nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2009
Deze brief is het vervolg op de brief van brief van 15 mei jl. over
de crisismaatregelen woningmarkt (TK 27 562, nr. 26) waarin een nadere
uitwerking en een actualisatie van het aanvullend beleidsakkoord «Werken
aan toekomst» was opgenomen. Diverse partijen hebben gepleit voor een
verhoging van de kostengrens Nationale Hypotheekgarantie (NHG) als maatregel
om de effecten van de kredietcrisis op de woningmarkt tegen te gaan. De Tweede
Kamer heeft de motie Van der Burg (TK 31 700 XVIII, nr. 22) over een
tijdelijke verhoging van de kostengrens NHG tot € 350 000 aangenomen.
Om beter inzicht te krijgen in de financiële risico’s en de mogelijke
budgettaire consequenties van deze motie is een onafhankelijk onderzoek ingesteld.
Dit onderzoek is toegezegd in de eerdere genoemde brief van 15 mei jl.
Het CPB en het actuarieel bureau Ortec is gevraagd inzichtelijk te maken wat
de additionele risico’s zijn van een verhoging van de kostengrens. Het
CPB-rapport met de resultaten van het onderzoek over de effecten van een verhoging
van de NHG-grens is als bijlage bij deze brief opgenomen.1
Het onderzoek heeft op een prudente wijze de additionele risico’s
in kaart gebracht. Daarbij is nadrukkelijk rekening gehouden met de huidige
economische situatie. Uit het onderzoek komt naar voren dat de additionele
risico’s van een ophoging van de kostengrens naar € 350 000
voor twee jaar beperkt zijn. Dit hangt onder andere samen met de nieuwe garanties
die in relatie tot het bestaande segment een lager risico kennen. De contante
waarde van dit additionele risico is berekend op € 9 mln. Door de
verhoging van de koopgrens tot 350 000 euro stijgt het totale volume
die het WEW en achtervang (Rijk/gemeenten) borgt. Door de verhoging zou ongeveer
80% van de bestaande woningmarkt en bijna 70% van de nieuwbouw
van koopwoningen binnen het bereik van de NHG vallen. Het CPB geeft aan dit
een veel groter marktaandeel is dan wat op lange termijn wenselijk is voor
een gezonde werking van de hypotheekmarkt en om sociale redenen te verdedigen
is.
De NHG biedt de koper een lager rentetarief, bescherming tegen een onverantwoorde
lening en (onder voorwaarden) bescherming tegen een eventuele restschuld bij
een gedwongen verkoop. De NHG garandeert aan de financier van een hypotheeklening
de rente- en aflossingsverplichtingen van de koper. Dit lagere risico voor
een bank vertaalt zich in een lagere rente voor de lener. De borgstelling
geldt alleen als de regels van de NHG worden gevolgd. Met NHG wordt op verantwoorde
wijze leningen verstrekt die voldoen aan de Nibud-normen ten aanzien van de
verhouding tussen de hoogte van de lening en het inkomen. Verder mag bij NHG
niet meer dan 50% van de lening aflossingsvrij zijn. De geldgever moet
zich bij de leningverstrekking houden aan de regels van de NHG anders krijgt
de geldgever bij beroep op de borgstelling zijn schade niet of slechts ten
dele vergoed. Wat betreft de borgstelling bij de NHG geldt verder dat de garantie
voor de financier 100% is in het jaar van afsluiting, maar dat deze
daarna afneemt op basis van een annuiteitenschema. Dit betekent dat het risico
voor de achtervang met de looptijd van de lening vermindert.
Alles overwegende heeft het Kabinet op basis van het onderzoek besloten
om in overleg met de VNG en het WEW:
– op de kortst mogelijke termijn de kostengrens tijdelijk te verhogen
naar € 350 000,– voor nieuwe huisaankopen;
– de eerst mogelijke invoeringingangsdatum te kiezen (volgens de
inschatting van het WEW 1 juli 2009);
– de kostengrens te verhogen tot en met 31 december 2010;
– de additionele risico’s van de verhoging af te dekken met
een dotatie van € 9 mln aan een reservering op WWI-begroting;
– met het oog op de omvang van de totale achtervang en het feit
dat het Rijk de volledig achtervang op korte termijn gaat verzorgen, wordt
de vormgeving van het NHG-instrument fundamenteel op institutionele inbedding
en effectiviteit bezien en waar mogelijk versterkt (bijvoorbeeld ten aanzien
van maximum aandeel aflossingsvrije lening).
In het onderzoek is ook de optie meegenomen om de kostengrens naar € 300 000,–
te verhogen. De additionele risico’s van deze verhoging zijn iets lager
dan die van de verhoging naar € 350 000,–, maar de verschillen
zijn gering. Met oog op de mogelijke positieve effecten op de woningmarkt
en de geringe additionele risico’s kiest het Kabinet mede met oog op
het CBP-rapport voor een verhoging van de kostengrens naar € 350 000,–
voor nieuwe huisaankopen. Het CPB concludeert dat «gelet op de actuele
marktomstandigheden in het nieuwe segment zal de verhoging ondersteunend kunnen
werken en is er, gelet op het beperkte effect, weinig reden om nu bij een
verhoging voor een lager bedrag [dan € 350 000,–]
te kiezen of voor toepassing op alleen de nieuwbouw».
Met deze maatregel levert het Kabinet in aanvulling op eerdere besluiten
opnieuw een bijdrage aan de bestrijding van de effecten van de economische
crisis voor de woningmarkt.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan