27 549
Regels met betrekking tot de positionering van de reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie)

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 23 maart 2001

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het doet mij genoegen dat nagenoeg alle fracties kunnen instemmen met de hoofdlijnen van het wetsvoorstel Verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De fracties geven aan dat zij nader willen worden geïnformeerd over de voorwaarden waarop de verzelfstandiging van de NV KLIQ gaat plaatsvinden alvorens tot een definitief oordeel te komen. Het betreft de levensvatbaarheid van het bedrijf, de financiële aspecten zoals de omzetgarantie, een eventuele investeringsimpuls/startinjectie. Ook wenst men te worden geïnformeerd over de betrokkenheid van de Kamer bij de verschillende stappen in het verzelfstandigingsproces.

Deze informatie is inderdaad essentieel om tot een eindoordeel te komen over het wetsvoorstel dat de voorwaarden voor de verzelfstandiging van KLIQ regelt. Daarom heb ik u onlangs over deze financiële aspecten in onderlinge samenhang geïnformeerd in mijn brief dd 13 maart 2001 (FEZ/B&B/17 403).

Daarin wordt beschreven wat de gewenste startformatie van het bedrijf is, hoe het overgangsregime wordt ingericht, welke transformatiekosten voor vergoeding van het Rijk in aanmerking komen en wat de gewenste vermogensstructuur is. Dit alles betekent dat hiermee het financiële kader waarbinnen het bedrijf gaat opereren vast staat. Ik ga er dan ook van uit dat het voor de Kamer mogelijk moet zijn op korte termijn tot een definitief oordeel over het wetsvoorstel te komen. Dit is wenselijk omdat het voor de verhoudingen op de reïntegratiemarkt, en ook voor het bedrijf zelf, noodzakelijk is over te gaan tot externe verzelfstandiging en daartoe de NV KLIQ op te richten. De reïntegratiemarkt is in een stroomversnelling geraakt, zoals de leden van de fractie van de VVD constateren, vooral als gevolg van regelingen die eerder getroffen zijn. De verzelfstandiging van KLIQ dient niet onnodig langer uitgesteld te worden door de behandeling van dit wetsvoorstel te laten wachten op het wetsvoorstel SUWI, dat pas in 2002 ingaat.

Door de leden van een groot aantal fracties wordt gevraagd naar de positie van het Centrum Vakopleiding. De leden van de PvdA-fractie dringen daarbij aan op duidelijkheid over de status van het Centrum Vakopleiding. Zij vragen hoe en op welke termijn het Centrum Vakopleiding in een wettelijk kader geplaatst wordt. Ook de leden van de D66-fractie vragen de regering om meer duidelijkheid te geven over de positie van het Centrum Vakopleiding. De leden van de fracties van het CDA en de ChristenUnie vragen in dit kader wanneer de nadere analyse over de toekomstige positie van het Centrum Vakopleiding te verwachten is.

Zoals ik u eerder berichtte (Kamerstukken II 2000/2001, 27 296, nr. 4), leverde de vorig jaar in opdracht van het departement van SZW en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie uitgevoerde scenariostudie naar de haalbaarheid en voor- en nadelen van verschillende scenario's voor de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding onvoldoende informatie op om een duidelijke uitspraak te doen over de haalbaarheid en de gevolgen van de onderzochte scenario's. De Centra Vakopleiding zijn per 1 oktober 2000 binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie verzelfstandigd tot een landelijk bedrijfsonderdeel, genaamd het Centrum Vakopleiding. Voor de zomer 2001 zal ik, in overleg met de onlangs benoemde nieuwe bestuurders van het Centrum Vakopleiding en met de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Financiën, een voorstel aan uw Kamer doen voor de vormgeving van het Centrum Vakopleiding in de toekomst. De nieuwe bestuurders van het Centrum Vakopleiding zullen daartoe de mogelijkheden voor het Centrum Vakopleiding nader verkennen. Zij zullen daarbij de uitkomsten van de genoemde scenario-studie betrekken.

De leden van de PvdA-fractie vragen welke criteria gehanteerd worden bij besluitvorming over de toekomstige vormgeving van het Centrum Vakopleiding.

Uitgangspunt bij de besluitvorming over de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding is dat het scholingsconcept van het Centrum Vakopleiding behouden moet blijven. Daarnaast dient sprake te zijn van positionering in een levensvatbare vorm. Dit kan bereikt worden door de oprichting van één of meer zelfstandige scholingsinstituten, door samenwerking, fusie of overname van het Centrum Vakopleiding met of door bestaande bedrijven, dan wel door inpassing van (delen van) het Centrum Vakopleiding in de regionale scholingsinfrastructuur (waaronder de ROC's). Daarbij dient zoveel mogelijk sprake te zijn van (een) vraaggerichte organisatie(s).

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de verzelfstandiging van het Centrum Vakopleiding thans niet aan de orde is. Zij vragen eveneens of er een verkenning is geweest naar vergaande samenwerking, fusie- of overnamemogelijkheden voor het Centrum Vakopleiding (al dan niet in combinatie met KLIQ), of dat hierover nog wordt nagedacht.

Verzelfstandiging van het Centrum Vakopleiding is thans niet aan de orde omdat over de toekomstige vormgeving van het Centrum Vakopleiding nog niet besloten is. Een verkenning naar samenwerking, fusie- of overnamemogelijkheden voor het Centrum Vakopleiding heeft slechts globaal plaatsgevonden (in het kader van de eerder genoemde scenario-studie). De nieuwe bestuurders van het Centrum Vakopleiding zullen deze mogelijkheden indien nodig nader verkennen.

De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen naar de relatie tussen KLIQ en het Centrum Vakopleiding. Hoe zal deze relatie zijn en blijven, en kan er nog sprake zijn van één nieuw bedrijf, zo vragen deze leden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de bezwaren van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA) tegen het samengaan van het Centrum Vakopleiding en KLIQ.

Het in de begroting 2001 van Arbeidsvoorziening voor het Centrum Vakopleiding gereserveerde budget is in principe bestemd voor scholing van werkzoekenden die door KLIQ in opdracht van Arbeidsvoorziening gereïntegreerd worden. KLIQ hoeft voor deze scholing niet te betalen aan het Centrum Vakopleiding. Dit neemt niet weg dat de relatie tussen KLIQ en het Centrum wel zakelijk zal worden vormgegeven o.a. inhoudende facturering. KLIQ en het Centrum Vakopleiding hebben ook over de aanlevering van cursisten in dit kader een contract afgesloten.

Daarnaast kan KLIQ ten behoeve van trajecten die het in opdracht van derden uitvoert net als andere reïntegratiebedrijven dienstverlening bij het Centrum Vakopleiding inkopen.

De toekomstige relatie tussen de NV KLIQ en het Centrum Vakopleiding is nog onderwerp van studie. De nieuwe bestuurders van KLIQ en het Centrum Vakopleiding zullen nagaan of een of andere vorm van samenwerking tussen de NV KLIQ en het Centrum Vakopleiding een wenselijke en levensvatbare optie is.

Het CBA heeft er eerder voor gepleit om het Centrum Vakopleiding en KLIQ niet samen te laten gaan in één bedrijf. Het CBA heeft daarbij aangegeven dat de markt voor scholing zich op belangrijke punten onderscheidt van de markt voor reïntegratie, en dat beide markten andere eisen stellen aan de op de betreffende markt opererende bedrijven. Daarnaast zou het onderbrengen van het Centrum Vakopleiding bij KLIQ er naar de mening van het CBA toe kunnen leiden dat andere reïntegratiebedrijven minder geneigd zullen zijn om scholing in te kopen bij het Centrum Vakopleiding. Het CBA achtte het vervolgens onwenselijk om een startend bedrijf (KLIQ) verantwoordelijk te maken voor een – vooralsnog – verliesgevend Centrum Vakopleiding. Tenslotte was het CBA van mening dat het Centrum Vakopleiding als zelfstandig bedrijf makkelijker toegang zal hebben tot ESF-middelen en de middelen die in de toekomst bij de Raad voor Werk en Inkomen komen te liggen.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de samenwerking tussen het Centrum Vakopleiding en de ROC's er uit gaat zien.

Deze relatie zal nader bezien worden in het kader van de besluitvorming over de toekomst van het Centrum Vakopleiding. Vòòr de zomer van 2001 kan ik u hierover nader berichten.

De leden van de CDA-fractie vragen wie er uiteindelijk verantwoordelijk is voor het Centrum Vakopleiding, de minister of het CBA. Daarbij wijzen zij onder andere op een eventuele verzelfstandiging van het Centrum Vakopleiding op dit moment.

De minister van SZW is in overleg met de ministers van Financiën en OC en W verantwoordelijk voor de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding. Hij zal daarbij de door het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening kenbaar gemaakte visie betrekken. De onlangs door de minister van SZW benoemde nieuwe bestuurders van het Centrum Vakopleiding zullen voor de toekomstige positionering van het Centrum Vakopleiding voorstellen ontwikkelen, en zijn verantwoordelijk voor het ontvlechtings- en verzelfstandigingsproces van het Centrum Vakopleiding. Zij leggen hierover rechtstreeks verantwoording af aan de minister van SZW. Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening en de Algemene Directie van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie hebben hun bevoegdheden aangaande het Centrum Vakopleiding overgedragen aan de nieuwe bestuurders.

De leden van de fractie van D66 vragen of de regering er nog steeds van uit gaat dat 140 miljoen gulden van de prestatiebijdrage bestemd is voor het Centrum Vakopleiding.

Dit is inderdaad het geval. In de begroting 2001 van Arbeidsvoorziening is 140 miljoen gulden van de prestatiebijdrage gereserveerd voor het Centrum Vakopleiding. Ik ben voornemens deze begroting op korte termijn goed te keuren.

De leden van de PvdA-fractie stellen vragen over de positie van de Vrouwenvakscholen in relatie tot de NV KLIQ.

De Vrouwenvakscholen zijn in het begin van hun bestaan mede gefinancierd door het rijk. Eerst via instituutsfinanciering, later via afnamegaranties (door Arbeidsvoorziening). Al in 1995 is besloten tot afbouw van de instituutsfinanciering. Als overgang naar een zelfstandig functioneren van de Vrouwenvakscholen op de markt is van 1995 tot 1999 voorzien in een afnamegarantie voor de Vrouwenvakscholen. Dit proces wordt ook thans nog financieel ondersteund door het ministerie van SZW teneinde het scholingsaanbod van de Vrouwenvakscholen voor de markt te behouden. Zie ook de brief aan de Kamer van 21 januari 2001 (Kamerstukken II 2000/2001, 26 800, nr 64) van Staatssecretaris Verstand. In dit kader vindt verder thans een fusie plaats tussen de verschillende Vrouwenvakscholen tot één Vrouwenvakschool, en wordt een fusie met een derde partij voorbereid.

Voor wat betreft de relatie tussen de Vrouwenvakscholen en de NV KLIQ kan ik noemen dat de NV KLIQ de op de datum van de externe verzelfstandiging van KLIQ lopende contracten tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de Vrouwenvakscholen zal overnemen. Voor het overige is er geen sprake van een bijzondere positie van de Vrouwenvakscholen in relatie tot de NV KLIQ.

De leden van de fractie van de VVD onderschrijven het belang van het spoedig tot stand komen van een reïntegratiemarkt en geven aan welke voordelen dit heeft in termen van een efficiënte en effectieve reïntegratie. In dit licht heeft men ook aangedrongen op een snelle ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Men had dan ook al sneller een wetsvoorstel verwacht.

In reactie hierop kan worden opgemerkt dat het wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer is gezonden.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de keuze voor een apart facilitair bedrijf, de gewijzigde bestuurlijke verhoudingen en de problemen rond de ESF-middelen zich verhouden tot dit wetsvoorstel.

