27 565
Alcoholbeleid

nr. 100
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 november 2009

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 11 september 2009 inzake het rapport van de Voedsel en Waren Autoriteit over alcoholhoudende energiedrankjes (Kamerstuk 27 565, nr. 95).

De op 12 oktober 2009 toegezonden vragen en opmerkingen zijn met de door de minister bij brief van 24 november2009 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Smeets

Adjunct-griffier van de commissie,

Clemens

Inhoudsopgave blz.

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties 2

II. Reactie van de minister 4

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de minister en het rapport over alcoholhoudende energiedrankjes. Zij ontvangen graag antwoord op de volgende vragen.

– Is er volgens de minister, op basis van de risicobeoordeling van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), sprake van evident bewezen risico’s van inname van alcoholhoudende energiedrankjes of van het gebruik van energiedrankjes in combinatie met alcohol?

– Wat is het oordeel van de minister over de conclusie van de VWA dat er aanwijzingen zijn dat de inname van energiedrank leidt tot meer probleemgedrag en het mengen met alcohol mogelijk tot een grotere inname van alcohol en het vaker optreden van alcoholgerelateerde consequenties?

– Is er volgens de minister voldoende empirisch onderzoek gedaan naar de schadelijke effecten van alcoholhoudende energiedrankjes en het combineren van energiedrankjes met alcohol?

– Waarom neemt de minister de suggestie van de VWA niet over om gevallen van ernstig nadelige effecten van inname van alcoholische dranken in combinatie met energiedrank te laten inventariseren, bijvoorbeeld binnen bestaande lopende inventarisaties zoals analyse van drinkgedrag van comazuipers die zich melden bij de spoedeisende hulp?

– In hoeverre wordt momenteel in de voorlichting en preventie richting jongeren gewezen op de mogelijke risico’s van alcoholhoudende energiedrankjes en het gebruiken van energiedrankjes in combinatie met alcohol? Ziet de minister mogelijkheden daartoe over te gaan?

– Acht de minister het zinvol en mogelijk om op Europees niveau de discussie over waarschuwende etikettering van (alcoholhoudende) energiedrankjes op gang te brengen?

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de risicoschatting door het Bureau risicobeoordeling van de Voedsel en Warenautoriteit. Er is nu naast het internationale onderzoek, waarop de Stichting Alcoholpreventie het verzoek baseerde aan de Nederlandse supermarkten om alcoholhoudende energiedrankjes uit de schappen te weren, ook een onafhankelijke literatuurstudie in Nederland gedaan.

De conclusies uit het onderzoek dat er aanwijzingen zijn dat inname van energiedrank leidt tot meer probleemgedrag, dat mengen met alcohol kan zorgen dat de rem eraf gaat en dat er nog meer alcohol ingenomen wordt en dat daarbij vaker alcoholgerelateerde consequenties zullen voorkomen, met daarbij het feit dat door consumptie van energiedrank de effecten van gelijktijdig ingenomen alcohol minder gevoeld worden, zijn volgens de leden van de PvdA-fractie zorgwekkend.

De minister geeft aan dat de uitkomsten van het onderzoek geen aanleiding geven om over te gaan tot de introductie van waarschuwingsteksten op etiketten of het ondernemen van andere acties. Dit in tegenstelling tot de adviezen in het rapport van het Bureau risicobeoordeling van de Voedsel en Waren Autoriteit.

De leden van de PvdA-fractie willen graag van de minister weten waarop zijn stelling dat er geen indicatie is dat de inname van alcoholhoudende energiedrankjes een omvangrijk probleem vormt, gebaseerd is. In het rapport wordt toch juist gesteld dat er nu geen inventarisatie is van gevallen waarbij sprake is van ernstige nadelige effecten, met andere woorden, de effecten zijn niet bekend. Kan de minister het initiatief nemen om te komen tot een dergelijke inventarisatie, zodat dan wel bekend is of er een probleem is en zo ja, hoe groot het dan is?

De gezondheidseffecten van consumptie van meerdere blikjes of flesjes zijn namelijk grotendeels onbekend, dit door het ontbreken van de veiligheidsdossiers. Waarom neemt de minister de aanbeveling uit het rapport niet over om aan de producenten deze veiligheidsdossiers te vragen, zodat tot een EU-brede aanpak gekomen kan worden?

Door etikettering kunnen consumenten gewezen worden op het gevaar van de combinatie van energiedrank en alcohol, dit is dan ook één van de aanbevelingen van het rapport.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de minister er niet voor kiest om in ieder geval de producenten te verzoeken over te gaan tot vrijwillige etikettering.

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie zijn het eens met het voornemen van de minister om niet over te gaan tot introductie van waarschuwingsteksten op alcoholhoudende energiedrankjes of tot het ondernemen van andere acties. Uit het onderzoek van de Voedsel en Waren Autoriteit blijkt dat er hier geen sprake is van een omvangrijk probleem.

Wel vragen deze leden, zoals verwoord in de VVD-Zorgnota uit 2008, aandacht van de minister voor de handhaving van de regelgeving met betrekking tot jongeren jonger dan 16 jaar.

Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de directeur van het Bureau risicobeoordeling van de VWA aan de minister van VWS en de minister van LNV. De beleidsmatige reactie van de minister van VWS vinden deze leden zeer beperkt. Daarom maken zij gebruik van de mogelijkheid om de minister enkele vragen te stellen.

De leden van de SGP-fractie vragen de minister inhoudelijk te reageren op de conclusie dat er aanwijzingen zijn dat de inname van een energiedrank leidt tot meer probleemgedrag. Daarnaast vragen zij eenzelfde inhoudelijke reactie op de conclusie dat het mengen met alcohol mogelijk leidt tot een grotere consumptie van alcohol en het vaker optreden van alcoholgerelateerde consequenties. Hoe reageert de minister op het Amerikaanse onderzoek onder studenten, waarbij de frequentie van de consumptie van energiedrank positief werd geassocieerd met risicovol (probleem)gedrag? Welke consequenties verbindt de minister aan dit onderzoek? De leden van de SGP-fractie vragen ook een inhoudelijke reactie op de conclusie dat de consumptie van energiedrank of cafeïne samen met alcohol leidt tot een verminderde waarneming van alcoholeffecten. Welke consequenties verbindt de minister aan die conclusies? Wie garandeert dat de doelgroep maar één blikje energiedrank van 250 ml drinkt?

De leden van de SGP-fractie vragen de minister te beargumenteren waarom de uitkomsten van dit onderzoek geen aanleiding zijn om nadere maatregelen aan te kondigen. Moet een probleem in de visie van de minister per se omvangrijk zijn om maatregelen aan te kondigen, als de effecten voor individuele personen daarentegen wel groot kunnen zijn? Hoe gaat de minister om met de aanbeveling om veiligheiddossiers van (alcoholhoudende) energiedrankjes te laten beoordelen? Welke rol ziet de minister hierin voor de EU? Gaat de minister het advies opvolgen om de ernstige nadelige effecten van inname van alcoholische dranken in combinatie met energiedrank te inventariseren? Zo ja, op welke termijn kan dat onderzoek tegemoet gezien worden? Zo nee, waarom niet? Wat is de argumentatie van de minister om niet over te gaan tot de introductie van waarschuwingsteksten op alcoholhoudende energiedrankjes?

II. REACTIE VAN DE MINISTER

De fracties van CDA en SGP vragen naar de relatie tussen energiedrank en probleemgedrag. De VWA vond in de literatuur enkele Amerikaanse onderzoeken bij studenten die suggereren dat er een positieve relatie is tussen de consumptie van energiedranken en probleemgedrag (het niet gebruiken van de veiligheidsgordel, marihuanagebruik, vechten, het nemen van seksuele risico’s). Dit hoeft echter niet te betekenen dat probleemgedrag wordt veroorzaakt door het gebruik van energiedrankjes. Het zou ook zo kunnen zijn dat er door probleemgroepen méér energiedrankjes worden gedronken dan door groepen zonder problemen. Dat het geconstateerde probleemgedrag derhalve meer een uiting is van een bepaald leef- en consumptiepatroon. De door de VWA gevonden literatuur is daarover onvoldoende duidelijk.

