toegenomen alcoholmisbruik onder jongeren is het zaak een extra inspanning te leveren op het gebied van preventie en voorlichting. De Europese lidstaten van de Wereldgezondheidsorganisatie hebben in februari 2000 de «Declaration on Young People and Alcohol» aangenomen. Daarin staan doelstellingen voor het beleid gericht op jongeren in de periode tot 2006. Ik zal ter uitvoering van deze motie aan de hand van deze doelstellingen nagaan welke extra inspanningen Nederland op dit punt zou kunnen leveren.

De motie onder stuk nr. 10 van het lid Buijs c.s. verzoekt de regering een plan uit te werken op basis waarvan de GGD de functie van preventieconsulent in het basisonderwijs kan invullen.

Het voorstel uit deze motie spreekt mij aan. Ik zal nog dit jaar GGD Nederland verzoeken het in de motie bedoelde plan spoedig uit te werken. De financiering hiervan kan gevonden worden in het recent gecreëerde fonds ter versterking van de openbare gezondheidszorg.

Motie nr. 12 van het lid Kant verzoekt de regering de benodigde f 450 000,– ter beschikking te stellen voor het voorstel van het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie (NIGZ) voor onderzoek ten behoeve van meer en beter inzicht in de indicatoren en monitoring van de gevolgen van excessief alcoholgebruik onder jongeren.

Bij brief van 11 oktober jl. heb ik deze motie ontraden. Daarbij heb ik echter tevens aangegeven dat naar aanleiding van het commentaar van het NIGZ destijds op de ontwerp-Alcoholnota het idee van landelijke monitoring als zodanig door mij is overgenomen. Inmiddels is er al overlegd met het Bureau Nationale Drugmonitor (NDM) hoe zo'n monitoring van drinkgewoonten onder jongeren het beste geoperationaliseerd kan worden. Het NDM zal daartoe binnenkort een voorstel indienen. Op basis daarvan zal ik inhoudelijk en financieel besluiten over extra onderzoek en monitoring.

De aangehouden motie nr. 14 van het lid Rouvoet c.s. verzoekt de regering ertoe over te gaan het opnemen van een waarschuwingstekst als «Overmatig alcoholgebruik schaadt de gezondheid.» op de verpakkingseenheden van alcoholhoudende producten verplicht te stellen.

Het aanbrengen van een waarschuwing op alcoholproducten kan bijdragen tot bewustwording van de risico's van overmatig alcoholgebruik. In samenhang met de uitvoering van motie nr. 5 van het lid Hermann heb ik de alcoholfabrikanten onlangs gevraagd hoe zij gevolg kunnen geven aan het aanbrengen van dergelijke aanduidingen op het etiket. Zij zullen mij hierover schriftelijk berichten tijdig vóór het eerste Regulier Overleg Alcoholpreventiebeleid medio januari a.s.

Motie nr. 15 van het lid Rouvoet c.s. verzoekt de regering een inventarisatie te maken van zowel de mogelijkheden tot, als de voor- en nadelen van het relateren van openbare dronkenschap aan een bepaald alcoholpromillage.

Met het oog op een adequate aanpak van het alcoholgerelateerde geweld op straat is het denkbaar de strafbepaling «zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden» in artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht te concretiseren. Met de Minister van Justitie zal ik nagaan of dit een begaanbare en zinvolle weg is. Wellicht zullen ook de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het openbaar ministerie en de politie bij deze beraadslaging betrokken moeten worden. Conform het dictum van de motie zal de regering ernaar streven de Kamer uiterlijk rond de jaarwisseling te informeren over de uitkomst van dit beraad.

De motie onder stuk nr. 16 van het lid Van der Vlies c.s. verzoekt de regering te komen tot een wettelijk verbod van stuntaanbiedingen en dumpprijzen voor alcoholhoudende dranken.

Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van het kabinetsbeleid, want in de Alcoholnota is aangegeven dat een zodanig alcoholbeleidsinstrument nadere uitwerking kan krijgen in het komende wijzigingsvoorstel Drank- en Horecawet.