Wat betreft de positie van het facilitair bedrijf van Arbeidsvoorziening (Facent) geldt dat door de Arbeidsvoorzieningorganisatie al geruime tijd geleden gekozen is voor het onderbrengen van deze diensten in een apart organisatie onderdeel. Facent is intern ontvlochten tot 6 bedrijfsonderdelen, waarvan de drie grootste dienstverlening op het gebied van ICT, personeel en huisvesting omvatten. De bedrijfsonderdelen zullen verkocht worden. Uitgangspunt bij de verkoop is primair dat de continuïteit van dienstverlening ten behoeve van in ieder geval de publieke taken gewaarborgd is. Uiteraard is daarbij ook de positie van het personeel in dienst van de verschillende onderdelen van Facent van belang. Op dit moment worden voorbereidingen getroffen voor verkoop. De Kamer zal zoals gebruikelijk over de procedure nader worden geïnformeerd.

Wat betreft de relatie tot dit wetsvoorstel kan worden opgemerkt dat de NV KLIQ indien gewenst diensten kan gaan inkopen van het facilitair bedrijf. Dit betreft dan een private overeenkomst tussen de NV KLIQ en het facilitair bedrijf Facent. Zolang Facent of onderdelen daarvan deel uitmaken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zal de wettelijke basis voor de dienstverlening door Facent gevormd worden door het bij dit wetsvoorstel te wijzigen artikel 5 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996.

De leden van de fractie van de VVD vragen zich af of de verhoudingen tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de NV KLIQ niet zodanig zijn gewijzigd dat het voorstel aanpassing behoeft.

In mijn brief aan de Kamer van 8 maart 2001 (AM/ARV/01/12662) betreffende de bestuurlijke structuur Arbeidsvoorziening ben ik ingegaan op de mandatering van bevoegdheden door het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA) en de Algemene Directie aan door mij benoemde bestuurders. Tevens zijn toen de verschillende mandaatregelingen voorzover beschikbaar aan de Kamer aangeboden. Verder is gemeld dat de leden van het CBA voornemens zijn hun taak te beëindigen. Om te voorzien in de situatie die dan gaat ontstaan zal ik binnenkort een tijdelijke voorziening treffen, die ertoe strekt dat ik een bestuurder kan aanwijzen als bestuurder voor het CBA. Dit betekent dus dat ook na het terugtreden van het nu functionerende CBA voorzien zal zijn in een CBA (bestaande uit één bestuurder) die de taken van het CBA uitvoert op basis van de Arbeidsvoorzieningswet 1996. Er is dan ook geen reden om het wetsvoorstel naar aanleiding van deze ontwikkelingen aan te passen.

Wat betreft de vragen van de leden van de VVD-fractie over positionering van de ESF-middelen en de relatie tot dit wetsvoorstel kan worden opgemerkt, dat ESF-middelen wel onderdeel vormen van de financiering van de NV KLIQ op basis van dit wetsvoorstel, maar alleen voorzover deze middelen aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie als subsidie-ontvanger zijn toegekend. Aan deze relatie doet de discussie over de positionering niets af. Dit heeft daarom ook geen invloed op de inhoud van dit wetsvoorstel. Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg met de vaste commissie SZW op 15 maart jl., zal ik u schriftelijk nader informeren over de verantwoordelijkheidsverdeling binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ten aanzien van de ESF-middelen.

De leden van de VVD-fractie achten het te rigide in het wetsvoorstel aan te geven, dat de NV KLIQ in ieder geval de dienstverlening gericht op het geschikt maken van moeilijk plaatsbare werkzoekenden en arbeidsgehandicapten verricht. Zij menen dat hiermee te dwingend regels worden opgelegd, hoewel ze het wel eens zijn met het feit, dat de NV zich voor haar omzetmogelijkheden op deze activiteiten kan richten.

De reden, dat in dit wetsvoorstel is aangegeven, dat de NV KLIQ deze dienstverlening in ieder geval zou moeten verrichten is dat dit de dienstverlening is, waarvan de uitvoering verzelfstandigd wordt. De bepalingen in dit wetsvoorstel betreffen deze overgang. Er zou geen regeling bij wet noodzakelijk zijn over overdracht van vermogensbestanddelen, verstrekken van gegevens en het overgangsregime als het een NV zou betreffen, die zich niet zou gaan bezighouden met diensten waarvan de uitvoering tot nu toe als publieke taak is aangemerkt. Dit neemt niet weg dat, zoals uit de statuten blijkt, de NV KLIQ een brede doelstelling heeft.

Met de doelstelling is enerzijds aangegeven dat het bedrijf zich op de dienstverlening van moeilijk plaatsbare werkzoekenden en arbeidsgehandicapten gaat richten. Het bedrijf is primair opgericht als een reïntegratiebedrijf. Anderzijds moet de toevoeging 'in ieder geval' ook begrepen worden als een verruiming, namelijk in die zin dat behalve genoemde reïntegratiedienstverlening ook andere vormen van dienstverlening verricht kunnen worden door de NV. De opvatting van de leden van de VVD-fractie dat het bedrijf zelf moet bepalen waar de winst gemaakt wordt, kan worden onderschreven. Het is echter ook gebruikelijk dat in statuten wordt vastgelegd waarop een NV gezien het personeel en het kapitaal waarover het beschikt zich primair gaat richten. Dat is in dit geval de reïntegatie. Het feit dat de Staat aandeelhouder wordt doet uiteraard niets af aan de wenselijkheid dat het bedrijf winst gaat maken. Dit in reactie op een vraag van de leden van de VVD-fractie dienaangaande.

De leden van de VVD fractie hebben twijfels over de noodzaak van een regeling die voorziet in een overgangsregime en vragen zich af waarom de prestatiebijdrage niet via de opdrachtgevers kan verlopen.

Het wetsvoorstel betreft een regeling voor de situatie waarin nog sprake is van een Arbeidsvoorzieningsorganisatie, d.w.z. het jaar 2001. In die situatie dient de Arbeidsvoorzieningsorganisatie te blijven beschikken over een prestatiebijdrage omdat de organisatie ook nog wettelijke taken heeft waarvoor financiering noodzakelijk is. De Arbeidsvoorzieningsorganisatie is dan ook voor wat betreft de prestatiebijdrage de opdrachtgever. Zoals in het nader rapport bij punt 2 en in paragraaf 2 is aangegeven rechtvaardigt het algemene belang van uitvoering van de taak een bijzondere positie van de NV KLIQ.

De leden van de fractie van het CDA zijn van mening dat door de versnelling van de verzelfstandigingsoperatie van KLIQ de beoordeling van dit wetsvoorstel in relatie tot het gehele SUWI proces niet mogelijk is en daardoor mogelijk tot onzorgvuldigheid kan leiden.

Een snelle verzelfstandiging van de reïntegratiediensten van Arbeidsvoorziening is noodzakelijk omdat de reïngratiemarkt zich als gevolg van maatregelen die in de afgelopen jaren genomen zijn, al sterk aan het ontwikkelen is. Het vormt een afzonderlijk traject. Verder zijn de hoofdlijnen van de SUWI operatie aan de hand van het kabinetsstandpunt SUWI en het nader kabinetsstandpunt SUWI uitvoering besproken met de Kamer. De nadere uitwerking hiervan in het wetsvoorstel SUWI is inmiddels ook bij de Kamer bekend. Wij denken hiermee de Kamer alle informatie te hebben aangereikt om een verantwoorde afweging te maken. Verzelfstandiging nu is noodzakelijk omdat de ombouw van een publiek bedrijf naar een privaat bedrijf niet mogelijk is als onderdeel van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Zolang het bedrijf onderdeel uitmaakt van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie heeft het een publieke taak en dient het hierover verantwoording af te leggen aan de minister. Tevens is er dan een bestuurlijke structuur, die niet is toegesneden op een commercieel bedrijf. Dit leidt er ook toe dat bedrijven enige terughoudendheid vertonen bij het aangaan van contracten met KLIQ omdat het geen normaal bedrijf is maar een onderdeel van een publieke organisatie. De onzekerheid bij potentiële opdrachtgevers over definitieve besluitvorming belemmert KLIQ bij het opbouwen van een eigen marktpositie.

Om de organisatie toch alvast zo goed mogelijk voor de markt te equiperen zijn, zoals ook de leden van de fractie van het CDA constateren, bestuurders aangewezen door de minister waaraan taken zijn gemandateerd door het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening. Dit is een geschikte oplossing voor een overgangssituatie, maar het is uiteraard niet wenselijk deze situatie langer dan nodig is te laten voortduren. Daarom is spoedige externe verzelfstandiging van KLIQ wenselijk. Wat betreft de inschatting van de reïntegratiemarkt wordt verwezen naar de brief van 13 maart 2001 (FEZ/B&B/17403) aan de Kamer betreffende de financiële aspecten NV KLIQ en de daarbij gevoegde rapporten.

De leden van de fractie van het CDA vragen zich af welke strategie de regering voor ogen staat met betrekking tot de verdere ontvlechting van Arbeidsvoorziening. Verder vragen zij of volledige duidelijkheid kan worden gegeven door wie en hoe de financiële problemen van het huidige Arbeidsvoorziening worden opgelost.

Zoals aan de Kamer gemeld is in eerder genoemde brief van 8 maart 2001, zijn er inmiddels vijf bestuurders benoemd waaraan het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA) en Algemene Directie taken hebben gemandateerd of nog zullen mandateren. Tevens wordt voorzien in een tijdelijke bestuurlijke voorziening voor de situatie waarin de zittende CBA leden hun taak beëindigen. Deze bestuurder wordt verantwoordelijk voor het afhandelen van het ontvlechtingsproces en voor een goede en zorgvuldige afhandeling van het concern. Deze bestuurder brengt tevens de huidige financiële situatie in beeld, inclusief de wijze waarop deze tot stand is gekomen. Daarnaast brengt de bestuurder de financiële gevolgen van het ontvlechtingsproces in beeld.

Wat betreft de financiële afhandeling van Arbeidsvoorziening kan verder worden opgemerkt dat voor de bedrijfsonderdelen ramingen zijn ingediend voor de transformatiekosten. Deze worden in overleg tussen het rijk en Arbeidsvoorziening en de desbetreffende bedrijfsonderdelen afgehandeld. Daarnaast zal per bedrijfsonderdeel via het balanstraject meer inzicht in de financiën voor de toekomstige bedrijven ontstaan.

De leden van de fractie van GroenLinks zouden de komende jaren willen bezien of de concurrentie bij reïntegratieactiviteiten de effectiviteit en efficiency inderdaad verhogen, alvorens de NV KLIQ volledig los laten. Tot die tijd zou de overheid als aandeelhouder zeggenschap moeten houden over de NV KLIQ.

Het is duidelijk dat de markt waarop KLIQ opereert en ook KLIQ zelf in transitie zijn. Pas wanneer de positie van KLIQ is uitgekristaliseerd en door de markt in voldoende mate wordt voorzien in prestaties van niveau zal de Staat overwegen zijn belang in KLIQ te vervreemden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn beducht voor een volledig geprivatiseerd reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening en vrezen dat juist moeilijk bemiddelbare werkzoekenden en arbeidsgehandicapten niet meer geholpen worden indien sprake is van volledige marktwerking.

Deze angst deelt het kabinet niet. Immers via de lijn van het beschikbaar stellen van budgetten aan opdrachtgevers en het creëren van randvoorwaarden voor een goed functionerende reintegratiemarkt zal voldoende reintegratiecapaciteit van voldoende kwaliteit beschikbaar komen. In paragraaf 2 van deze nota wordt nader ingegaan op de positie van moeilijk plaatsbare werkzoekenden.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen een toelichting bij de stelling van de regering dat het door de interne ontvlechting al in belangrijke mate mogelijk wordt dat KLIQ meer bedrijfsmatig gaat werken. Betekent dit dat het reïntegratiebedrijf voor die ontvlechting minder efficiënt werkte?

Voor de ontvlechting was sprake van een structuur die gericht was op het uitvoeren van een aantal verschillende wettelijke taken (zowel basisdienstverlening als prestatiedienstverlening) en wel binnen een structuur van de organisatie die wettelijk is voorgeschreven. Om als reïntegratiebedrijf (zonder wettelijke taak en voorgeschreven bestuurlijke structuur) op de markt te kunnen opereren is een andere structuur en inrichting van de organisatie wenselijk. Daarvoor creëren de oprichting van de NV en dit wetsvoorstel de mogelijkheden. Vooruitlopend daarop is een aantal wijzigingen aangebracht binnen de wettelijke kaders die het mogelijk maken de organisatie al deels te richten op de nieuwe situatie.

De leden van de fractie van de SP hebben fundamentele kritiek op het doel van het wetsvoorstel en geven aan geen voorstander te zijn van een private reïntegratiemarkt.

Het kabinet deelt dit standpunt niet omdat het juist ook in het belang wordt geacht van (moeilijk plaatsbare) werkzoekenden, indien de uitvoering van reïntegratie trajecten kan plaatsvinden door bedrijven die met elkaar concurreren om een zo effectief en efficiënt mogelijke vorm van dienstverlening te leveren. In dat kader past het niet en is het ook overbodig om nog een afzonderlijke publieke instelling voor reïntegratie te handhaven.

De leden van de SP-fractie stellen dat voor de verzelfstandiging van KLIQ eerst duidelijkheid nodig is over de financiële ontvlechting.

De jaarrekening 2000 van Arbeidsvoorziening zal zijn opgesplitst naar de verschillende bedrijfsonderdelen en het concern. Hieraan wordt op dit moment door Arbeidsvoorziening gewerkt. Deze informatie geeft inzicht in de vermogensopbouw d.d. 31 december 2000 en dient als uitgangspunt voor de openingsbalansen van de verschillende bedrijfsonderdelen. De jaarrekeningen 1998 en 1999 zijn in dat kader niet relevant.

De leden van de SGP-fractie vragen zich tenslotte af of de maatregelen gericht op de overgangsperiode een heldere positionering van KLIQ niet in de weg staan.

Het kabinet meent dat dit met de afbouw die in dit wetsvoorstel is opgenomen en door de tijdelijkheid, die in verband met de inwerkingtreding van de SUWI-wetgeving aan de constructie van dit wetsvoorstel is verbonden, een heldere positionering juist wordt bewerkstelligd.

2. Reïntegratie in relatie tot de privatisering van het reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening

In het Verslag zijn diverse fracties ingegaan op de werking van de reïntegratiemarkt. Daarbij worden zorgen geuit over de mogelijk negatieve effecten van de marktwerking op de mate waarin ook moeilijk bemiddelbare werkzoekenden worden geholpen, op de duurzaamheid van de plaatsingen en op de transparantie van de arbeidsmarkt.

Leden van de fracties van het CDA, de PvdA, GroenLinks en de ChristenUnie maken zich zorgen over de mogelijk negatieve effecten van de marktwerking op de reïntegratiemarkt voor de mate waarin ook moeilijk bemiddelbare werkzoekenden worden geholpen.

Er is geen reden om te veronderstellen dat deze werkzoekenden niet geholpen worden en geen reïntegratietraject krijgen aangeboden. Doordat de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie bij een publieke instelling ligt (de gemeenten en het Lisv t.z.t. UWV), kunnen er voldoende garanties worden gecreëerd dat deze groep werkzoekenden wordt geholpen. Opdrachtgevers zullen zodanige afspraken (moeten) maken met de uitvoerders dat ook personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt worden bereikt. Op dit moment zijn er al veel bedrijven zowel in de commerciële als in de semi-commerciële sfeer die zich ook of juist op de meest moeilijke groepen richten. Een aanzienlijk deel van de reïntegratiemiddelen voor moeilijk plaatsbare werkzoekenden en nagenoeg alle middelen voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten worden op dit moment al via opdrachtverlening aanbesteed en niet meer rechtstreeks aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie beschikbaar gesteld. Ook in de toekomstige situatie waarin de verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten bij werkgevers of bipartiet komt te liggen blijft er een publieke instelling (het UWV) eindverantwoordelijk voor de reïntegratie van deze groep.

Door aanwijzing van doelgroepen, budgetten en gebruikmaking van de fase-indeling en via taakstellingen wordt bereikt dat juist minder kansrijke werkzoekenden en langdurig werklozen in aanmerking kwamen voor reïntegratietrajecten.

Wanneer de werkloosheid oploopt ontstaat er druk op het bereik van het reïntegratiebeleid. Deze druk is tweeërlei: het bestand dat in aanmerking zou moeten worden gebracht voor reïntegratietrajecten neemt toe; daarnaast neem de selectiviteit aan werkgeverszijde toe. Dat was in het verleden zo en verandert niet door de verzelfstandiging van KLIQ.

De verzelfstandiging van KLIQ houdt in dat de reïntegratiewerkzaamheden niet langer door een publiekrechtelijk orgaan worden uitgevoerd. Echter er blijven wel collectieve middelen voor reïntegratie beschikbaar. Deze middelen worden beschikbaar gesteld aan (nieuwe) opdrachtgevers voor reïntegratie: de gemeenten, Lisv/uvi's ( na 2001 UWV) en de werkgevers, die verantwoordelijk blijven voor het geschikt maken van werkzoekenden en arbeidsgehandicapten voor inschakeling in het arbeidsproces. Deze wettelijke geregelde verantwoordelijkheid betekent, dat individuele werkzoekenden en arbeidsgehandicapten deze bestuursorganen (uitvoerders van uitkeringswetten en gemeenten) en hun werkgever kunnen blijven aanspreken op de voorzieningen, die voor de integratie noodzakelijk zijn. Zij hoeven zich dus niet tot de private uitvoerders van reïntegratietrajecten te richten. De rechten van de individuele werkzoekenden en arbeidsgehandicapten worden zeker niet minder.

Verder hebben de leden van de PvdA- en de CDA-fractie vragen gesteld over de duurzaamheid van de plaatsing. Zij wijzen daarbij op bedrijfseconomische belangen van reïntegratiebedrijven, en vragen naar de wijze waarop de regering opdrachtgevers aan duurzame plaatsingen zal committeren.

De opdrachtgever zal in het contract eisen (moeten) stellen aan de duurzaamheid van de plaatsing; zonder dergelijke eisen loopt de opdrachtgever immers het risico van «recidive». De Uvi's (najaar 2000) hebben als plaatsing omschreven de bemiddeling naar betaalde arbeid met een duur van tenminste 6 maanden.

Zowel veel gemeenten als ook het Lisv stellen met het oogmerk van optimalisering van resultaten, aan opdrachtgevers eisen over de duur van de plaatsing. Gemeenten hebben op basis van het Fonds Werk en Inkomen financiële incentives om te streven naar duurzame plaatsing van uitkeringsgerechtigden. Ook voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten zijn er (op basis van de WAO) financiële incentives voor duurzame reïntegratie.

De leden van de fractie van de PvdA stellen vast, dat met de externe verzelfstandiging van de NV KLIQ en de contractuele verhouding tussen het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening en de NV de rechten en plichten van cliënten in relatie tot de NV KLIQ nog niet zijn geregeld. De invloed op de inhoud van de door de NV uit te voeren trajecten gaat via de opdrachtgever. Dit zijn de uitkeringsinstanties (de gemeenten en Uvi's ) die voor hun cliënten de reïntegratietrajecten inkopen. Daarnaast zullen er tot aan SUWI op basis van de overeenkomst tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de NV KLIQ voor werkzoekenden reïntegratietrajecten worden verricht door de NV KLIQ. De opdrachtgevers (gemeenten, Uvis' en tot aan SUWI ook de Arbeidsvoorzieningsorganisatie) kunnen bestuursrechtelijk, dus via bezwaar en beroep worden aangesproken op de inhoud van het traject en via een klacht op de kwaliteit van het traject. De NV KLIQ is slechts uitvoerder.

De leden van de fractie van D66 vragen de regering aan te geven op welke wijze de voorwaarden voor het tot stand komen van een goed functionerende reïntegratiemarkt worden gewaarborgd, waarbij zij wijzen op de noodzaak van transparantie, een level playing field en marktconform gedrag. Ook vragen zij in dit kader naar de visie van de regering inzake de wenselijkheid van het stellen van kwaliteitseisen aan reïntegratiebedrijven. Ook de leden van de fractie van GroenLinks vragen op welke wijze de regering ervoor gaat zorgen dat de reïntegratiemarkt goed gaat functioneren. De leden van de CDA-fractie wezen in dit kader op de noodzaak dat inkopers van trajecten competent zijn om de prijs-kwaliteitverhouding te selecteren die tot optimaal en duurzaam resultaat leidt.

Kennis van prestaties van reïntegratiebedrijven en transparantie van de markt in zijn algemeenheid zijn in dit kader van belang. Hoewel er uiteraard reeds tal van ervaringen zijn met inkoop bij reïntegratiebedrijven, zal aan dit punt de komende tijd veel energie moeten worden besteed, zowel regionaal, sectoraal als (overkoepelend) nationaal. SZW heeft hier een taak maar ook anderen, zoals de RWI die bevordering van transparantie van de reïntegratiemarkt als taak heeft. De concrete activiteiten van SZW in dit kader hangen mede af van de uitkomsten van een recentelijk gestart onderzoek, met als centrale vraag of opdrachtgevers over voldoende informatie en expertise beschikken om het gehele inkoopproces op een verantwoorde manier te kunnen vormgeven en op welke specifieke aspecten hun informatie en expertise nog te kort schiet. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kan worden bepaald op welke wijze opdrachtgevers ondersteund kunnen worden. Het onderzoek wordt naar verwachting in mei 2001 afgerond.

Inkopen is een vaardigheid die voor een deel nog moet worden geleerd en verder zullen er goede aanbestedingsprocedures moeten worden ontwikkeld. Om tot ontwikkeling daarvan te komen worden investeringen gedaan. Zo wordt in samenspraak tussen gemeenten, VNG en DIVOSA een inkoopmodel ontwikkeld. Daarbij worden externe deskundigen ingeschakeld. Bij de uvi's zijn er al aanbestedingsrondes geweest, welke worden geëvalueerd.

In het SUWI-wetsvoorstel is betoogd dat het, van overheidswege, stellen van kwaliteitseisen niet de beste weg is om de gewenste kwaliteit te verkrijgen. Kortheidshalve verwijs naar dat wetsvoorstel (Kamerstukken II 2000/2001, 27 588, nr 3, hoofdstuk 4) dat in uw bezit is en op basis waarvan overigens nader bepaald zal worden op welke wijze de overheid de marktwerking verder wil gaan stimuleren. Dit ook in antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie naar het oordeel van de regering op hun visie dat ook instrumenten als bench-marking, keurmerken en een gedifferentieerde budgettering met het oog op de moeilijkste groepen kunnen worden ingezet.

Voor informatie over Borea verwijs ik graag door naar deze brancheorganisatie. KLIQ is overigens lid van deze brancheorganisatie.

Daarnaast vragen leden van de GroenLinks-fractie of niet het risico bestaat dat marktpartijen, en met name intermediaire partijen, uit bedrijfseconomische belangen vacatures zullen gaan afschermen.

Een dergelijke risico ligt niet in de rede. Gezien de huidige arbeidsmarkt situatie is het afschermen van vacatures niet in het belang van de intermediairs. Het is eerder in hun belang, en zo gebeurt dat thans ook, dat intermediairs deze vacatures breed bekend maken, met dien verstande dat de feitelijke werkgever niet (altijd) wordt genoemd. Contact met de werkgever dient dan te verlopen via de intermediairs. De transparantie op de markt en de taak van het CWI hoeven hierdoor dus niet in het gedrang te komen. Ik verwacht dat vacaturebestanden van derden ook terecht zullen komen in de NVS (de nationale vacature- en sollicitantenbank) van het CWI, dan wel via deze bank toegankelijk zullen zijn.

Diverse fracties stellen vragen over de relatie met de Europese mededingingsregels. Zij verwijzen daarbij naar de toelichting bij artikel 5.

In relatie tot de Europese regelgeving spelen twee aspecten:

• De vraag in hoeverre er sprake is van strijd met de Europese mededingingsregels als bedoeld in artikel 86 EG. Hierbij dient te worden onderscheiden tussen enerzijds de bepaling inzake de verlening van een uitsluitend recht in de zin van artikel 86, lid 1 EG en anderzijds de bepaling inzake het belast zijn met het beheer van een dienst van algemeen economisch belang in de zin van artikel 86, lid 2. Aan beide bepalingen dient te worden getoetst.