De leden van de CDA en de SGP-fracties hebben vragen over de risico’s van inname van alcoholhoudende energiedrankjes en van energiedrankjes in combinatie met alcohol. Is er voldoende empirisch onderzoek gedaan?

Uit het rapport van de VWA is op te maken dat er risico’s verbonden zijn aan de inname van alcoholhoudende energiedrankjes en energiedrankjes in combinatie met alcohol. In elk geval kan de alcohol in die mixdrankjes het drinken ervan riskant maken. Of, en zo ja in hoeverre er kans is op schade als gevolg van de consumptie van alcohol, is sterk afhankelijk van de gebruiker (jong/oud, man/vrouw), van de wijze waarop wordt gedronken (snel/langzaam, met/zonder maaltijd) en van de hoeveelheid alcohol die de gebruiker binnen een bepaalde tijd tot zich neemt.

Uit het VWA-rapport blijkt ook dat nog onvoldoende onderzocht is of het mixen van energiedrankjes met alcohol tot hogere alcoholconsumptie en derhalve tot meer alcoholschade leidt. De VWA stelt voorzichtig dat er aanwijzingen zijn dat er mogelijk vaker als gevolg van energiedrankjes alcoholgerelateerde consequenties optreden. Het lijkt verstandig de literatuur op dit punt zorgvuldig te blijven volgen.

Op de vraag van de CDA-fractie of er voldoende empirisch onderzoek gedaan is naar de schadelijke effecten van alcoholhoudende energiedrankjes en het combineren van energiedrankjes met alcohol kunnen wij slechts antwoorden dat dat niet het geval lijkt te zijn.

De leden van de CDA-, de PvdA- en de SGP-fractie vragen waarom de suggestie van de VWA niet is overgenomen om de problemen van het gebruik van deze mixdrankjes te inventariseren. Wij hebben hier niet voor gekozen omdat onderzoek naar het brede scala van ernstige en minder ernstige nadelige effecten moeilijk uitvoerbaar en derhalve kostbaar is. Dan zou immers gekeken moeten worden naar mogelijke (verkeers) ongevallen, agressie-delicten, lichamelijke problemen, schooluitval, problemen thuis etc.

Wèl worden naar aanleiding van de motie Van Gent (Kamerstuk 27 565, nr. 87) de circa 400 ziekenhuisopnames van jongeren met een alcoholvergiftiging tussen 2007 en 2009 nader geanalyseerd. Deze analyse zal ook ingaan op de soort genuttigde drank direct voorafgaande aan de ziekenhuisopname en kan derhalve inzicht geven in de omvang van het aantal alcoholintoxicaties als gevolg van het gebruik van energiedranken met alcohol. Deze nadere analyse zal einde van dit jaar gereed zijn. Het rapport zal u dan zo snel mogelijk worden toegezonden.

Als uit deze analyse duidelijk wordt dat het gebruik van alcoholhoudende energiedrankjes (kant-en-klaar of zelf gemixt) naar verhouding vaak leidt tot ernstige alcoholvergiftigingen, of als uit de internationale wetenschappelijke literatuur naar voren zou komen dat er door het gebruik van deze dranken vaker alcoholgerelateerde problemen ontstaan, zou overwogen kunnen worden toch een breder onderzoek te starten. In elk geval is er in de VWS-begroting 2010 geen budget opgenomen voor een brede inventarisatie van de mogelijke nadelige gevolgen van het gebruik van energiedranken en alcohol.

De fractie van het CDA vraagt naar de voorlichting aan jongeren over alcoholhoudende energiedrankjes.

Het Trimbos-instituut ontvangt rechtstreeks van de rijksoverheid en via ZONMw subsidie voor de uitvoering van alcoholvoorlichtingscampagnes en schoolprojecten gericht op jongeren.

Op de speciale website van het Trimbos-instituut (www.alcoholinfo.nl) wordt summier ingegaan op de mogelijke risico’s van het mixen van energiedrankjes met alcohol. Wij zijn gaarne bereid met dit instituut te bespreken of er aanleiding is de informatie op dit punt aan te passen.

