27 563
Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enige andere wetten in verband met de mogelijkheid om de bezwaarschriftprocedure met wederzijds goedvinden buiten toepassing te laten (rechtstreeks beroep)

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 november 2002

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, komt artikel 7:1a, zesde lid, te luiden:

6. Een na de instemming ontvangen bezwaarschrift wordt eveneens onverwijld doorgezonden aan de bevoegde rechter. Indien dit bezwaarschrift geen verzoek als bedoeld in het eerste lid bevat, wordt, in afwijking van artikel 8:41, eerste lid, geen griffierecht geheven.

B

Artikel I, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 8:4 wordt gewijzigd als volgt:

1. Aan het slot van onderdeel i vervalt: of.

2. De punt aan het slot van onderdeel j wordt vervangen door:

, of.

3. Toegevoegd wordt een onderdeel k, luidende:

k. als bedoeld in artikel 7:1a, vierde lid.

C

Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:

D

Aan artikel 8:8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien het bestuursorgaan ingevolge artikel 7:1a, vijfde of zesde lid, verschillende bezwaarschriften doorzendt, zendt het bestuursorgaan deze door aan de rechtbank die ingevolge de tweede volzin van het eerste lid de zaak zal behandelen.

Toelichting

Onderdeel A betreft een wijziging van het voorgestelde artikel 7:1a, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin de doorzending van na de instemming met rechtstreeks beroep ontvangen bezwaarschriften wordt geregeld.

In onderdeel B wordt artikel 8:4 gewijzigd in verband met de inwerkingtreding van de Veegwet Gerechtsdeurwaarderswet (Stb. 2002, 318).

Onderdeel C tot slot betreft een wijziging van het voorgestelde artikel 8:8, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarin een voorziening wordt getroffen voor het geval het bestuursorgaan verschillende bezwaarschriften normaliter eerst aan verschillende bevoegde rechtbanken zou moeten doorzenden. Voorgesteld wordt in dat geval de bezwaarschriften te zenden naar de bevoegde rechtbank die als eerste wordt genoemd in de Wet op de rechterlijke indeling. Voor deze wijziging is aanleiding gevonden in het verslag van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2000/01, 27 563, nr. 5).

Voor een nadere toelichting op de aanpassingen van onderdelen A en C verwijzen wij naar de nota naar aanleiding van het verslag.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

Naar boven