• in hoeverre er sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 87 EG.

Voor de beoordeling van deze aspecten dient beseft te worden dat het wetsvoorstel betrekking heeft op de verzelfstandiging van het reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening, terwijl de taken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie nog ongewijzigd blijven. In onderstaande reactie wordt daarom eerst ingegaan op de periode tot de inwerkingtreding van de SUWI-wet.

Met betrekking tot de toets aan artikel 86, lid 1, EG is het volgende van belang. De bepaling houdt het volgende in. Een bijzonder of uitsluitend recht dat wordt verleend en dat tot een machtspositie op de markt zou kunnen leiden, mag niet leiden tot de situatie waarbij potentieel misbruik te vrezen valt. Dit misbruik kan bijvoorbeeld bestaan uit onbillijke prijzen of slechte dienstverlening door de monopolist.

Een toets van het bijzonder of uitsluitend recht dat aan de NV KLIQ wordt verleend aan deze bepaling, leidt tot de slotsom dat er geen sprake kan zijn van (potentieel) misbruik en dat er dus geen strijd is met deze bepaling omdat:

a. de NV KLIQ volgens marktconforme prijzen betaald krijgt voor zijn diensten,

b. door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zal worden toegezien op een adequate nakoming door de NV KLIQ van de afspraken over te leveren prestaties,

c. de met waarborgen omgeven toegang tot en gebruik van de gegevens door de NV KLIQ. Op de regeling van de toegang tot de gegevens, waarnaar de D66-fractie in dit verband ook vraagt, wordt verderop in deze nota nog nader ingegaan (paragraaf 7).

Met betrekking tot de toets aan artikel 86, lid 2, EG is het volgende van belang. De bepaling houdt het volgende in. Artikel 86, lid 2, EG staat de Lid-Staten toe aan ondernemingen die zij belasten met het beheer van diensten van algemeen economisch belang, uitsluitende of bijzondere rechten te verlenen die de toepassing van de mededingingsregels kunnen belemmeren, voor zover beperkingen van de mededinging – of zelfs een uitsluiting van elke mededinging – van andere marktdeelnemers noodzakelijk zijn om te verzekeren, dat de houders van de alleenrechten de hun opgedragen bijzondere taak kunnen vervullen. De Lid-Staten hebben de vrijheid om te definiëren wat zij beschouwen als diensten van algemeen economisch belang. De beperking van de mededinging moet noodzakelijk en proportioneel zijn.

Een toets van de aan de NV KLIQ opgedragen dienstverlening aan deze bepaling, leidt tot de slotsom dat er sprake is van een dienst van algemeen economisch belang waarbij sprake is van een door deze bepaling toegestane tijdelijke bijzondere positie voor de NV KLIQ.

De aan de NV KLIQ opgedragen dienstverlening, betreft namelijk taken, die bij wet aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zijn opgedragen en waarvan de uitvoering wordt overgedragen aan de NV KLIQ. Hierdoor wordt gewaarborgd dat de publieke taak van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, reïntegratie van werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt, wordt voortgezet, terwijl het uitvoerend apparaat verzelfstandigd is. Daarbij is van belang dat niet is gewaarborgd dat deze taken van Arbeidsvoorziening op dit moment goed kunnen worden uitgevoerd door andere bedrijven op de markt.

In antwoord op de twijfels van de fractie van de ChristenUnie kan worden gemeld dat de tijdelijke verlening van een bijzondere positie aan de NV KLIQ, dus juist noodzakelijk is voor de waarborging van het publieke, algemene belang van reïntegratie van werkzoekenden met afstand tot de arbeidsmarkt. In antwoord op de vragen van de D66-fractie kan worden gesteld dat er geen sprake is van strijd met de mededingingsregels.

De leden van de D66-fractie gaan voorts uitgebreid in op de passages in de memorie van toelichting over de toepasselijkheid van de bepalingen over steunverlening in het EG-verdrag. Zij merken terecht op dat steunmaatregelen altijd gemeld moeten worden bij de Europese Commissie (EC) ook als de uitzonderingen van toepassing zijn en te verwachten valt, dat de maatregelen door EC zullen worden goedgekeurd. Deze leden, maar ook leden van andere fracties vragen of nog wordt overwogen de maatregelen richting de NV KLIQ als steunmaatregel te melden. De maatregelen van het wetsvoorstel zijn volgens het kabinet niet aan te merken als steunmaatregelen. De NV KLIQ krijgt volgens marktconforme prijzen betaald voor zijn diensten en ontvangt ook geen andere directe middelen. Ook de inzet van ESF-middelen, die de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ontvangt voor het uitvoeren van de activiteiten, maakt niet dat sprake is van steunmaatregelen voor de NV KLIQ, – zoals de leden van de GroenLinks-fractie vragen – omdat op basis van marktconforme prijzen wordt afgerekend.

Voor de situatie na inwerkingtreding van de SUWI-wet, dus in principe vanaf 2002, geldt dat ten behoeve van de NV KLIQ een beperkt overgangsregime zal worden gecreëerd. Ook dan is voor de verenigbaarheid met het EG-verdrag en met name de bepalingen over steun van belang in hoeverre de dienstverlening van de NV KLIQ nog kan worden aangemerkt als een dienst van algemeen economisch belang.

Het kabinet overweegt bij de Europese Commissie deze relatie met de NV KLIQ in het kader van het overgangsregime aan de orde te stellen. Indien wordt vastgesteld, dat hierbij steunelementen aan de orde zijn, zal tot aanmelding van de steunmaatregelen worden overgegaan. Het kabinet komt met dit voornemen tegemoet aan het verzoek van de VVD-fractie waarvan in paragraaf 4 van dit verslag melding wordt gemaakt. Inderdaad worden op deze wijze onnodige risico's vermeden.

De leden van de PvdA-fractie vragen in dit verband naar de besteding van de ESF-subsidies. Deze leden vragen zich af of in de exploitatie van de NV KLIQ rekening wordt gehouden met ESF-middelen. Zij zijn van mening dat de ESF-middelen niet tot de reguliere exploitatiemiddelen van de NV KLIQ als privaat marktbedrijf behoren. Wat betreft de inzet van deze middelen voor het Centrum Vakopleiding is dat afhankelijk van de positionering hiervan.

Ik onderschrijf de opvatting dat opdrachtgevers zoals het UWV en gemeenten met co-financiering van publieke middelen reïntegratiebedrijven opdrachten kunnen geven, waarbij ESF-middelen worden benut. De positie van de NV KLIQ is in dat opzicht niet anders dan van andere reïntegratiebedrijven. Dat geldt ook voor die situatie waarop dit wetsvoorstel betrekking heeft, namelijk de situatie waarin de Arbeidsvoorzieningsorganisatie met de NV KLIQ een overeenkomst afsluit voor de uitvoering van diensten gefinancierd uit de prestatiebijdrage. Arbeidsvoorzieningsorganisatie als publieke opdrachtgever kan dan naast de prestatiebijdrage ook ESF-middelen (uit een aanvraag door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie) bij de NV KLIQ besteden.

ESF-middelen kunnen door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ook ingezet worden voor de financiering van opdrachten aan het bedrijfsonderdeel Centrum Vakopleiding. Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg met de vaste commissie SZW op 15 maart jl., zal ik u schriftelijk nader informeren over de verantwoordelijkheidsverdeling binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ten aanzien van de ESF-middelen.

De leden van de fractie van het CDA vragen een verduidelijking van de relatie tussen de Raad voor Werk en Inkomen en KLIQ. Met de passage in de memorie van toelichting waarin melding wordt gemaakt dat de RWI publieke middelen kan inzetten voor sectorale en regionale initiatieven, wordt gedoeld op het gegeven dat de RWI op dit vlak een activiteit overneemt van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Althans voorzover deze betrekking had op sectorale initiatieven (o.a. BBSW-regeling). Deze activiteit verdwijnt dus niet als gevolg van de verzelfstandiging van het reïntegatiebedrijfsonderdeel van Arbeidsvoorziening, maar zal bij de inwerkingtreding van de SUWI-wet overgaan van de Arbeidsvoorzieningsorgani-satie naar de RWI. Op dit moment is deze activiteit reeds (tijdelijk) ondergebracht bij het bedrijfsonderdeel basisdiensten. Verder geldt dat de NV KLIQ te zijner tijd net als andere reïntegratiebedrijven opdrachten van gemeenten en sectoren kan uitvoeren die (mede) gefinancierd worden uit subsidiemiddelen die door de overheid aan de RWI ter beschikking zullen worden gesteld.

3. Het proces van privatisering

De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af op welke termijn KLIQ volledig zal worden geprivatiseerd en welke fases daarbij kunnen worden onderscheiden.

Welke criteria hanteert de regering bij de beoordeling of de tijd rijp is om de aandelen te verkopen. Ook de leden van de fracties van het CDA en GroenLinks vragen wanneer en onder welke condities de verkoop van de aandelen aan private partijen zal gaan plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie vragen bovendien waarom de Staat in eerste instantie alle aandelen in handen heeft. De leden van de fractie van GroenLinks vragen ook of er omstandigheden denkbaar zijn die ertoe leiden dat de Staat de aandelen niet verkoopt, of dat de Staat als aandeelhouder instemt met een fusie waardoor de Staat minderheidsaandeelhouder wordt. Verder vragen deze leden naar de positie van de Kamer in dit verband.

Er zijn in het totale traject twee fasen te onderscheiden:

1. De verzelfstandiging van het reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening door de oprichting van de NV KLIQ. De aandelen van NV KLIQ komen daarbij in handen van de Staat der Nederlanden.

2. De (daadwerkelijke) privatisering van de NV KLIQ, waarbij de Staat aandelen in de NV KLIQ verkoopt.

Het beleid rond verkoop van staatsdeelnemingen is vastgelegd in de Nota inzake staatsdeelnemingen (Tweede Kamer 1996–1997, 25 178, nrs. 1–2). Uitgangspunt van het deelnemingenbeleid is dat ondernemingen worden afgestoten als het publiek belang en de praktische omstandigheden dat toelaten. De tijd tussen verzelfstandiging en privatisering wordt gebruikt om de onderneming zich te laten ontwikkelen tot een commercieel slagvaardig en financieel solide bedrijf. Door (op zakelijke leest geschoeid) aandeelhouderschap kan de Staat de eerste jaren invloed uitoefenen op beslissingen die van invloed zijn op de levensvatbaarheid en aandeelhouderswaarde van het bedrijf. Privatisering is echter pas aan de orde als er voldoende waarborgen zijn dat de onderneming zich ook op lange termijn kan handhaven in een concurrerende omgeving én als verkoop voor de Staat op verantwoorde wijze kan geschieden. Daarbij is ook aan de orde in hoeverre door de markt wordt voorzien in prestaties van niveau. In dit opzicht onderscheidt KLIQ zich niet van andere trajecten van verzelfstandiging en privatisering, zoals KPN of PinkRoccade. Bij de vervreemding van aandelen zijn de gebruikelijke, in de Comptabiliteitswet beschreven procedures van toepassing. Over timing en voorwaarden van privatisering valt thans nog niets te zeggen. Een fusie is daarbij slechts een van de mogelijkheden.

Verder vragen de leden van de PvdA-fractie zich af wat wordt bedoeld met het feit dat de aandeelhouder de eerste drie jaar nog een belangrijke invloed in de NV wenst te houden.

Deze termijn heeft niet te maken met aandelenverkoop, maar met de invoering van het zgn. structuurregime. Dit regime behoeft pas te worden ingevoerd drie jaar nadat aan de wettelijke normen hiervoor wordt voldaan. Tot die tijd wil de Staat de normale aandeelhoudersbevoegdheden ten volle kunnen benutten. Dit is in lijn met de genoemde Nota inzake staatsdeelnemingen, maar ook met de brede tendens om aandeelhouders meer zeggenschap over ondernemingen te geven.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat wordt bedoeld met de passage (blz 9 MvT) dat voor de Staat als aandeelhouder het bedrijfsbelang voorop staat. Zou in dit verband een strijdigheid kunnen optreden tussen het bedrijfsbelang en het belang van de Staat?

