27 562
Verstedelijkingsbeleid tot 2010

nr. 37
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2009

Op 17 juni jongstleden heeft de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Intergratie mij verzocht u vóór 25 juni aanstaande te informeren over de uitwerking van de tweede en derde tranche van het stimuleringsbudget woningbouw (2009Z11670/2009D30616). De commissie vroeg daarbij specifiek of voor de tweede en derde tranche ook niet-stedelijke gebieden aan bod zullen komen.

Met deze brief geef ik invulling aan uw verzoek. Daarnaast schets ik kort het tijdpad wat mij voor ogen staat bij de uitwerking van deze tweede en derde tranche.

De reikwijdte van de regeling

In mijn brief van 12 juni 2009 over (de eerste tranche) van het stimuleringsbudget heb ik bij de uitgangspunten van de regeling (pagina 3) het volgende aangegeven: «de inzet zal daarbij, overwegend moeten neerslaan in stedelijke gebieden». Dit heeft wellicht de indruk gewekt dat de eerste tranche beperkt is tot stedelijke gebieden (c.q. steden).

Dit is echter niet het geval. De «tijdelijke stimuleringsregeling woningbouwprojecten 2009» is in juridische zin gebaseerd op de Wet stedelijke vernieuwing.

Deze wet kent een ruime definitie van het begrip stedelijk gebied. Ter illustratie citeer ik uit de memorie van toelichting van deze wet. Daar is het volgende opgenomen (TK 26 884, nr. 3, pagina 27/28):

«De term «stedelijk gebied» in artikel 1, eerste lid, onder a, is ruimer dan «bebouwde kom». Voor dit ruimere begrip is gekozen omdat ook kan worden bebouwd buiten de bebouwde kom, zoals op de uitleglocaties in de VINEX-gebieden. Zou nu worden bepaald dat het investeringsbudget uitsluitend mag worden ingezet voor activiteiten binnen de bebouwde kom, dan zou de reikwijdte van het ISV in dat opzicht beperkter zijn dan in de huidige regelgeving (zie bijvoorbeeld de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing). Dat is niet de bedoeling. Evenmin is het de bedoeling dat «stedelijk gebied» beperkt wordt uitgelegd als «tot de stad behorend gebied»; ook dorpsgebied kan hieronder worden begrepen, zoals ook het geval is onder de bestaande regelgeving».

Dit betekent dat de eerste tranche niet beperkt is tot steden zoals mogelijk wordt verondersteld, maar dat iedere gemeente, groot of klein, in aanmerking kan komen voor een bijdrage. De tweede en derde tranche moeten uiteraard nog worden uitgewerkt maar ook bij deze tranches kan aangesloten worden bij het ruime bereik van de Wet stedelijke vernieuwing.

Sinds de verzending van de brief aan uw Kamer zijn er ook vanuit gemeenten de nodige vragen gesteld aan het departement en Senter-Novem over de reikwijdte van de regeling. Ik zal bovenstaand punt in de informatievoorziening naar gemeenten onder de aandacht brengen.

Tweede en derde tranche

Zoals toegezegd in het algemeen overleg van 20 en 27 mei 2009 met de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Intergratie wil ik de uitgangspunten van de regeling voor de tweede en derde tranche graag met de commissie bespreken.

Gelet op de doelstellingen van het kabinet om de middelen zoveel mogelijk te richten op beperking van terugval van de woningproductie en behoud en herstel van werkgelegenheid in 2009 en 2010 wil ik een nieuw tranche bij voorkeur zodanig inrichten dat aanvragen kunnen worden ingediend vóór 1 november 2009 zodat partijen rond 1 december duidelijkheid hebben over een mogelijke bijdrage. Ik streef er dan ook naar u begin september voorstellen daartoe voor te leggen. Op dat moment kan ik uw Kamer ook inzicht geven in de ervaringen met de eerste tranche van de regeling. Ik hoop dat uw Kamer mij vervolgens in de gelegenheid wil stellen zo spoedig mogelijk van gedachten te wisselen over deze tweede tranche.

De periode tot september zal benut worden voor gesprekken met deskundigen, gemeenten en andere departementen over de gewenste aanpassingen voor de tweede tranche. Daarbij zullen ook enkele lopende initiatieven van gemeenten worden betrokken.

Ik verwacht u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Naar boven