nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 maart 2002
Aanleiding
In het Voortgezet Algemeen Overleg van 14 maart 2002 heb ik toegezegd
nadere informatie te verschaffen in het verloop van de vreemdelingenbewaring,
mede in verband met de werklast van de Vreemdelingenkamers die daaruit voortvloeit.
Bedoelde informatie treft u bijgaand aan.
Een schets van de rechterlijke toets vreemdelingenbewaring
Sinds de inwerkingtreding van de Vw2000 wordt uiterlijk op de 10e dag
na de inbewaringstelling door de rechter ter zitting en in aanwezigheid van
de betrokken vreemdeling getoetst of dit toezichtsinstrument rechtmatig is
toegepast. Deze toetsing vindt plaats naar aanleiding van een kennisgeving
van de Minister van Justitie op uiterlijk de 3e dag na de inbewaringstelling,
of – voor zover deze eerder wordt ontvangen – naar aanleiding
van een door de vreemdeling ingesteld beroep. Feitelijk wordt overigens na
iedere kennisgeving door de betrokken partijen een behandeling ter zitting
administratief voorbereid. Deze voorbereiding loopt ook door in de gevallen
waarin reeds voor de 10e dag – de dag waarop het onderzoek ter zitting
zou plaatsvinden – de bewaring is opgeheven, bijvoorbeeld wegens het
vertrek van de vreemdeling uit Nederland of om andere redenen. In die gevallen –
van reeds opgeheven bewaring – wordt de voorbereiding voortgezet voor
het geval namens de vreemdeling de beroepsprocedure wordt doorgezet ter beoordeling
van het eventuele recht op schadevergoeding wegens onrechtmatige toepassing
van het bewaringsinstrument.
Wanneer de bewaring na de eerste toetsing op de 10e dag voortduurt, brengt
de minister na 28 dagen na de toetsing een nieuwe kennisgeving uit. Na ontvangst
hiervan, of – voor zover dit eerder plaatsvindt – na ontvangst
van een door de vreemdeling ingesteld beroep, vindt binnen uiterlijk 14 dagen
een nieuwe rechterlijke toetsing plaats. Hierbij wordt met name de voortduring
van de bewaring getoetst, mede aan de hand van de inspanningen die door beide
partijen zijn gedaan om tot een daadwerkelijk vertrek van de vreemdeling
uit Nederland te komen. In de praktijk worden met name de eerste «vervolgzittingen»
in veel gevallen buiten aanwezigheid van de betrokken vreemdeling gehouden.
Een aantal rechtbanken heeft er inmiddels voor gekozen om zaken tegen het
voortduren van de bewaring in toenemende mate zonder zitting af te doen. Eerst
wanneer de bewaring meerdere maanden voortduurt, zal het in de rede liggen
de voortduring in aanwezigheid van de vreemdeling ter zitting te onderzoeken.
Het verloop van de vreemdelingenbewaring (in aantallen)
Van alle vreemdelingen die in bewaring gesteld worden, verschijnt thans
ca. 85% daadwerkelijk op de 10e dag ter zitting1.
Van de overige 15% is vóór de 10e dag de bewaring opgeheven,
als regel vanwege vertrek uit Nederland.
Wanneer de bewaring voortduurt, verblijft ten tijde van de kennisgeving
voor de eerste vervolgtoets (op de 28e dag na de eerste toets) minder dan
de helft van de oorspronkelijke populatie nog in bewaring. Ten tijde van de
derde toets is de omvang van de populatie die in bewaring verblijft gedaald
tot minder dan 25%. Gemiddeld leidt elke inbewaringstelling tot ongeveer 2,1
rechterlijke toetsen.
Ter vergelijking: in de oude situatie vond in minder dan 40% van de gevallen
een (eerste) beoordeling plaats, waarbij zowel de rechtmatigheid van de inbewaringstelling,
als de voortgang van de verwijdering door de rechter getoetst werden. De periodieke
toets vond in die situatie niet ambtshalve plaats, maar alleen op verzoek
van de vreemdeling of zijn raadsman.
Gemiddeld leidde dit tot 0,7 toetsen per in bewaringgestelde vreemdeling.
Gevolgen van de werkwijze voor de werkbelasting van de
Vreemdelingenkamer
Gezien de betrokken aantallen en de wijze waarop de rechterlijke toets
wordt uitgevoerd, leidt met name de eerste beoordeling van de rechtmatigheid
tot een aanzienlijke werklast voor de vreemdelingenkamers. De vervolgberoepen
betreffen een aanzienlijk kleinere populatie en leiden als regel tot een voornamelijk
administratieve procedure.
Op basis van het bovenstaande moet worden aangenomen dat het eventuele
afschaffen of temporiseren van de zogeheten cyclische toets maar zeer beperkt
zal leiden tot reductie van de werkbelasting bij de Vreemdelingenkamer, althans
van het aantal onderzoeken ter zitting.
De Staatssecretaris van Justitie,
N. A. Kalsbeek