Met de passage dat het algemene bedrijfsbelang voorop staat wordt bedoeld dat de rol van aandeelhouder zich louter uitstrekt tot (financieel-economische) onderwerpen die het bedrijf rechtstreeks betreffen en geen betrekking zal hebben op beleidsmatige overheidstaken. Op voorhand valt niet uit te sluiten dat de Staat als aandeelhouder van de NV KLIQ een ander belang kan hebben dan de Staat als eindverantwoordelijke voor het reïntegratiebeleid. In de praktijk zal dit waarschijnlijk geen probleem zijn doordat de feitelijke opdrachtverlening voor de reïntegratie niet bij de Staat ligt.

Verder vragen de leden van de fractie van de PvdA wat de tussenstand is met betrekking tot het sociaal plan en de prestaties van het ingestelde mobiliteitsbureau.

Op basis van het sociaal plan Arbeidsvoorziening zijn per 1 oktober 2000 612 medewerkers boventallig verklaard. Mede door inspanning van het mobiliteitsbureau was het aantal boventalligen medio maart 2001 afgenomen tot 413 medewerkers. Van de geplaatsten zijn 115 personen inmiddels alsnog binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geplaatst. Nog eens 73 personen hebben buiten de Arbeidsvoorzieningsorganisatie een plaats gevonden.

Het mobiliteitsbureau had medio maart voor 253 boventalligen een, ook door de betrokken medewerkers goedgekeurd, mobiliteitsplan opgesteld.

Onlangs is bekend geworden dat KLIQ op basis van de nieuwe marktverwachtingen genoodzaakt zal zijn de omvang van het bedrijf voor 1 juli a.s., met ca 700 fte te verminderen ten opzichte van de formatie bij de interne ontvlechting. Als gevolg hiervan zal, in aanvulling op bovenstaande aantallen, nog eens een groot aantal personeelsleden via het mobiliteitsbureau van het concern aan een andere baan moeten worden geholpen.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook of de nieuwe organisatie voldoende slagvaardig zal zijn op regionaal en lokaal niveau.

De overheid heeft de randvoorwaarden gecreëerd om een bedrijfsmatig functioneren mogelijk te maken. Zie hiervoor ook eerdergenoemde brief van 13 maart. Verder zien de door mij voor KLIQ benoemde bestuurders hierop toe. De leden van de fractie van D66 vragen welke vermogensbestanddelen overgaan op de NV.

Verder constateren ze dat de minister de bevoegdheid heeft om nadere regels te stellen op dit punt. Deze leden verzoeken deze nadere regels voor te leggen aan de Kamer, bijvoorbeeld in de vorm van een algemene maatregel van bestuur. Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen naar mogelijkheden om de Kamer te betrekken bij de vaststelling van deze nadere regels.

Een regeling bij algemene maatregel van bestuur is te omslachtig om te voorzien in nadere regeling op dit punt. De voorhang in de zin, dat de Kamer geïnformeerd wordt over de inhoud, voordat de regeling wordt vastgesteld kan ook op andere wijze worden bereikt, namelijk door de Kamer vooraf schriftelijk op de hoogte te stellen van het voornemen tot en de inhoud van een eventuele regeling.

Verder constateren de leden van de fractie van D66 dat de Centrale Ondernemingsraad in een brief d.d. 8 december 2000 zorgen heeft geuit over de gevolgen voor het personeel. Deze leden vragen of de onrust al is weggenomen en of KLIQ met gemotiveerde mensen aan de slag kan gaan.

Het proces van interne verzelfstandiging is met de Centrale Ondernemingsraad en de vakbonden in december 2000 geëvalueerd. De door de Algemene Directie gemelde resultaten van de uitgevoerde evaluatie zijn door de Centrale Ondernemingsraad voor kennisgeving aangenomen. Over een aantal aanbevelingen die door de Centrale Ondernemingsraad op basis van een eigen, eerdere, evaluatie zijn gedaan, zijn afspraken gemaakt. De evaluatie van de Algemene Directie is ook besproken met de vakorganisaties. De vakorganisaties hebben zich aangesloten bij de conclusies van de Centrale Ondernemingsraad en de afspraken zoals die zijn gemaakt.

Tegen de genomen plaatsingsbesluiten lopen thans 866 bezwaarschriften.

Inmiddels zijn de vakbonden en de ondernemingsraad van KLIQ op hoofdlijnen ingelicht over de recent bekend geworden noodzakelijke reductie van de omvang van KLIQ met ca. 700 fte's. In de komende periode zal met de vakbonden en ondernemingsraad van KLIQ verder over de voorgenomen personeelsreductie worden gesproken. De betrokken personen kunnen rekenen op een intensieve begeleiding bij de bemiddeling naar ander werk door het mobiliteitsbureau Arbeidsvoorziening. Er is een Sociaal Plan en de bestuurder CBA heeft hier een specifieke taak.

De leden van de D66-fractie vragen op welke wijze het wegvallen van het Landelijke bureau Kunsten en Media van Arbeidsvoorziening zal worden opgevangen.

In 2000 is de dienstverlening van het voormalige Landelijke bureau Kunsten en Media (LBKM) gesplitst over de bedrijfsonderdelen basisdiensten en KLIQ. Voor de splitsing was LBKM een gespecialiseerd landelijk werkzaam arbeidsbureau voor podiumkunstenaars en vanuit Arbeidsvoorziening verantwoordelijk voor registratie, bemiddeling, begeleiding, verloning, informatie en advies binnen de kunsten en mediasector. Er werden zowel basisdiensten als reïntegratiediensten aangeboden. Bij de splitsing is de informatie- en adviesverstrekking met betrekking tot ontwikkelingen binnen de branche ondergebracht bij het zogenaamde Kunstenloket in Amsterdam. Het Kunstenloket verzorgt diensten die vallen onder de basisdienstverlening, waaronder informatie & advies, vacatureregistratie en verwijzing naar vacatures. Ook de CWI's in het land kunnen doorverwijzen op de vacatures die het Kunstenloket heeft geregistreerd. De landelijke registratie ten behoeve van de Wet Inkomensvorming Kunstenaars (WIK) en de advisering over de tewerkstellingsvergunning vinden tevens plaats vanuit dit Kunstenloket. Medewerkers van het Arbeidsbureau/ het CWI in het hele land kunnen de medewerkers van dit bureau raadplegen voor ondersteuning en advies en kunnen de kunstenaars na overleg doorverwijzen naar het Kunstenloket.

De reïntegratietaken ten behoeve van kunsten en media worden door KLIQ uitgevoerd als daar opdrachten voor verstrekt worden.

Bij het LBKM vond op enkele plaatsen in het land, vooral ingegeven vanuit de historie, evenementenbemiddeling plaats. Deze vorm van bemiddeling zal niet worden uitgevoerd door het Kunstenloket en worden overgelaten aan evenementenbureaus en impressariaten.

4. Positionering van het reïntegratiebedrijf op de markt

De leden van de fracties van de PvdA en D66 vragen naar het tijdspad en de bedragen die de regering voor ogen heeft voor de geleidelijke afbouw van het prestatiebudget Arbeidsvoorziening. De leden van de D66-fractie vragen naar de hierbij te hanteren criteria. De leden van de PvdA-fractie vragen evenals de leden van de GroenLinks-fractie tevens naar de voornemens van de regering inzake de geleidelijke afbouw van de overheidsbijdrage aan de NV KLIQ. De leden van de PvdA, VVD, CDA, D66 en GroenLinks vragen hoe het overgangsregime KLIQ zich verhoudt tot de door de Kamer aangenomen motie Wilders c.s.

De leden van de CDA-fractie hebben vragen bij de keuze en onderbouwing van de omzetgarantie van KLIQ. Ze vragen zich af waarom er zonder deze omzetgarantie vertraging zou optreden bij de aanbesteding. Ook D66 gaat in op de argumentatie dat geleidelijk afbouw wenselijk is om een inzakken van de reïntegratie inspanningen te voorkomen. De leden van D66 en GroenLinks vragen de regering de invulling van de omzetgarantie te regelen in het wetsvoorstel of in lagere regelgeving.

Het onderhavige wetsvoorstel heeft betrekking op de periode tot aan de inwerkingtreding van SUWI (1-1-2002), en betreft derhalve de verplichte besteding van middelen bij de NV KLIQ tot dit tijdstip. Wel kunnen de tot die datum gemaakte afspraken er, gezien de gemiddelde duur van reïntegratietrajecten, toe leiden dat ook na deze datum werkzaamheden voor de nog lopende trajecten worden verricht. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat de aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie toegekende prestatiebijdrage door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie bij de NV KLIQ wordt besteed. De regering acht het niet verstandig om de middelen uit de prestatiebijdrage lopende het jaar bij andere partijen onder te brengen. Dit zou namelijk kunnen leiden tot een vertraging in de uitvoering van reïntegratietrajecten.

Daarnaast acht de regering ook voor de periode na 1 januari 2002 een overgangsregime voor KLIQ nodig. De ervaring leert dat overheidsbedrijven die op de markt worden geplaatst enige tijd nodig hebben om zich om te vormen tot een normaal en volwaardig commercieel bedrijf. Een te heftige en abrupte overgang kan leiden tot kapitaalvernietiging in termen van kennis en ervaring. Het is daarom gebruikelijk een overgangsregime te hanteren. Omschakeling van publieke naar private dienstverlening is een substantiële overgang. Dat geldt ook voor KLIQ. Het overgangsregime vanaf januari 2002 zal buiten het kader van dit wetsvoorstel (of lagere regelgeving in het kader daarvan) worden geregeld. In de brief over financiële aspecten NV KLIQ (kenmerk FEZ/B&B/17403) bent u geïnformeerd over de wijze waarop de regering het overgangsregime wenst vorm te geven, en hoe daarbij rekening is gehouden met de motie Wilders c.s.

De leden van de fractie van de VVD kunnen zich gezien de situatie bij Arbeidsvoorziening voorstellen dat een investeringsimpuls in de vorm van een schenking in combinatie met een lening de voorkeur verdient boven een (te lange) omzetgarantie. Ook de fractie van het CDA vraagt zich af waarom niet voor een «bruidsschataanpak» is gekozen, in de plaats van een omzetgarantie. Deze leden stellen hierbij dat de keuze voor een omzetgarantie er toe kan leiden dat concurrentievervalsing optreedt doordat KLIQ niet de volledige kostprijs hoeft door te berekenen door het inzetten van het prestatiebudget.

In de brief over de financiële aspecten van 13 maart jl. (kenmerk FEZ/B&B/17403) wordt uiteengezet hoe de financiële startpositie van de NV KLIQ wordt ingevuld en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Ik zie dat als een evenwichtig pakket. Een «bruidsschat» in de vorm van een onevenredig hoog eigen vermogen zou juist concurrentievervalsing in de hand kunnen werken. Bovendien zijn de tarieven die de NV KLIQ voor de prestaties in rekening brengt, ook voor de prestaties uit hoofde van het voorgestelde overgangsregime, concurrerend.

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering een risico ziet de NV KLIQ in een situatie van vrije aanbesteding zodanig zal scoren dat een omzetgarantie moet worden ingebouwd.

Het overgangsregime zoals thans is voorzien omvat slechts een deel van de totale jaaromzet die door de NV KLIQ wordt nagestreefd. Dit betekent dat de NV KLIQ naast de omzet uit hoofde van het overgangsregime, nog een aanzienlijk deel van de omzet via de vrij aanbesteding moet realiseren. Het kabinet is er voor verantwoordelijk zodanige condities te creëren dat de NV zich moet kunnen positioneren op de markt als belangrijke opdrachtnemer.

Verder wijzen de leden van de VVD-fractie op de noodzaak de financiële administratie op orde te brengen en een aangepast personeelsbeleid te voeren.

De inspanningen zijn erop gericht om de in het verleden opgebouwde debiteurenposities af te bouwen. Voor wat betreft nieuwe activiteiten wordt met name langs de lijn van betere afspraken omtrent rapportage/verantwoording met de opdrachtgevers en verbeteringen in de facturerings- en incassoprocedures voorkomen dat de problemen zoals die zich in het verleden voordeden opnieuw zullen ontstaan.

