nr. 102
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2010
Op 2 juni 2009 heeft uw Kamer de motie Van Gent aangenomen (27 565,
nr. 87). Daarin werd gevraagd om «onderzoek te doen naar de plekken
waar het comazuipen plaatsvindt». In mijn brief van 13 juli 2009
(27 565, nr. 93) zegde ik u toe – ter uitvoering van deze
motie – opdracht te geven tot nadere analyse van alle ziekenhuisopnamen
sinds 2007 van kinderen en jongeren met een alcoholvergiftiging. Bijgaand
zend ik u, mede namens de minister voor Jeugd en Gezin, het betreffende rapport.1
De onderzoeksgegevens zijn verzameld middels het Nederlands Signaleringscentum
Kindergeneeskunde. In totaal zijn ruim 700 gevallen van alcoholintoxicatie
uit 81 verschillende ziekenhuizen gerapporteerd en geanalyseerd. Het zijn «gemiddelde»
jongeren, uit traditionele gezinnen met een Nederlandse achtergrond die met
alcoholintoxicatie te maken krijgen. Het zijn ongeveer even vaak jongens als
meisjes, in leeftijd variërend van 11 tot en met 17 jaar. De alcohol
wordt vooral verkregen via vrienden, maar in eenderde van de gevallen ook
via een commerciële verstrekker. De plaats waar de alcohol wordt gedronken
is in de meeste gevallen bij derden thuis. Bier, sterke drank en post-mix
dranken zijn het meest vaak geconsumeerd. Het bloedalcoholgehalte van de jongeren
is gemiddeld 1,8 promille. De meeste jongeren komen in coma aan in het ziekenhuis.
Zij zijn gemiddeld drie uur buiten bewustzijn. Acht op de tien jongeren wordt
aan een infuus gelegd. Ongeveer 10% wordt op de intensive care afdeling
behandeld.
Op 2 juni 2009 heeft de TK ook de gewijzigde motie Leijten c.s. (27 565,
nr. 91) aangenomen. Hierin wordt de regering gevraagd te bevorderen dat
de alcoholpoli’s relevante gegevens over het drankgebruik van hun patiënten
ter beschikking stellen voor het lokale alcoholbeleid.
Ter uitvoering van deze motie heb ik Professor dr. G.M. Schippers, voorzitter
van het Partnership Vroegsignalering Alcohol (waar het project met de alcoholpoli’s
onderdeel van is), verzocht om de coördinatoren van deze poli’s
bij het Medisch Centrum Leeuwarden, het Westfriesgasthuis in Hoorn, het Máxima
Medisch Centrum in Veldhoven, het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven en de
Reinier de Graaf Groep in Delft te vragen om voortaan de bij hen bekend zijnde
gegevens die relevant zijn voor het lokale (handhavings)beleid aan de betreffende
gemeenten ter beschikking te stellen. Professor Schippers had mij reeds eerder
mondeling zijn medewerking toegezegd aan de uitvoering van deze motie.
Ik vertrouw erop de twee genoemde moties hiermee uitgevoerd te hebben.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink