27 552
Regels voor het heffen van mobiliteitstarieven ter zake van het rijden op de weg met een motorrijtuig en de ondersteuning van regionale mobiliteitsfondsen (Wet bereikbaarheid en mobiliteit)

nr. 48
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2002

Tijdens het debat dat ik met uw Kamer heb gevoerd over de Wet Bereikbaarheid en Mobiliteit heb ik de bereidheid getoond een overzicht te geven van de projecten, die de BOR-regio's¹ de komende jaren zullen uitvoeren met behulp van de middelen uit de regionale mobiliteitsfondsen.

Bijgaand treft u projectoverzichten aan van de BOR-regio's.²

In mijn brief van 7 maart 2002 (VW-02-194)) heb ik u geïnformeerd over de afspraken die ik met de BOR-regio's Noordelijke Randstad, Haaglanden en regio Rotterdam heb gemaakt over de compensatie voor het niet doorgaan van de proef met het spitstarief.

Bij het opstellen van de projectoverzichten hebben de regio's er rekening mee gehouden dat zij kunnen beschikken over de middelen uit de compensatie. Uit de overzichten blijkt dat de regio's een uitgebalanceerde mix aan openbaar vervoer-, fietsen weginfrastructuurvoorzieningen de komende jaren willen treffen om de regionale verkeers- en vervoersproblematiek in hun regio stevig te verminderen. Het ontrekken van middelen uit deze fondsen zorgt mijns inziens voor verstoring van deze aanpak van een mix aan maatregelen.

Om deze reden heb ik besloten de motie van de leden Hofstra en Eurlings (27 552 nr. 36), waarin wordt verzocht de gederfde opbrengsten van de proef met Rekeningrijden niet te storten in de fondsen van de vier randstadmobiliteitsfondsen, maar gelijk te verdelen over de twaalf provinciale mobiliteitsfondsen, niet uit te voeren.

Ik verwacht dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

---

1 Noordelijke Randstad, Haaglanden, regio Rotterdam en regio Utrecht.

2 Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.