Wat betreft het personeelsbeleid wordt gewerkt aan de ontwikkeling van een strategisch HRM-beleid met name gericht op competentiemanagement. In dit kader wordt t.a.v. opleidingen, arbeidsomstandigheden, loopbaanperspectieven en in-, door- en uitstroom van medewerkers specifiek beleid ontwikkeld.

Daarnaast worden initiatieven ontplooid ter terugdringing van het ziekteverzuim.

De personele consequenties van de verzelfstandiging, zoals aanpassingen functiegebouw en arbeidsvoorwaarden krijgen aandacht.

In het overleg met de vakorganisaties en de medezeggenschap zullen door KLIQ afspraken worden gemaakt met betrekking tot bovengenoemde thema's.

De leden van de fractie van D66 vragen vervolgens in te gaan op het argument van de ABU, dat Arbeidsvoorziening in de afgelopen jaren voldoende gelegenheid heeft gehad om haar werkprocessen in te richten op de marktwerking zonder dat nu een omzetgarantie nodig is. Verder vragen deze leden zich af of KLIQ niet een enorm concurrentievoordeel heeft gezien ervaringen, netwerken etc.

Arbeidsvoorziening is in de afgelopen periode bezig geweest om zich voor te bereiden op de nieuwe structuur waarbij een deel van het bedrijf wordt verzelfstandigd. Dit betreft in de eerste plaats de ontvlechting van de verschillende bedrijfsonderdelen. Vervolgens wordt nu onder leiding van de door mij benoemde bestuurders gewerkt aan de positionering op de markt. De ervaring bij vergelijkbare processen leert dat het verwerven van een zelfstandige positie op de markt meerdere jaren kan duren. Het argument van de ABU dat er voldoende tijd en mogelijkheid is geweest voor een omslag naar de markt onderschrijf ik dan ook niet. Dat alles neemt niet weg dat het bedrijf veel mogelijkheden heeft om zich een goede positie op de markt te verwerven. Daarbij wordt uiteraard volledig gebruik gemaakt van de kennis, ervaring en netweken die eerder zijn opgebouwd. Anders zou het ook niet mogelijk zijn een dergelijk groot bedrijf op te richten.

5. Hoofdlijn regeling wetsvoorstel

De PvdA-fractie informeerde naar de hoogte van het bedrag dat in 2000 was gereserveerd voor het Centrum Vakopleiding. Daarnaast vraagt ze of de NV KLIQ het Centrum Vakopleiding een omzetgarantie zal bieden.

In de oorspronkelijke begroting 2000 was voor het Centrum Vakopleiding een omzet voorzien van 205 miljoen vanuit de prestatiebijdrage 2000. Gelet op de bij de verwachtingen achterblijvende instroom van werkzoekenden is dit bedrag per 1 juli 2000 verlaagd naar 140 miljoen. Voor het Centrum Vakopleiding is daarom net als in de aangepaste begroting 2000 in de begroting 2001 van Arbeidsvoorziening 140 miljoen gulden gereserveerd. Dit budget is bestemd voor scholing van werkzoekenden die door KLIQ in opdracht van Arbeidsvoorziening gereïntegreerd worden. KLIQ verkrijgt deze scholing «om niet». KLIQ en het Centrum Vakopleiding hebben onlangs een overeenkomst afgesloten in dit kader. Er is sprake van een zakelijk vormgegeven relatie o.a. in de vorm van facturering.

Verder vragen deze leden naar de criteria die gehanteerd zullen worden voor de ministeriële regeling, die het mogelijk maakt delen van de prestatiebijdrage niet bij de NV KLIQ te besteden maar bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zelf. Omdat het Centrum Vakopleiding deel uitmaakt van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zal het deel van de prestatiebijdrage dat bestemd is voor het Centrum Vakopleiding toegekend worden aan de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Dit is ook het enige onderdeel van de prestatiebijdrage dat niet bij de NV KLIQ wordt besteed. Mocht in het kader van de afronding van de ontvlechting blijken dat er taken/werkzaamheden zijn die nu worden gefinancierd uit de prestatiebijdrage en die niet worden uitgevoerd door (of in opdracht van) KLIQ, dan zal ook hiervoor een uitzondering worden gemaakt. Het kabinet zegt toe de Kamer tijdig over een eventuele nadere regeling te informeren.

6. Bestuurlijke verhoudingen

De leden van de fracties van de PvdA en de VVD stellen vragen naar aanleiding van de gewijzigde bestuurlijke vormgeving. De leden van de PvdA-fractie vragen of de schets van de bestuurlijke verhoudingen en de gegevensverstrekking van KLIQ aan de minister via het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA) niet inmiddels achterhaald is. Deze leden zijn van mening dat de toelichting op dit punt herschreven dient te worden. Een nadere uitleg over de precieze verantwoordelijkheidsverdeling tussen CBA, KLIQ en minister achten zij wenselijk. De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de voorliggende voorstellen omtrent bestuurlijke verhoudingen nog wel uitvoerbaar acht gezien de gewijzigde samenstelling van het bestuur. Daarnaast vragen deze leden evenals de leden van de D66-fractie of een werkbare relatie tussen het CBA en de minister te verwachten is ondanks de door hen gesignaleerde spanningen in deze verhoudingen en de druk van het ESF-dossier.

Vanaf het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel is KLIQ een zelfstandige NV. De voor het wetsvoorstel relevante ontwikkeling in de bestuurlijke vormgeving betreft derhalve de vervanging van het CBA door één bestuurder (bestuurder CBA). Deze bestuurlijke constructie is in goed overleg tot stand gekomen. De zorg, die uit de vragen van de VVD-fractie spreekt, hoopt het kabinet hiermee te hebben weggenomen. (Zie hiervoor tevens mijn brief aan uw Kamer d.d. 8 maart 2001, kenmerk AM/ARV/01/12 662).

De bestuurlijke verhoudingen zoals die in de memorie van toelichting zijn geschetst blijven van toepassing. Waar in de toelichting gesproken wordt over het CBA is dat in feite de verantwoordelijke bestuurder. Ook voor wat betreft de informatieverstrekking door de NV KLIQ via Arbeidsvoorziening aan de minister, en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen CBA, de NV KLIQ en de minister blijft hetgeen hierover in de memorie van toelichting is gesteld van toepassing. Conform mijn toezegging in het Algemeen Overleg met de vaste commissie SZW op 15 maart jl., zal ik u schriftelijk nader informeren over de verantwoordelijkheidsverdeling binnen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ten aanzien van de opdrachtverlening aan de NV KLIQ.

De leden van de CDA-fractie vragen onder welke condities en voorwaarden de minister gebruik zal maken van zijn in artikel 17 van dit wetsvoorstel omschreven bevoegdheid om aan de NV KLIQ informatie te vragen en of deze situatie voortduurt wanneer het grootste deel van de aandelen door de Staat zijn verkocht.

Artikel 17 van het wetsvoorstel biedt de minister de bevoegdheid gegevens en inlichtingen te vragen die hij nodig heeft voor de uitvoering van deze wet en voor het instellen van onderzoek dat hij in verband met de uitvoering van deze wet noodzakelijk acht (art. 17, eerste lid). Van deze bevoegdheid zal slechts gebruik gemaakt worden indien informatie niet direct via de Arbeidsvoorzieningsorganisatie kan worden verkregen. Het betreft hier uitsluitend informatie omtrent de besteding van publieke middelen in het kader van deze wet: de uitbesteding van de uitvoering van reïntegratieactiviteiten door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV KLIQ, dus over de periode tot het moment van de inwerkingtreding van SUWI. Deze bevoegdheid heeft uitdrukkelijk niet ten doel een reguliere informatiestroom op gang te brengen tussen de minister en de NV. Daarnaast komt deze bevoegdheid van de minister te vervallen zodra de Staat geen aandeelhouder meer is van de NV KLIQ, tenminste voorzover het de jaren betreft dat de Staat geen aandelen meer in de NV houdt.

De leden van de D66-fractie vragen hoe het aandeelhouderschap van de minister zich verhoudt tot de in artikel 17 van het wetsvoorstel opgenomen bevoegdheid inzake het opvragen van informatie bij de NV KLIQ, en tot de rol van de minister als toezichthouder op het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA). Op welke wijze zal de minister het aandeelhouderschap van de NV KLIQ vormgeven, en worden in de statuten nog extra bevoegdheden opgenomen voor de algemene vergadering van aandeelhouders, zo vragen deze leden.

In paragraaf 3 van deze nota is ingegaan op de wijze waarop de minister het aandeelhouderschap van de NV KLIQ wil vormgeven. De minister van SZW heeft in zijn rol als aandeelhouder bevoegdheden ten aanzien van de NV. Dit betreft bevoegdheden ten aanzien van belangrijke besluiten van de Raad van Bestuur van de NV. Daarnaast houdt de minister op grond van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de reïntegratietaak door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en in dat kader ook op de contracten die met de NV KLIQ worden afgesloten. Het toezicht van de minister strekt zich niet uit tot de rechtspersoon de NV KLIQ, behalve – zoals vermeld – op grond van artikel 17 van het wetsvoorstel.

De rol van de minister als aandeelhouder van de NV KLIQ en zijn rol als toezichthouder op de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zijn in hoge mate verschillend en worden dan ook gescheiden gehouden door een functionele scheiding binnen de organisatie. De rol van toezichthouder zal binnen het departement van SZW door een andere directie worden uitgeoefend dan de rol van aandeelhouder.

De leden van de D66-fractie lijken in te stemmen met de keus om voor de NV KLIQ vooralsnog niet het structuurregime toe te passen. Zij vragen zich echter af waarom op blz. 9 van de memorie van toelichting toch gesproken wordt over een Raad van Commissarissen.

Ook in geval er geen sprake is van een structuurregime is er wel een Raad van Commissarissen bij de NV. Deze heeft een toezichthoudende taak, zoals ook uit de statuten blijkt. In een structuurregime heeft de Raad van Commissarissen meer bevoegdheden ten opzichte van de aandeelhouders.

De leden van de PvdA-fractie vragen of bij de invulling van de commissarissen ook in werknemerscommissarissen wordt voorzien.

In de concept-statuten van NV KLIQ is niet voorzien in de mogelijkheid dat de werknemers commissarissen voordragen. De bevoegdheid tot benoeming van de raad van commissarissen ligt de eerste drie jaar bij de algemene vergadering van aandeelhouders; na verplichte invoering van het structuurregime zal de raad van commissarissen via coöptatie worden benoemd. Overigens zal de raad van commissarissen breed worden samengesteld. Een commissaris die primair de werknemers vertegenwoordigt wordt daarbij net zo min wenselijk geacht als een commissaris die primair de aandeelhouder of een andere belangengroep vertegenwoordigt; de raad weegt in een collegiale samenstelling alle relevante belangen af.

De leden van de D66-fractie vinden dat het wetsvoorstel op het punt van toezicht over de hele linie tekort schiet. Deze leden geven aan te hechten aan een onafhankelijk toezicht tijdens de overgangsfase, en zien hierin bij voorkeur een rol weggelegd voor het Ctsv.

Het wetsvoorstel heeft betrekking op de periode die loopt vanaf het moment van verzelfstandiging van KLIQ tot de inwerkingtreding van de SUWI-wet. In deze korte overgangsperiode, waarin de NV KLIQ een zelfstandige organisatie is en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie als opdrachtgever voor de NV KLIQ fungeert, blijft het toezicht plaatsvinden langs de regulier lijnen; het toezicht op de reïntegratietaak van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie blijft in handen van de minister. Het Ctsv heeft hierin geen actieve rol. Wel vindt er in de overgangsperiode overleg en afstemming plaats tussen de Veranderorganisatie, SZW en het Ctsv (zie hiervoor de brief van de minister van SZW aan de voorzitter van de vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid omtrent het toezicht in de overgangsperiode, d.d. 16 februari 2001 met kenmerk TZ/PT/2001/10707).