De leden van de CDA- en van de SGP-fractie vragen naar de mogelijkheid van waarschuwingsteksten op energiedrankjes.

Recent is een brief aan uw Kamer gezonden (Kamerstuk 27 565, nr. 94) waarin is toegelicht waarom het kabinet op dit moment niet voornemens is over te gaan tot invoering van waarschuwende etikettering op alcoholhoudende dranken. Het belangrijkste argument is dat wetenschappelijk niet is aangetoond dat waarschuwingsteksten op alcoholhoudende dranken tot gedragsverandering leiden. Het ontbreken van relevante onderzoeksresultaten op dit punt betekent ons inziens ook dat het nu niet aan de orde is om op Europees niveau de discussie op gang te brengen over waarschuwingsteksten op energiedrankjes.

De leden van de PvdA-fractie willen weten waarop de stelling dat er geen indicatie is dat de inname van alcoholhoudende energiedrankjes een omvangrijk probleem vormt, gebaseerd is.

De stelling dat het gebruik van alcoholhoudende energiedrankjes niet omvangrijk is, is gebaseerd op het ontbreken van signalen dat deze producten op grote schaal worden geconsumeerd.

Het Productschap Dranken en de STIVA geven, desgevraagd, aan nauwelijks verkoop van kant-en-klare mixen van energiedrankjes en alcohol te zien en daar ook geen meldingen van te krijgen. Er zijn wel signalen dat energiedrankjes met alcohol (meestal wodka) worden gemengd. Er is geen zicht op de omvang van het gebruik van zelfgemixte dranken.

De leden van de fracties van de PvdA en de SGP vragen waarom producenten van alcoholhoudende energiedrankjes niet gevraagd worden om veiligheidsdossiers of om vrijwillige etikettering.

Er is geen wettelijk kader om producenten te vragen om veiligheidsdossiers. Op vrijwillige basis zou dat natuurlijk wel kunnen. De producenten zouden ook uit eigener beweging kunnen besluiten over te gaan tot waarschuwende teksten op de etiketten. Mocht er regelgeving nodig zijn, dan geven wij de voorkeur aan een EU-brede aanpak.

De VVD fractie vraagt aandacht voor de handhaving van de regelgeving met betrekking tot jongeren onder de 16 jaar.

Op 18 juli 2009 is een voorstel van wet tot wijziging van de Drank- en Horecawet naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 32 022, nr. 2). In dat wetsvoorstel is onder meer decentralisatie van het toezicht op de naleving van de bepalingen van de Dranken Horecawet opgenomen.

De regering verwacht dat decentralisatie van het toezicht zal leiden tot een efficiënter en meer gerichte inzet van het toezicht op de bepaling dat het niet is toegestaan alcoholhoudende drank te verstrekken aan jongeren beneden de 16 jaar.

Tot slot vragen de leden van de SGP-fractie te beargumenteren waarom de uitkomsten van dit onderzoek geen aanleiding zijn om nadere maatregelen aan te kondigen. Zij vragen wanneer dat wel kan.

Overheidsingrijpen is ons inziens aan de orde als de gezondheid of het welzijn van jongeren in het geding is en er zich geen oplossing aandient vanuit de private sector. Daarbij dient dan gekeken te worden naar zowel de omvang als naar de ernst van de problematiek. Grote risico’s voor individuele jongeren kunnen dus zeker een motief zijn om maatregelen te nemen. Dat er van grote risico’s sprake is dient dan overigens wel duidelijk aangetoond te zijn. Daarvan is ons inziens thans nog geen sprake. Daarnaast is er vanzelfsprekend een autonome verantwoordelijkheid van de producent en de verstrekker van deze drankjes en van de jonge gebruiker zelf en zijn of haar ouders.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Smilde (CDA), Timmer (PvdA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Sap (GL) en De Roos-Consemulder (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Atsma (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Vietsch (CDA), Arib (PvdA), Van der Ham (D66), Uitslag (CDA), Gill’ard (PvdA), Omtzigt (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), De Krom (VVD), Thieme (PvdD), De Mos (PVV), Luijben (SP), Heerts (PvdA), Ortega-Martijn (CU), Halsema (GL) en De Wit (SP).

Naar boven