Echter, het mooiste zou natuurlijk zijn als de fabrikanten en verkooppunten van alcohol uit zichzelf niet meer zouden stunten en dumpen. Daarom heb ik hen onlangs gevraagd hoe zij staan tegenover het vrijwillig afzien van stuntaanbiedingen en dumpprijzen.

Het aankondigen van en de promotie voor stuntaanbiedingen en dumpprijzen kan worden geregeld in het komende Reclamebesluit. Dumpprijzen en stuntaanbiedingen zèlf verbieden behoeft wijziging van de Drank- en Horecawet. Als de zelfregulering faalt, ben ik daartoe bereid.

Motie nr. 17 van het lid Lambrechts c.s. verzoekt de regering op het eerstkomende verantwoordingsmoment, te weten mei 2002, in beeld te brengen wat ook de andere betrokken departementen bijdragen aan voorlichting, handhaving en onderzoek in het kader van het kabinetsbeleid ter preventie van alcoholmisbruik.

Deze motie spreekt mij aan, omdat zij tot uitdrukking brengt dat de alcoholproblematiek een brede aanpak vergt die zeker niet uitsluitend inspanningen op het VWS-beleidsterrein vraagt. Aan de andere kant wil ik toch ook benadrukken dat de Alcoholnota in interdepartementaal verband tot stand is gekomen en zonder meer een échte kabinetsnota mag worden genoemd.

Inmiddels is dit onderwerp geagendeerd voor het eerstkomende interdepartementale alcoholoverleg medio december. Samenhangend hiermee zal ook aan de orde komen of het zinvol is méér doelen voor alcoholbeleid op het terrein van andere departementen te formuleren. Overeenkomstig het dictum van de motie zal de Kamer tijdig worden geïnformeerd.

In samenhang met deze moties en in vervolg op hetgeen verder nog naar voren is gebracht tijdens het nota-overleg van 8 oktober jl. heb ik inmiddels ook de volgende zaken in gang gezet.

Aan de alcoholfabrikanten en de horecasector heb ik – dit in vervolg op mijn eerdere verzoek bij brief van 27 september jl. en gezien de nu voorliggende Kameruitspraak via voornoemde motie nr. 7 – expliciet gevraagd of zij bereid zijn geheel af te zien van horecapromoties in gelegenheden die door minderjarigen worden bezocht.

Verder heb ik de organisaties die betrokken zijn bij de productie, import, promotie en distributie van alcoholhoudende dranken gevraagd hoe hoog de bijdrage is die zij gezamenlijk in relatie tot hun uitgaven aan alcoholreclame jaarlijks willen doneren in een op te richten fonds voor alcoholvoorlichting en -onderzoek.

Daarnaast heb ik de betrokken sectoren uit de alcoholbranche gevraagd in welke mate zij vrijwillig de frisdrankprijzen willen verlagen.

Tevens is hen de vraag voorgelegd welke bijdrage, financieel en anderszins, men bereid is te leveren aan het tot stand komen van een leeftijdskaart voor de distributie van genotmiddelen.

Bovendien heb ik de alcoholbranche gevraagd hoe men de door het lid Hermann voorgestelde «barcodepiep» kan helpen realiseren.

Over al deze onderwerpen is inmiddels al overleg met de branche gevoerd. In vervolg hierop zullen de diverse partijen uit de alcoholbranche tijdig vóór het eerste Regulier Overleg Alcoholpreventiebeleid medio januari a.s. hun definitieve standpunt schriftelijk kenbaar maken.

Tenslotte heb ik richting de betrokken organisaties aangegeven voornemens te zijn de leeftijdsaanduidingen op de alcoholverkooppunten te gaan evalueren op onder meer leesbaarheid, begrijpelijkheid, zichtbaarheid en verspreiding. In dit verband verwijs ik naar artikel 20, lid 6, van de Drank- en Horecawet, dat mij de bevoegdheid geeft daaromtrent nadere regels te stellen en een eenduidig landelijk model voor te schrijven.

Voor het einde van het Kerstreces van de Kamer zal ik u nader berichten over de voortgang bij de uitvoering van de moties en mijn toezeggingen tijdens het nota-overleg op 8 oktober 2001.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

Naar boven