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Regering het toezicht «in den brede» op de besteding van de publieke reïntegratiemiddelen wil gaan regelen. Kan via contracten diepere inzage in de boeken van de NV KLIQ en andere reïntegratiebedrijven worden verkregen, zo vragen deze leden. Zij vragen daarbij naar de rol van het Ctsv en van het ministerie van SZW.

Het contract tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de NV KLIQ is onderworpen aan het toezicht van de minister van SZW en vormt bovendien het instrument voor deze minister om informatie te betrekken over de besteding van de publieke middelen ten behoeve van reïntegratie in opdracht van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Dit wil niet zeggen dat de minister via het contract inzage in de boeken van de NV KLIQ heeft.

In het kader van SUWI zal het toezicht en de daarbij behorende informatieverstrekking zich in eerste instantie beperken tot het toezicht op de publiekrechtelijke opdrachtgevers en op subsidieverstrekkers. De toezichtssystematiek is in het wetsvoorstel SUWI (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 588) uitvoerig beschreven. Kortheidshalve verwijs ik daarnaar.

7. Gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie

De leden van vrijwel alle fracties stellen vragen over de beschikbaarheid van de door Arbeidsvoorziening geregistreerde gegevens voor de NV KLIQ. In het wetsvoorstel wordt hiervoor een wettelijke grondslag gecreëerd. Mede op basis van het advies van de Registratiekamer met betrekking tot het wetsvoorstel is deze grondslag nog wat aangescherpt. Hiertoe is een nota van wijziging opgesteld die met de nota naar aanleiding van het verslag bij u wordt ingediend. In deze nota van wijziging wordt een onderscheid gemaakt tussen de overdracht van gegevens door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en het gebruik van de gegevens door de NV KLIQ. Uitgangspunt daarbij blijft hetgeen over dit artikel 8 in de memorie van toelichting is opgemerkt. Daarnaast regelt deze wijziging dat de NV ook gebruik mag maken van de van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ontvangen gegevens wanneer dit betrekking heeft op de uitvoering van door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie afgesloten commerciële dienstverleningscontracten die naar de NV overgaan. Voor een uitgebreidere toelichting verwijs ik naar de Nota van Wijziging. In deze toelichting wordt deze regeling bij wet, waarbij in feite een inbreuk op de privacybescherming wordt gemaakt, nader gerechtvaardigd. De Registratiekamer vroeg hier ook om. Het gaat er in feite om aan te tonen waarom voor die inbreuk een «pressing social need» bestaat. Deze noodzaak is gelegen in het belang van vlot verloop van het proces van externe verzelfstandiging met continuering van de dienstverlening. Het alternatief alle geregistreerde werkzoekenden om toestemming vragen is te belastend.

Door in artikel 8 een onderscheid te maken tussen verstrekking en gebruik wordt de wijze waarop de beoogde praktische uitwerking van de gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV KLIQ zich verhoudt tot hetgeen in het wetsvoorstel is bepaald over het gebruik van deze gegevens ook verduidelijkt. Leden van de fracties van D66 en de ChristenUnie stelden hierover vragen.

In reactie op de vraag van de leden van de PvdA-fractie aangaande de advisering door de Registratiekamer, merk ik op dat de Registratiekamer – zoals uit bovenstaande tekst reeds blijkt – advies heeft uitgebracht over het wetsvoorstel. De adviezen van de Registratiekamer zijn als bijlage opgenomen1.

Leden van de fracties van de PvdA, D66, GL en SGP stellen vragen over het toegestane gebruik van de door de Arbeidsvoorzieninsorganisatie aan de NV KLIQ te leveren cliëntgegevens, en de controle hierop. Het gebruik van deze gegevens door de NV KLIQ is beperkt tot hetgeen hierover in het wetsvoorstel is bepaald. Dit houdt in dat het gebruik van de op grond van artikel 8, eerste lid verstrekte gegevens is toegestaan voor de uitvoering van de door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV KLIQ te verstrekken opdracht zoals bedoeld in artikel 5, de uitvoering van inkoopcontracten die gemeenten en het LISV hebben afgesloten met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie voor de datum van externe verzelfstandiging, en de uitvoering van de door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie voor de datum van externe verzelfstandiging afgesloten commerciële dienstverleningscontracten.

Dit betekent dat de gegevens niet aan derden kunnen worden verkocht. De gegevens kunnen slechts aan derden worden doorgeleid wanneer dit gebeurt in het kader van de uitvoering van de hiervoor genoemde opdracht of contracten. Na het moment van externe verzelfstandiging betreft dit per definitie commerciële activiteiten. Eén en ander is conform de algemeen geldende bepalingen in verband met de privacy-bescherming in de Wet bescherming persoonsgegevens. Voor andere reïntegratiebedrijven die in opdracht van bijvoorbeeld gemeenten of LISV reïntegratiecontracten uitvoeren en hiertoe gegevens over werkzoekenden ontvangen, gelden in dit kader dezelfde regels. Ook voor het toezicht op het gebruik van de gegevens door de NV KLIQ is in principe hetzelfde regime van toepassing als voor het toezicht op het gebruik van persoonsgegevens in het algemeen.

Het stellen van een maximale termijn aan het gebruik van de door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV overgedragen gegevens acht ik niet noodzakelijk. De in het wetsvoorstel bepaalde doeleinden waarvoor de NV de gegevens mag gebruiken brengen al een tijdelijkheid van het gebruik met zich mee.

Leden van vrijwel alle fracties stellen vragen over de verstrekking van gegevens door Arbeidsvoorziening aan de NV KLIQ. Daarbij zijn vragen gesteld over de voorwaarden die verbonden zijn aan de gegevensverstrekking, over de wijze waarop de gegevensverstrekking wordt vormgegeven en mogelijke alternatieven hiervoor, over welke gegevens verstrekt worden en hoe vaak dit gebeurt, en over de controle op de gegevensverstrekking. Met bijgaande nota van wijziging is beoogd nog duidelijker aan te geven welke voorwaarden verbonden zijn aan de gegevensverstrekking. De essentie is dat de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV alle gegevens verstrekt die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het wetsvoorstel. Het is de bedoeling om zo veel als mogelijk is, al vòòr de datum van externe verzelfstandiging van KLIQ de niet door de NV KLIQ benodigde gegevens uit de voor de NV bestemde databestanden te verwijderen. Ik ben in overleg met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (bedrijfsonderdeel KLIQ) over de vraag welke van de bij deze organisatie geregistreerde gegevens al dan niet nodig zijn voor de uitvoering van de in artikel 8 van het wetsvoorstel omschreven opdracht en contracten, en de vraag wanneer de niet benodigde gegevens uit de voor de NV KLIQ bestemde databestanden kunnen worden verwijderd. De verwachting van Arbeidsvoorziening is dat het overgrote deel van de niet voor de NV KLIQ benodigde gegevens vòòr het moment van externe verzelfstandiging van KLIQ verwijderd kan worden. Naar verwachting zal hierover op korte termijn helderheid ontstaan, waarna in dit kader afspraken gemaakt zullen worden met de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (KLIQ). Gezien het doel van het wetsvoorstel (een snel en doelmatig proces van verzelfstandiging) acht ik het echter niet wenselijk dat het proces van het «op maat maken» van de over te dragen gegevensbestanden leidt tot uitstel van de verzelfstandiging van KLIQ. Het wetsvoorstel maakt het daarom mogelijk om meer gegevens aan de NV te verstrekken dan strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de bij dit wetsvoorstel aan de NV over te dragen werkzaamheden.

Op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie of precies omschreven kan worden welke gegevens overgaan naar de NV KLIQ kan ik zeggen dat dit op de datum van externe verzelfstandiging van KLIQ in elk geval zal betreffen de bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geregistreerde gegevens over werkzoekenden die op dat moment een door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (KLIQ) uitgevoerd reïntegratietraject volgen. Ook zullen op dat moment de bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geregistreerde gegevens over vacatures en werkgevers, die direct gerelateerd zijn aan een op de oprichtingsdatum van de NV KLIQ bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (KLIQ) in uitvoering zijnd reïntegratietraject, aan de NV ter beschikking worden gesteld.

In vervolg op de gegevensverstrekking bij oprichting van de NV zal de Arbeidsvoorzieningsorganisatie werkzoekendengegegevens aan de NV KLIQ ter beschikking stellen die betrekking hebben op werkzoekenden voor wie pas na het moment van oprichting van de NV opdracht wordt gegeven voor reïntegratie. Aan de NV worden in dit kader slechts gegevens verstrekt voorzover dit nodig is voor de uitvoering van de door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV KLIQ te verstrekken opdracht, of voorzover dit nodig is voor het uitvoeren van met gemeenten of LISV te sluiten contracten voor het verrichten van reïntegratie-activiteiten. Met betrekking tot de eerstgenoemde situatie zal in het kader van het tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de NV KLIQ te sluiten contract nader worden bezien welke gegevens dit betreft, en hoe vaak deze gegevensverstrekking plaats zal vinden. Met betrekking tot de laatstgenoemde situatie kan worden opgemerkt dat de Arbeidsvoorzieningsorganisatie in dit kader ook aan andere reïntegratiebedrijven de benodigde werkzoekendengegevens verstrekt.

De minister van SZW is op grond van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van wetten door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, hetgeen ook de gegevensverwerking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie omvat in overeenstemming met de Arbeidsvoorzieningswet 1996 en andere wetten (dus ook dit wetsvoorstel voor zover de Arbeidsvoorzieningsorganisatie daarin bevoegdheden heeft).

De leden van de VVD-fractie vragen zich af of de nieuwe onderneming wel tijdig de informatie en producten van Arbeidsvoorziening zal ontvangen. De voorbereidingen voor de beoogde vorm van gegevensverstrekking lopen vooralsnog voorspoedig. Een voor de NV KLIQ bestemde kloon van het automatiseringssysteem van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (inclusief gegevensbestanden) is inmiddels gereed. In de periode tot de externe verzelfstandiging van KLIQ zullen hieruit zoveel mogelijk de niet door de NV benodigde gegevens worden verwijderd. Nieuwe gegevens zullen slechts in de automatiseringssysteem van KLIQ (c.q. de NV KLIQ) worden ingevoerd voorzover deze gegevens nodig zijn voor de in artikel 8 genoemde activiteiten. Het hiervoor genoemde onderzoek naar de technische mogelijkheden voor het toegankelijk maken van gegevens voor de NV KLIQ gaf eerder aan dat de selectieve verstrekking van nieuwe gegevens technisch gezien niet problematisch is. Gezien het belang van een goede gegevensverstrekking zal de voorbereiding en de uitvoering hiervan nauwlettend worden gevolgd.

Leden van de fracties van D66, GroenLinks en de SGP vragen hoe zal worden gecontroleerd dat de NV KLIQ de van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ontvangen gegevens die niet gebruikt worden, zullen worden vernietigd. De leden van de D66-fractie willen op dit gebied harde garanties ontvangen. Indien blijkt dat het niet mogelijk is om alle niet voor de uitvoering van de in artikel 8 genoemde opdracht en contracten noodzakelijke gegevens vòòr de datum van externe verzelfstandiging van KLIQ uit de voor de NV KLIQ bestemde gegevensbestanden te verwijderen, zullen over de verwijdering van deze gegevens afspraken worden gemaakt met de NV KLIQ. De naleving van deze afspraken zal worden gecontroleerd.

Leden van de PvdA-fractie vragen welke beroepsmogelijkheden cliënten hebben als zij menen dat hun gegevens niet juist of niet mogen worden overgedragen? Hoe worden cliënten geïnformeerd over deze gang van zaken.

De in de privacy-wetgeving opgenomen algemene regels voor de rechten van betrokkenen en rechtsbescherming zijn van toepassing. In geval van een geschil over het gebruik kan de zaak worden voorgelegd aan een rechter. Voorts kan de Registratiekamer verzocht worden een onderzoek in te stellen naar de gang van zaken. De cliënten zullen via voorlichting over de inwerkingtreding van deze wet in algemene zin geïnformeerd worden over het gebruik van de bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geregistreerde gegevens door de NV KLIQ.

Leden van de CDA-fractie vragen hoe de voorgestelde werkwijze ten aanzien van verstrekking en gebruik van gegevens zich verhoudt tot de privacywetgeving.

In de toelichting op artikel 8 in de memorie van toelichting en bij de nota van toelichting wordt de noodzaak voor een regeling in dit wetsvoorstel aan gegeven. Er is sprake van een afwijking van de algemene bepalingen geldend in verband met de bescherming van persoonlijke levenssfeer. Vandaar dat een speciale regeling in het wetsvoorstel nodig is.

Leden van vrijwel alle fracties vragen over de wijze waarop de gegevensverstrekking aan de NV KLIQ zich verhoudt tot de gegevensverstrekking aan derden, waaronder andere reïntegratiebedrijven. Daarbij wordt onder andere gewezen op de gewenste gezonde concurrentieverhoudingen op de reïntegratiemarkt. De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke gegevens door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan andere reïntegratiebedrijven worden verstrekt. De NV KLIQ ontvangt bij de start van dit bedrijf en gedurende de looptijd van de overeenkomst over de besteding van de prestatiebijdrage gegevens die verbonden zijn aan de uitvoering van de (conform dit wetsvoorstel) van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar de NV KLIQ over te hevelen werkzaamheden. Het feit dat deze gegevens aan de NV KLIQ ter beschikking worden gesteld, hangt dus direct samen met de met dit wetsvoorstel beoogde overheveling van de uitvoering van reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie naar de NV KLIQ.

Bij de overige gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zal er geen onderscheid worden gemaakt tussen de NV KLIQ en andere reïntegratiebedrijven. Het betreft hier de verstrekking van gegevens door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan reïntegratiebedrijven die betrekking heeeft op de uitvoering van reïntegratie-opdrachten van gemeenten of de Uvi's aan de betreffende bedrijven.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af of het risico van strijdigheid met de Europese mededingingsregels wel voldoende gewaarborgd is, omdat de toegang voor de NV KLIQ tot de bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie geregistreerde gegevens niet uitputtend in de wet is geregeld. Hoewel met de regeling in de wet enerzijds de eventuele strijdigheid met de mededingingsregels wordt gerechtvaardigd, wordt er anderzijds mee beoogd die strijdigheid zo beperkt mogelijk te laten zijn. Hiertoe zijn in het wetsvoorstel beperkingen voor het gebruik van de gegevens opgenomen. Echter een regeling bij wet maakt het niet mogelijk in detail de toegang tot de gegevens te regelen, waardoor inderdaad het risico kan blijven bestaan, dat in de praktijk de strijdigheid met mededingingsregels groter is dan met de regeling in dit wetsvoorstel gerechtvaardigd wordt geacht.

Leden van de fracties van D66, GroenLinks en SGP vragen naar wat er gebeurt wanneer KLIQ niet per 2002 over een eigen automatiseringssysteem beschikt? Zal KLIQ dan gebruik blijven maken van de gegevens van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie?

De NV KLIQ zal al vanaf de start over een eigen automatiseringssysteem beschikken. Dit betreft een kopie van het huidige automatiseringssysteem van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie, met dien verstande dat de in de automatiseringssystemen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de NV KLIQ opgenomen gegevensbestanden zullen verschillen. De NV zal zo spoedig mogelijk overschakelen op een ander, beter op het bedrijf toegesneden, automatiseringssysteem. De gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV staat los van het door de NV KLIQ gehanteerde automatiseringssysteem. De NV KLIQ verwerkt de gegevens die het van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie ontvangt in het eigen automatiseringssysteem van de NV.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de NV KLIQ niet al vanaf de start kiest voor een ander automatiseringssysteem dan dat van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.

Mede gezien de nadelen van het huidige automatiseringssysteem van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie streeft KLIQ ernaar om zo spoedig mogelijk over te schakelen op een ander, beter op het bedrijf toegesneden, automatiseringssysteem. Het is echter niet haalbaar geacht om een dergelijk systeem op de datum van verzelfstandiging van KLIQ beschikbaar te hebben. De verwachting is dat een dergelijk systeem per 1 januari 2002 zal kunnen worden ingevoerd.

Voor de beantwoording van vragen van de PvdA- en D66-fracties over het Agorasysteem verwijs ik naar mijn brief hierover aan de Kamer, kenmerk SUWI/01/13 637/A&O/PGV/01/2001/15 603. In aanvulling hierop kan ik, in reactie op de vraag van de PvdA-fractie, melden dat de NV KLIQ geen gebruik zal maken van het Agorasysteem.

De leden van de PvdA-fractie stellen vragen over eigendom en financiering van het te ontwikkelen automatiseringssysteem van de NV KLIQ. Tevens vragen zij hoe de waarde van het PGI-systeem in de openingsbalans en van de NV wordt verwerkt.

In het kader van de afspraken rond de transformatiekosten van KLIQ levert het rijk een bijdrage in eenmalige ICT-investeringen die direct samenhangen met de transformatie en opzet van de nieuwe organisatie. KLIQ dient daarnaast de «normale» investeringen in nieuwe systemen, zoals gebruikelijk, te activeren op de balans en in de exploitatie te verwerken. KLIQ zal zelf (en als enige) eigenaar zijn van de systemen die op deze wijze worden verworven, en zelf verantwoordelijk zijn voor beheer, onderhoud en verbeteren van de systemen. De boekwaarde van het PGI-systeem zal blijken uit de jaarstukken 2000 van Arbeidsvoorziening. Hiervoor is geen post opgenomen in de openingsbalans van KLIQ. PGI vertegenwoordigt voor KLIQ in beginsel ook geen waarde (meer), omdat dit systeem wordt uitgefaseerd zodra het vervangende systeem beschikbaar is (streefdatum 1-1-2002).

De leden van de fracties van D66 en GroenLinks vragen of voor de door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie aan de NV KLIQ over te dragen cliëntgegevens een waarde is opgenomen in de openingsbalans van KLIQ. Zij stellen in dit kader dat cliëntgegevens een bepaalde waarde vertegenwoordigen en commercieel verhandelbaar zijn.

Voor de cliëntgegevens is geen post opgenomen op de openingsbalans van KLIQ. Gezien de beperkingen die in het wetsvoorstel worden opgelegd ten aanzien van het gebruik van de gegevens door de NV KLIQ is geen sprake van verhandelbaarheid van gegevens.

8. Financiële aspecten

In deze paragraaf (en ook in paragraaf 4) van het Verslag zijn vragen gesteld over de financiële startpositie van de NV KLIQ. Deze vragen zijn beantwoord in de, reeds in de inleiding van deze nota genoemde, brief die uw kamer onlangs heeft ontvangen van de ministers van SZW en Financiën over financiële aspecten NV KLIQ (kenmerk FEZ/B&B/17 403).

9. Opvatting Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (uitvoeringstoets)

De leden van de PvdA-fractie gaan uitgebreid in op de wenselijkheid van toezicht op de inzet van publieke middelen in de overgangsfase waarin de Arbeidsvoorzieningsorganisatie nog verantwoordelijk is voor de besteding van die middelen, maar de uitvoering door een geprivatiseerd bedrijf, namelijk de NV KLIQ, plaatsvindt.

Dat de verhouding tussen de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en de NV KLIQ vooral een contractuele is, die door het civiele recht wordt beheerst, vloeit voort uit de in deze wet gekozen constructie. Bij de civiele rechter zal de naleving van het contract kunnen worden gevorderd. Het wetsvoorstel bevat echter ook bepalingen over de inhoud van het contract en schrijft voor, dat over het contract overlegd wordt met de minister (artikel 7). Zoals in paragraaf 6 is aangegeven is sprake van een ongewijzigde toezichtsrelatie op Arbeidsvoorziening. Aanvullend toezicht van de minister gedurende de periode tot aan SUWI acht het kabinet dan ook niet noodzakelijk.

10. Tot slot

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de positie van de NV KLIQ in het kader van de één-loket-gedachte van het CWI.

KLIQ voert haar dienstverlening (zowel reïntegratie als employability) bij voorkeur bij de opdrachtgever (bv een gemeente) uit. Daar waar dit niet haalbaar is wordt de dienstverlening uitgevoerd vanuit een van de 19 «thuisbases» van KLIQ. Waar dit laatste (vooral ingegeven door factoren als bereikbaarheid voor de cliënten) geen goed alternatief is kunnen de activiteiten bij een SUWI-bedrijfsverzamelgebouw worden ondergebracht.

De leden van de VVD-fractie dringen er op aan om een spoedige privatisering van reïntegratie en scholing op een andere wijze dan via dit wetsvoorstel, mogelijk te maken.

Dit wetsvoorstel is noodzakelijk voor de regeling van de overgang van de vermogensbestanddelen naar de opgerichte NV KLIQ, de bepaling op welke wijze daarbij de storting op de aandelen door het Rijk plaatsvindt en het overgangsregime voor de uitvoering van de reïntegratietaken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Een alternatief is oprichting van de NV, waarbij deze overgang en startpositie in relatie tot de taken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie niet geregeld is. Dit maakt de start van de NV als reïntegratie bedrijf niet realiseerbaar. Een ander alternatief is regeling in het kader van de SUWI-wetgeving. Dit is geen alternatief omdat dit niet tot een versnelling leidt. Het kabinet vertrouwt op een zodanige voortgang van dit wetgevingstraject dat dit voor de SUWI-wet uit blijft lopen en acht het derhalve nu niet noodzakelijk om op dit moment op een alternatief regelgevingstraject nader in te gaan.

II ARTIKELEN

Artikel 5 en 6

De ministeriële regeling, waarnaar in deze artikelen wordt verwezen betreft met name de uitzondering op de uitbesteding aan de NV KLIQ. De leden van de PvdA-fractie stellen daarover een aantal vragen. Het gaat enerzijds om de uitvoering van taken op een andere wijze dan door de NV KLIQ en heeft vooral betrekking op de inschakeling van het Centrum Vakopleiding. Daarmee samenhangend worden ook niet alle middelen uit de prestatiebijdrage besteed voor het contract met de NV. Het zal vooral gaan om uitvoering die blijft berusten bij onderdelen, die nog formeel onderdeel uitmaken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Dat bepaalt dan ook de toezichtsrelatie. In de overgangssituatie naar de inwerkingtreding van de nieuwe uitvoeringsstructuur (SUWI) zal waarschijnlijk niet sprake zijn van de inschakeling van derden voor de uitvoering van wettelijke taken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie. De artikelen hebben geen betrekking op de contracten van de NV KLIQ waarbij dienstverlening door de NV wordt uitbesteed. Ook in dat geval blijft de NV KLIQ voor zover het de uitvoering van deze wet betreft verantwoordelijk.

De nadere uitwerking in de ministeriële regeling wordt overigens bezien in het licht van de ontwikkelingen, die uitgebreid in deze nota en de brief van 13 maart jl. over de financiële aspecten zijn geschetst.

Artikel 8

Voor de beantwoording van de vraag van de PvdA-fractie binnen welke termijn afspraken zullen worden gemaakt met de NV KLIQ over het gebruik van gegevens en de controle hierop, kan verwezen worden naar paragraaf 7 van deze nota.

Artikel 17

Op de scheiding van de functie van de Staat als aandeelhouder en die van toezichthouder op Arbeidsvoorziening is in paragraaf 6 van deze nota ingegaan. Op die wijze wordt naar het oordeel van het kabinet een conflict tussen die twee posities van de Staat voorkomen, kan in de richting van de PvdA-fractie in aanvulling daarop nog worden opgemerkt.

In beginsel bestaat op grond van het tweede lid van dit artikel de verplichting inlichtingen te verstrekken ook voor derden, die bij de uitvoering van wettelijke taken van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie worden ingeschakeld, echter op grond van dit artikel alleen voorzover de minister de bevoegdheid heeft de inlichtingen te verlangen. De bevoegdheid om inlichtingen te verlangen, waar dit artikel betrekking op heeft betreft echter alleen de NV KLIQ. De vraag van deze leden of ook derden inlichtingen dienen te verstrekken moet op grond hiervan in feite ontkennend worden beantwoord.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven