27 549
Regels met betrekking tot de positionering van de reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 13 februari 2001

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoudsopgave
  
Algemeen
1.Inleiding
2.Reïntegratiemarkt in relatie tot de privatisering van het reïntegratiebedrijf van 3. Arbeidsvoorziening
3.Het proces van privatisering
4.Positionering van het reïntegratiebedrijf op de markt
5.Hoofdlijn regeling wetsvoorstel
6.Bestuurlijke verhoudingen
7.Gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie
8.Financiële gevolgen
9.Opvattingen CDA (uitvoeringstoets)
10.Tot slot
Artikelen

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de PvdA fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij stemmen in met het voornemen om tot een ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie te komen. Ook de oprichting van NV KLIQ kan in beginsel rekenen op de steun van deze leden. Wel zal de uiteindelijke instemming van deze leden mede afhankelijk zijn van verdere gegevens en de voorwaarden waarop de verzelfstandiging van NV KLIQ plaatsvindt. Daarover hebben deze leden vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben geconstateerd dat de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid in januari een verdere stap naar verzelfstandiging heeft gezet door de aansturing van NV KLIQ van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening (CBA) weg te halen en een professioneel bestuur in te zetten. Deze leden stemmen in met deze maatregel gezien het feit dat de overgangssituatie zo kort mogelijk moet duren, wil het bedrijf een goed kans maken op de reïntegratiemarkt.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe en op welke termijn de Centra Vakopleiding in een wettelijk kader geplaatst wordt, opdat er duidelijkheid over de toekomst ontstaat. Deze leden dringen aan op meer duidelijkheid over de status van de Centra Vakopleiding. Wanneer is de aangekondigde nadere analyse over de positie van de Centra Vakopleiding te verwachten? Welke criteria worden gehanteerd bij de besluitvorming over de toekomstige vormgeving van Centra Vakopleiding? Hoe gaat de samenwerking tussen de Centra Vakopleiding en de Regionale Opleidingscentra (ROC's) er uit zien?

De leden van de PvdA-fractie hechten zeer aan het succesvol voortbestaan van de vrouwenvakscholen. Een te trage besluitvorming zou het voortbestaan kunnen bedreigen. Wat is de positie van de vrouwenvakscholen in relatie tot NV KLIQ? Worden ook aan hen afnamegaranties geboden? Welke garanties tot voortbestaan worden gegeven? Wanneer komt de regering met voorstellen ter zake, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van de VVD hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. De inbreng van deze leden betreft vooralsnog noties op hoofdlijnen over algemene aspecten, procedurele aspecten, de doelstelling van de nieuwe NV KLIQ, de financiële gegevens, de concurrentiepositie, de automatisering – inclusief het gegevensbeheer – en de bestuurlijke verhoudingen.

Deze leden onderschijven de spoedige totstandkoming van een private reïntegratiemarkt ten zeerste. Reeds in de vorige kabinetsperiode hebben zij bij herhaling aangedrongen op meer marktwerking, verdergaande liberalisering en zo mogelijk op termijn volledige privatisering van de scholings-, bemiddelings- en reintegratie-activiteiten. Deze leden zijn altijd van oordeel geweest dat differentiatie en onderlinge concurrentie op bovenstaande terreinen de uitvoering meer maatwerkgericht per individuele cliënt zou maken. Daarmee zal voor cliënten een meer klantgericht en klantvriendelijker klimaat ontstaan, waardoor de motivatie van cliënten zal toenemen alsmede de effectiviteit van de voor hen in te zetten instrumenten. Als gevolg daarvan worden publieke middelen zo efficiënt en vooral ook doeltreffend mogelijk benut. Dit zal resulteren in grotere uitstroom uit de uitkeringssituatie naar de arbeidsmarkt. Het eindresultaat is dat meer mensen actief zelfstandig in hun bestaan voorzien en eigen richting aan hun leven kunnen geven zonder voortdurende overheidsbemoeienis. De overheid op alle niveaus hoeft minder energie en publieke middelen in te zetten voor arbeidsmarktbeleid en beperkt zich dan beter tot haar kerntaak, te weten een vangnetfunctie ten behoeve van hen die tijdelijk niet in hun eigen bestaansmiddelen kunnen voorzien. Niet onbelangrijk is tenslotte de verhouding actieven versus inactieven en daarmee ook het draagvlak voor de voorzieningen alsmede de houdbaarheid van een goed sociaal vangnet.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven dan ook ten zeerste de passages in het Regeerakkoord, alsook de uitkomsten van de hoofdlijnendebatten over de nieuwe uitvoeringsstructuur voor de sociale zekerheid (SUWI-I en SUWI-II). Zij constateren daarbij dat, hoewel in de vorige kabinetsperiode mondjesmaat werd ingezet richting concurrentie en dus geleidelijke afschaffing van de zogenaamde «gedwongen winkelnering», het tempo waarin dit werd gerealiseerd wel zeer traag was. Na totstandkoming van het Regeerakkoord heeft zich met grote snelheid een enorme markt gevormd op reïntegratiegebied. Alhoewel de overheid nog zal moeten afwachten hoe de uiteindelijke vorm en vooral ook de resultaten van deze nieuwe markt op langere termijn zullen uitwerken, toont de grote belangstelling van veel nieuwkomers zonder meer aan dat er maatschappelijke belangstelling is en er dus ook omzetmogelijkheden bestaan voor een grote diversiteit aan bedrijven. De omzet die gerealiseerd kan worden door middel van inzet van publiek geld ten behoeve van geheel of gedeeltelijk uitkeringsgerechtigden en herintreders zal zorgen voor geïnteresseerde uitvoerders. Deze leden zijn ervan overtuigd dat ook in de verdere toekomst niet alleen ondernemingen, maar ook de overheid sterke behoefte aan blijvende inzet op menselijk kapitaal («employability») zullen houden.

Om bovenstaande redenen hebben de leden van de VVD-fractie dan ook telkenmale aangedrongen op grote spoed bij de ontvlechting van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie en op de snelle en vooral zelfstandige positie van de reïntegratie- en scholingsafdelingen van Arbeidsvoorziening. Zij betoogden dat hoe langer het proces zou worden uitgesteld en ook hoe langer er overheidssteun en bemoeienis zou zijn, hoe minder de reële kansen voor dit te privatiseren gedeelte van de organisatie zouden zijn. Derhalve hadden deze leden het voorliggende wetsvoorstel al veel eerder (namelijk snel na het hoofdlijnendebat over SUWI-I) verwacht. Deze leden achtten vertraging in de totstandkoming van wet- en regelgeving op dit terrein zeer schadelijk en stemden derhalve in met voortgang in het proces om te komen tot de NV KLIQ. Wel gaven deze leden in een algemeen overleg met betrekking tot de oprichting van de NV aan dat er een aantal zeer essentiële randvoorwaarden noodzakelijk worden geacht. Kortheidshalve verwijzen zij naar het verslag van het overleg dat plaatsvond op 5 oktober 2000 (kamerstuk 27 296, nr. 3). De inbreng van de leden van de VVD-fractie zal zich richten op de voor hen belangrijkste voorwaarden.

De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe de Tweede Kamer geacht wordt in te kunnen stemmen met het voorliggende wetsvoorstel, terwijl nog zoveel zaken onuitgewerkt zijn. Hierbij spelen de financiële aspecten als omzetgarantie, eventuele investeringsimpuls en de verdere invoeringskosten een grote rol. Ook de doelstelling van het nieuwe bedrijf op korte en lange termijn alsmede de al dan niet levensvatbaarheid (beoordeling ondernemingsplan door regering en Tweede Kamer) zijn van belang. Daarnaast is nog onduidelijk wat er met de Centra voor Vakopleiding zal gaan gebeuren. Zal er nog sprake kunnen zijn van een eventuele combinatie van het reïntegratiebedrijf met de Centra Vakopleiding als één nieuw bedrijf? Is er een eventuele verkenning geweest naar vergaande samenwerking, fusie- of overnamemogelijkheden voor beide onderdelen en voor ieder apart, zo vragen deze leden. Of wordt hierover alsnog gedacht? En wat is de reden van een apart Facilitair bedrijf en hoe verhoudt zich dit tot voorliggend wetsvoorstel? Tot slot hebben zich met name op het bestuurlijk vlak inmiddels ontwikkelingen voorgedaan die wellicht dit wetsvoorstel in een ander daglicht plaatsen. Deze leden refereren daarbij aan de gewijzigde mandaatregeling en de benoeming van andere en onafhankelijk van Arbeidsvoorziening opererende bestuurders voor de NV KLIQ en de Centra Vakopleiding. Overigens beweert de regering deze regeling naar het parlement te hebben gestuurd, deze heeft het parlement echter nog niet bereikt. Deze leden verzoeken met klem alsnog om toezending.

In de toch wel nauwe samenwerking die vereist is tussen Arbeidsvoorziening en NV KLIQ is sinds dit wetsvoorstel wellicht zoveel gewijzigd dat het voorstel aanpassing behoeft. Maar ook de problemen rondom het Europees Sociaal Fonds (ESF) spelen een rol van betekenis bij zowel de positionering van ESF alsook voor wat betreft het feitelijk benutten en beheren van ESF-middelen. Immers, deze middelen vormen onderdeel van de omzet van de NV KLIQ en de Centra Vakopleiding. Alle bovengenoemde punten stellen de leden van de VVD-fractie voor de vraag of het voorliggende wetsvoorstel wel in deze vorm kan worden beoordeeld door het parlement. Dit geldt temeer daar de Tweede Kamer voornemens is een analyse (contra-expertise) te laten uitvoeren van de financieel-comptabele aspecten van de totstandkoming van NV KLIQ. Indien de resultaten van diverse nog lopende onderzoeken, zoals aangegeven door de regering, pas medio april bij de Tweede Kamer zullen arriveren, ontstaat de volgende situatie. De Kamer zal enkele weken moeten wachten op de door haar gewenste onderzoek. Hierna zou de behoefte aan een nader verslag niet denkbeeldig zijn. Al met al zal zoveel tijd nodig zijn voor de beoordeling en eventuele goedkeuring van een mogelijk ook nog vergaand gewijzigd wetsvoorstel, dat de resterende periode tot inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (beoogd op 1 januari 2002) te gering is om dit aparte wetsvoorstel nog te rechtvaardigen in deze vorm. Daarnaast is het deze leden niet duidelijk hoe er na inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI), wanneer er geen Arbeidsvoorziening en dus ook geen prestatiebudget meer is, toch bepaalde werkrelaties met en omzetgaranties naar de NV KLIQ zouden lopen. De leden van de VVD-fractie vernemen graag een uitgebreide reactie op voorgaande stellingnames en vragen.

De leden van de fractie van de VVD onderschrijven het feit dat de nieuwe NV als één van haar omzetmogelijkheden zich kan richten op «dienstverlening gericht op het geschikt maken van moeilijk plaatsbare werkzoekenden en arbeidsgehandicapten voor inschakeling in de arbeid en dienstverlening ten behoeve van werkgevers ter vervulling van vacatures», zoals aangegeven in artikel 1b. Deze leden achten de omschrijving echter veel te dwingend en rigide met name door de woorden «in ieder geval». Deze leden hebben reeds hierboven betoogd dat snelle en volledige privatisering van de onderdelen scholing en reïntegratie van Arbeidsvoorziening naar hun mening niet gepaard zou moeten gaan met dwingend op te leggen regels van overheidskant, noch met te lange bemoeienis of omzetgaranties. Naar de mening van deze leden heeft de nieuwe NV uitsluitend tot taak zélf te bepalen hoe zij haar omzet denkt te halen en op welke wijze zij daarbij ook de genoemde taken wil betrekken. Verder dient de onderneming in staat te worden gesteld om winst te maken zoals iedere andere zelfstandige onderneming als hoofddoelstelling heeft, wil zij zich kunnen positioneren en op lange termijn kunnen handhaven dan wel interessant te zijn als samenwerkingspartner, mogelijke fusiepartner of voor overname. Ongeacht of de Staat al dan niet grootaandeelhouder is voor kortere of langere tijd. Deelt de regering dit standpunt? De leden van de VVD-fractie achten de stellingname dat de reïntegratie-activiteiten geen goede voortgang zouden kunnen vinden zonder deze regeling, volstrekt onvoldoende onderbouwd. De regering wordt dan ook gevraagd uitputtend te onderbouwen waarom de prestatiebijdrage niet via opdrachtgevers kan verlopen. Deze opdrachtgevers krijgen immers dwingend mee om de doelstelling als bovenstaand te bereiken door goede dienstverlening in te kopen. Deze leden kunnen niet in waarom, terwijl nu al veel publiek geld zeer succesvol door private uitvoerders wordt benut voor genoemde doelgroepen en er al een aantal jaren ervaring is opgedaan (reden ook voor de besluiten in het kader van het Regeerakkoord en SUWI I en II), er nu zo angstig naar de toekomst wordt gekeken. Bovendien staat opdrachtgevers niets in de weg om in te kopen bij de NV KLIQ of de Centra Vakopleiding. Het ontgaat deze leden waarom uitsluitend Arbeidsvoorziening en/of de NV KLIQ dit beter zouden kunnen of hebben aangetoond het beter te kunnen? Als dat zo zou zijn, was privatisering toch niet nodig geweest, zo vragen deze leden. Daarnaast volgt uit deze bepaling overal in dit wetsvoorstel een ongewenste binding met de oude Arbeidsvoorzieningsorganisatie, alsmede de zekerheid van concurrentievervalsing, die deze leden hoe dan ook willen voorkomen.

De leden van de CDA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Het doel van de wet, het privatiseren van het reïntegratiebedrijf KLIQ, wordt door deze leden onderschreven. Dienstverlening in de markt, gericht op het reïntegreren van moeilijk plaatsbare werkzoekenden en arbeidsgehandicapten, moet worden aangemoedigd. Dit mag echter niet ten koste van de zwakkeren op de arbeidsmarkt. Daarbij moet het uiterste worden gedaan om het risico te vermijden dat mensen die relatief gemakkelijk te bemiddelen zijn wel voor reïntegratie in aanmerking komen en werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt hierdoor onvoldoende prioriteit krijgen en nog verder op afstand geraken. De hier aan het woord zijnde leden vragen zich af welke gevolgen het totaal privatiseren van de reïntegratie zal hebben bij conjuncturele of economische schommelingen. Kan de regering eens uiteenzetten hoe de reïntegratie-inspanningen voor werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt maximaal worden gegarandeerd in een periode van oplopende werkloosheid. Deze leden hebben het vermoeden dat commerciële reïntegratiebedrijven in die situatie nog sterker zullen selecteren op reïntegratieopdrachten met een goede slaagkans. In de memorie van toelichting wordt terecht aangegeven dat ook publieke arbeidsvoorziening in een tijd van toenemende werkloosheid niet de garantie kan geven dat langdurig werklozen ook geplaatst kunnen worden. De hier aan het woord zijnde leden zijn het echter niet eens met de suggestie dat er in dit opzicht geen enkel verschil zou zijn tussen een geprivatiseerd en een publieke organisatie. Concurrentie op de reïntegratiemarkt zal immers leiden tot een strategie van reïntegratiebedrijven om maximaal rendement te behalen. Daarbij is niet alleen het reïntegratietraject aan de orde, maar ook de vraag of er sprake zal zijn van een duurzame baan. Het wegnemen van een maximumprijs voor de inkoop van een reïntegratietraject kan hier perspectief bieden. Maatwerk wordt dan meer mogelijk. Daarnaast is het, zo menen deze leden, noodzakelijk dat de inkopers van trajecten competent zijn om die prijs-kwaliteitverhouding te selecteren die tot optimaal en duurzaam resultaat leidt. Wil de regering ingaan op hoe zij in het licht van SUWI de inkoop met publieke budgetten ziet?

De leden van de CDA-fractie delen de kritiek van de Raad van State waar het gaat om de beoordeling van dit wetsvoorstel in relatie tot het gehele SUWI-proces. Door de versnelling van de verzelfstandigingsoperatie KLIQ is die beoordeling thans niet mogelijk. Dat kan leiden tot onzorgvuldigheid. De hier aan het woord zijnde vragen zich af of de ombouw en cultuuromslag van een publieke naar een privaat bedrijf niet ook mogelijk was geweest in de verzelfstandigingconstructie binnen Arbeidsvoorziening, zoals reeds nu het geval is. Bovendien is er sinds kort tijd sprake van een bewindvoerder, aangewezen door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die reeds in deze positie de transformatie aanstuurt en daarbij de facto het bestuur van het CBA buitenspel zet. Deze leden kunnen zich voorstellen dat dit ook de mogelijkheid zou kunnen vergroten dat een meer reële inschatting gemaakt kan worden van de markt voor KLIQ. Die markt is volgens de beoordeling van het businessplan door extern onderzoek zeer onzeker, hetgeen tot uiterste behoedzaamheid noopt. De hier aan het woord zijnde leden hebben daardoor de indruk dat zij nu een oordeel moeten geven over een onderdeel van het gehele SUWI-traject, zonder voldoende in staat te zijn de onderlinge samenhang van de diverse onderdelen op dit moment te beoordelen. Nu wordt een onderdeel van SUWI voorgetrokken zonder dat zicht bestaat op het totale beeld van de vormgeving van SUWI. Daarbij gaat het deze leden niet alleen om de structuur, maar ook om de vraag of en hoe het geheel van SUWI zal kunnen gaan werken. Dit geldt temeer daar in inhoudelijke zin de komende tijd op het terrein van arbeids(on)geschiktheid en arbeidsmarktbeleid de nodige ontwikkelingen te verwachten zijn. Kan de regering nog eens uiteenzetten welke argumenten en overwegingen die op dit moment tot deze vorm van versnelling van de verzelfstandiging hebben geleid?

Uit de memorie van toelichting blijkt dat de Centra Vakopleiding geen onderdeel gaan uitmaken van het te privatiseren reïntegratiebedrijf. De leden van de CDA-fractie zouden willen weten wie uiteindelijk wél verantwoordelijk is voor de Centra Vakopleiding, de minister of het CBA, ook om op dit moment de Centra Vakopleiding te verzelfstandigen? Welke relatie zal er zijn en blijven tussen KLIQ en de Centra Vakopleiding? Waarom is niet ook de verzelfstandiging van de Centra Vakopleiding thans aan de orde?

De leden van de CDA-fractie vragen zich eveneens af welke strategie de regering voor ogen staat met betrekking tot de verdere ontvlechting van Arbeidsvoorziening. Kan de regering elke gedachte aan een «sterfhuisconstructie» bij de verdere ontvlechting van Arbeidsvoorziening wegnemen? Het gaat deze leden in de kern om het antwoord op de vraag door wie en hoe uiteindelijk de financiële problemen van het huidige Arbeidsvoorziening zullen worden opgelost. Daarbij denken deze leden onder meer aan de ESF-problemen, Agora en andere zaken als niet inbare vorderingen enz. De hier aan het woord zijnde leden kunnen zich niet voorstellen dat bij de opheffing van Arbeidsvoorziening evenals bij de instelling, opnieuw sprake zal zijn van een enorme negatieve erfenis. Kan de regering hier volstrekte duidelijkheid in geven?

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het wetsvoorstel regelt de oprichting van een NV KLIQ voor het reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening. De leden van de D66-fractie zijn het op zich met de privatisering eens hoewel zij de markt niet per se zaligmakend achten. Maar nu eenmaal de keuze is gemaakt, hechten zij er veel waarde aan dat er zo snel mogelijk gezonde en eerlijke concurrentieverhoudingen op de reïntegratiemarkt ontstaan. Maar ook dat er kwaliteitsgaranties komen en toezicht en controle op publieke reïntegratiegelden en resultaten.

De leden van de D66-fractie twijfelen eraan of dit wetsvoorstel wel bijdraagt aan verdere marktwerking en gezonde concurrentieverhoudingen op de reïntegratiemarkt. Oneerlijke concurrentie leidt volgens de leden van de D66-fractie tot verstoring van de marktwerking en hierdoor zullen uiteindelijk de belangen van gedeeltelijk arbeidsongeschikten en werklozen die voor reïntegratie in aanmerking komen geschaad worden.

Voor de leden van de D66-fractie zijn de randvoorwaarden voor de verzelfstandiging van groot belang. Het gaat dan om randvoorwaarden zoals afspraken over de omzetgarantie, de waardering voor de activa en passiva van Arbeidsvoorziening op de openingsbalans en de omvang van een vermogensinjectie en het gebruik en beheer van cliëntgegevens van Arbeidsvoorziening door NV KLIQ. De precieze invulling van deze randvoorwaarden is voor de leden van de D66-fractie medebepalend voor het uiteindelijk oordeel over het onderhavig wetsvoorstel. De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel biedt echter weinig inzicht in de invulling hiervan. Op te veel punten blijft de regering vaag. Ook de brief van 8 december 2000 over de ontvlechting van Arbeidsvoorziening (27 296, nr. 4) geeft geen duidelijkheid.

Dit geeft de leden van de D66-fractie aanleiding tot het plaatsen van de volgende vragen en opmerkingen. Deze komen hieronder uitvoerig aan de orde.

De leden van de D66-fractie zouden ook meer duidelijkheid willen over de positie van de Centra Vakopleidingen. Kan de regering die geven? Gaat de regering er nog steeds vanuit dat 140 miljoen gulden van het prestatiebudget bestemd is voor de Centra vakopleidingen? Wanneer verwacht de regering meer duidelijkheid te hebben over de positie van de Centra Vakopleidingen?

In principe kunnen de leden van de GroenLinks-fractie instemmen met de volgende stap op weg naar privatisering van het reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening. Wel moet dit zeer zorgvuldig gebeuren en nog geen onomkeerbaar feit zijn. Deze leden willen de komende jaren bezien of de concurrentie bij reïntegratieactiviteiten de effectiviteit en efficiency inderdaad verhogen. Worden de groepen met een moeilijke positie op de arbeidsmarkt wel voldoende geholpen? Is er een landelijke dekking van aanbieders van reïntegratieactiviteiten? Is het systeem bestand tegen conjuncturele tegenwind? Dit zijn vragen die beantwoord moeten zijn willen de leden van de GroenLinks-fractie kunnen instemmen met het volledig loslaten van NV KLIQ. Tot die tijd moet de overheid als aandeelhouders zeggenschap houden over NV KLIQ en de macht en middelen hebben om bepaalde reïntegratieactiviteiten wederom publiek te gaan uitvoeren. Wat vindt de regering van deze optie?

Alhoewel de leden van de GroenLinks-fractie dus in beginsel kunnen instemmen met het hoofddoel van het wetsvoorstel hebben zij nog wel veel vragen bij de wijze van vormgeving en financiële implicaties daarvan. Pas na afweging van de antwoorden op vragen hieromtrent kunnen deze leden hun definitieve standpunt over dit wetsvoorstel formuleren.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en blijven fundamentele kritiek op het doel van het wetsvoorstel houden. Zij willen nogmaals benadrukken dat zij geen voorstander zijn van een private reïntegratiemarkt. Maar ook wanneer de reïntegratie-activiteiten op een markt moeten worden aanbesteed en vervolgens door marktpartijen moeten worden uitgevoerd, blijft er een rol weggelegd voor een publieke instelling. De leden van de SP-fractie vrezen dat anders slechts de reïntegratietrajecten die gemakkelijk winstgevend kunnen worden uitgevoerd een kans maken en de moeilijk te reïntegreren werkzoekenden buiten de boot vallen. Het ligt dan volgens deze leden voor de hand om de reïntegratie van de moeilijk te reïntegreren werknemers in ieder geval door een publieke instantie te laten uitvoeren en daarvoor leent de huidige Arbeidsvoorzieningsorganisatie dan het meest. De verantwoordelijkheid voor deze reïntegratie van moeilijk plaatsbare werkzoekenden in publieke handen houden zonder garantie dat daar ook uitvoering aan kan worden gegeven volstaat niet. De leden zijn daarom geen voorstander van een private rechtsvorm voor het reïntegratiebedrijf KLIQ.

Los van de inhoudelijke bezwaren, hechten de leden van de SP-fractie er zeer aan in ieder geval met de verzelfstandiging van KLIQ te wachten totdat duidelijkheid bestaat over de financiële ontvlechting. Daarvoor zijn accountantsverklaringen over de jaren 1998, 1999 en 2000 naar de mening van deze leden onontbeerlijk. Zonder deze duidelijkheid kan niet worden gegarandeerd dat achteraf niet zal blijken dat er toch publiek geld in de private reïntegratiepoot is beland.

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het voorstel moet worden gezien als een uitwerking van de kabinetsplannen met betrekking tot de SUWI en als een tussenstap in de richting van een volledig geprivatiseerd reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening. Deze leden herinneren eraan dat zij in de recente debatten over het SUWI-dossier hebben aangegeven beducht te zijn voor een volledige privatisering van het reïntegratiebedrijf. Zij achten niet uitgesloten dat juist de bijzonder moeilijk bemiddelbare werkzoekenden en arbeidsgehandicapten niet meer worden geholpen indien sprake is van een volledige marktwerking. Weliswaar blijft gegarandeerd dat collectieve middelen beschikbaar blijven voor de moeilijkste groepen, maar welke rechten kunnen individuele werkzoekenden en arbeidsgehandicapten daaraan ontlenen? Nu de overheid in de nieuwe opzet op grotere afstand wordt gezet van de uitvoering, dringt zich de vraag op welke instrumenten er zijn om af te dwingen dat ook de moeilijkste groepen daadwerkelijk worden geholpen. Zolang dat niet kan worden gegarandeerd hebben deze leden moeite met de stap die met dit wetsvoorstel wordt gezet. In dit kader willen deze leden ook uitgebreider worden geïnformeerd over de exacte betekenis van de verantwoordelijkheid van de Staat als aandeelhouder. Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de leden van de fracties van RPF en GPV zich realiseren dat het voorliggende wetsvoorstel een onvermijdelijke stap is in het licht van het eerder genomen, breed gesteunde besluit het reïntegratiebedrijf Arbeidsvoorziening te privatiseren.

Aan de oprichting van de NV KLIQ is een aantal randvoorwaarden gesteld, betreffende de omzetgarantie, de openingsbalans, de vermogensinjectie en het omgaan met cliëntgegevens. De leden van de fracties van RPF en GPV gaan ervan uit dat voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op deze punten voldoende duidelijkheid kan worden geboden. Zij constateren dat de regering inmiddels beschikt over een beoordeling van het ondernemingsplan door een externe adviseur en van een extern onderzoek in opdracht van het CBA naar de positie van KLIQ op de reïntegratiemarkt. Wanneer zal op grond hiervan een besluit worden genomen over de financiële startpositie? En op welk moment kan de Kamer nader worden geïnformeerd over de omvang en duur van de omzetgarantie en over de balansen en de vermogensinjectie?

De regering gaat ervan uit dat het door de interne ontvlechting al in belangrijke mate mogelijk wordt dat KLIQ meer bedrijfsmatig gaat werken. Kan dat nader worden onderbouwd? Moet hieruit worden afgeleid dat het reïntegratiebedrijf voor die ontvlechting minder efficiënt werkte?

De regering acht het wenselijk de Centra Vakopleiding binnen het reïntegratiebedrijf te houden. Vooralsnog wordt hiervan echter afgezien, omdat het CBA daartoe in mei had besloten. De leden van de fracties van RPF en GPV informeren welke bezwaren het CBA hiertegen heeft. Wanneer zal naar verwachting de nadere analyse van de toekomstige positie van de Centra Vakopleiding tegemoet worden gezien?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel om te komen tot de oprichting van KLIQ NV.

Op 5 oktober 2000 heeft de Kamer over de oprichting van KLIQ gesproken. De leden van de SGP-fractie staan in beginsel niet negatief tegenover de splitsing van Arbeidsvoorziening en de oprichting van KLIQ NV. Wel vinden de aan het woord zijnde leden dat moet worden bewerkstelligd dat KLIQ een serieuze kans moet hebben op de reïntegratiemarkt. Bewerkstelligd moet worden dat enerzijds de continuïteit van de dienstverlening voldoende gewaarborgd is en anderzijds dat een overtuigende marktpositie kan worden verworven.

In dit licht vragen de leden van de SGP-fractie zich af of de specifieke maatregelen gericht op deze overgangsperiode een heldere positionering van KLIQ niet in de weg staan.

2. Reïntegratie in relatie tot de privatisering van het reïntegratiebedrijf van Arbeidsvoorziening

De leden van de PvdA-fractie merken op dat concurreren met andere bedrijven op de nieuwe reïntegratiemarkt tot gevolg heeft dat naast sociale en maatschappelijke ook bedrijfseconomische argumenten een rol zullen moeten spelen bij het aanbod van dienstverlening. Het risico is daarom niet denkbeeldig dat men zich door de wens een goed resultaat neer te zetten, zal laten leiden door korte termijn effecten en minder aandacht heeft voor de duurzaamheid van een plaatsing. En als NV KLIQ zich op duurzame arbeid richt is de concurrentiepositie dan voldoende als andere aanbieders op snelle en weinig duurzame resultaten uit zijn? Hoe zal de regering opdrachtgevers (gemeenten en UWV en sociale partners) committeren aan duurzame plaatsingen?

Uit de overweging van de regering blijkt dat men verwacht dat via de reïntegratiemarkt door de wijze van financiering ook moeilijk plaatsbare werkzoekenden aan de slag komen. Dat is naar het oordeel van de leden van de PvdA-fractie iets te haastig geconcludeerd. Om moeilijk plaatsbare werkzoekenden daadwerkelijk te plaatsen zijn niet alleen duurdere trajecten nodig. Met dit wetsvoorstel is nog niet geregeld dat het reïntegratiegeld de klant volgt; er in duurzame arbeid geïnvesteerd wordt en dat goedkoop duurkoop kan blijken te zijn.

De leden van de PvdA fractie vernemen daarom graag hoe de regering daarover denkt.

De regering geeft een uitvoerige toelichting en een argumentatie waaruit geconcludeerd zou moeten worden dat ESF-geld voor dit overheidsbedrijf benut kan worden in de exploitatie. Het moet dan wel gaan om dwingende eisen van algemeen belang. Naar de opvatting van de leden van de PvdA-fractie blijft onduidelijk of KLIQ een inbreuk is op de regels van Europese mededinging of niet. Acht de regering het risico van strijdigheid met Europese regels voldoende gewaarborgd? Waarom zijn niet andere mogelijkheden onderzocht die het mogelijk maken voor reïntegratietrajecten wel Europese subsidies te benutten maar geen exploitatiekosten? Welke bijzondere taak wordt aan NV KLIQ opgelegd die niet bij andere reïntegratiebedrijven aan de orde is? Is de regering bereid zijn voornemen te laten toetsten bij de Europese commissie?

Onduidelijk is hoe en in welke mate er in de exploitatie van NV KLIQ rekening gehouden wordt met ESF-subsidies. De leden van de PvdA-fractie neigen naar de opvatting dat ESF-subsidies niet moeten behoren tot de rechtstreeks door de overheid en behoeve van de exploitatie ingezette reguliere middelen van KLIQ. Opdrachtgevers, zoals UWV of gemeenten, kunnen met cofinanciering van publieke middelen reïntegratiebedrijven opdrachten geven waarbij ESF middelen worden benut. Omdat er sprake zou zijn van een onevenwichtige concurrentiepositie lijkt het de leden van de PvdA-fractie het wenselijk deze middelen niet tot de reguliere exploitatiemiddelen van KLIQ als privaat marktbedrijf te laten behoren. Deze leden vragen de regering daarover helderheid te verschaffen.

Afhankelijk van de positionering van de Centra Vakopleiding (marktbedrijf of overheidsinstelling) is de inzet van ESF-gelden mogelijk, naar het oordeel van deze leden.

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting wordt gewezen op de rol van de Raad voor Werk en Inkomen (RWI), die vanaf 2002 publieke middelen kan omzetten in onder meer sectorale en regionale initiatieven. Het is deze leden onduidelijk welke relatie de regering voor ogen heeft tussen KLIQ en de RWI. Kan de relatie die thans wordt voorzien nauwkeurig worden uiteengezet?

De leden van de D66-fractie constateren dat omdat de reïntegratiemarkt nog sterk in ontwikkeling is, de regering het niet wenselijk acht om in een keer alle collectieve middelen die beschikbaar zijn voor de reïntegratie, vrij op de markt aan te laten aanbesteden. De regering acht het verstandiger om de markt geleidelijk vrij te geven. Door deze geleidelijke afbouw heeft de NV tijdelijk een zekere garantie voor continuïteit. Dit geeft KLIQ een bijzondere positie in de markt. Hierdoor bestaat het risico van oneigenlijke concurrentie. Het is de leden van de D66-fractie onduidelijk op welke wijze de regering deze geleidelijke afbouw vorm gaat geven.

De leden van de D66-fractie constateren dat in de toelichting op artikel 5 van het wetsvoorstel de regering ingaat op de relevante Europese regelgeving op dit terrein. Kern van de toelichting is dat het wetsvoorstel in overeenstemming met het Europese mededingingsrecht is. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie blijkt dat lidstaten in principe vrij zijn overheidsbedrijven op te richten. Maar de positie van het bedrijf mag er niet toe leiden dat het in strijd handelt met artikel 82 van het EG-verdrag en er misbruik van de economische machtspositie wordt gemaakt. Een uitzondering op deze algemene regel wordt gegeven door artikel 86, tweede lid, van het EG-verdrag. Het artikel biedt de overheid de mogelijkheid deze uitzonderingsbepaling in te roepen om wettelijke bestuursrechtelijke maatregelen ten aanzien van overheidsbedrijven te rechtvaardigen die normaliter inbreuk zouden maken op de regels van het EG-verdrag. De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven welke belangen een rechtvaardiging kunnen opleveren. Uit jurisprudentie van het Hof van Justitie kan afgeleid worden dat het hier moet gaan om dwingende eisen van algemeen belang. Bovendien moet uit de wetgeving of uit een andere actie van de overheid blijken dat de taak van algemeen belang aan de betreffende onderneming is opgedragen.

De leden van de D66-fractie merken op dat in de memorie van toelichting enerzijds een beroep op deze laatste uitzonderingsbepaling wordt gedaan, terwijl anderzijds aan wordt gegeven dat geen inbreuk wordt gemaakt op de Europese mededingingsregels omdat het niet aannemelijk is dat de NV misbruik zal gaan maken van haar economische machtspositie. Immers, gedragsregels over de vaststelling van prijzen en toegang tot gegevens zijn opgesteld.

De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij nu van mening is dat de NV KLIQ inbreuk zal gaan maken op de (verdragsrechtelijke en uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie voortvloeiende) regels van Europees mededingingsrecht of niet?

De leden van de D66-fractie achten de regels omtrent de toegang tot gegevens niet uitputtend in de wet geregeld. Acht de regering hiermee het risico van strijdigheid met de Europese mededingingsregels voldoende gewaarborgd?

Omtrent het niet aanmelden van de steunmaatregel hebben de leden van de D66-fractie de volgende opmerkingen.

Artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag verklaart steunmaatregelen van de staten, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor zover deze steun het handelsverkeer tussen lidstaten ongunstig beïnvloedt. Ook de deelname door de staat in het kapitaal van een onderneming kan een verboden steunmaatregel opleveren. Volgens de Europese Commissie is dit het geval als de onderneming de betrokken bedragen niet op de particuliere kapitaalmarkt had kunnen verkrijgen.

Artikel 87, tweede en derde lid, van het EG-verdrag geeft een aantal gevallen waarin steunmaatregelen van rechtswege verenigbaar zijn met het EG-verdrag dan wel als verenigbaar met het verdrag verklaard kunnen worden. De regering merkt in de memorie van toelichting over staatssteun op dat de bepaling in het wetsvoorstel inzake de voor de dienstverlening te betalen vergoeding in ieder geval beoogt tot een prijsstelling te komen die reëel is. De regering is van mening dat aanmelding van het wetsvoorstel bij de Europese Commissie niet aan de orde is omdat het door het opnemen van bovengenoemde bepaling niet aannemelijk is, dat deze prijsstelling als een steunmaatregel zal worden aangemerkt.

De regering geeft aan dat, indien steun wordt verleend aan ondernemingen belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang, aanmelding noodzakelijk is. Maar zij geeft ook aan dat de steunverlening in het kader van dit wetsvoorstel voor goedkeuring in aanmerking kan komen. Steun kan immers voor goedkeuring in aanmerking komen indien daarmee slechts beoogd wordt de meerkosten te compenseren die ontstaan door de vervulling van de bijzondere taak die is toevertrouwd aan een onderneming belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang, en mits de toekenning van de steun noodzakelijk is om de betrokken onderneming in staat te stellen haar verplichtingen als openbare dienstverlener in economische evenwichtige omstandigheden te vervullen. Bedoelt de regering hiermee dat kan worden afgezien van aanmelding van de steunmaatregel, zo vragen de leden van de D66-fractie. Artikel 88, derde lid, van het EG-verdrag bepaalt dat de lidstaat ieder voornemen tot vaststelling van een steunmaatregel tijdig bij de commissie moet aanmelden. Impliceert dit niet dat ook maatregelen waar de overheid vermoedt dat deze door de Europese Commissie goedgekeurd zullen gaan worden desondanks toch aangemeld moeten worden? De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij bereid is deze maatregel als nog bij de Europese Commissie aan te melden?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het gevaar onderkent dat de moeilijk te reïntegreren groepen toch in de verdrukking komen door bijvoorbeeld verschillende verwachtingen van en opdrachten aan reïntegratiebedrijven bij respectievelijk de vraagzijde en de aanbodzijde van de arbeidsmarkt. Zeker in tijden van conjuncturele neergang is het de vraag of het openen van de geldbuidel voldoende is om een robuuste inspanning voor de moeilijke groepen tot stand te brengen, zo stellen de leden van de GroenLinks-fractie.

Hoe denkt de regering te voorkomen dat marktpartijen vacatures afschermen tegen de concurrentie of te koop aanbieden? Worden de CWI's zo niet mogelijk gehinderd in hun publieke taak en de transparantie van de arbeidsmarkt geschaad, zo vragen deze leden.

De Raad van State merkt in haar commentaar op dat KLIQ als gevolg van het exclusieve recht om voor arbeidsvoorziening reïntegratiediensten te verrichten ook de beschikking zal krijgen over ESF-subsidies voor de dienstverlening door KLIQ. Hoe verhouden de plannen om een agentschap voor ESF subsidies op te richten zich tot het exclusieve recht van KLIQ om reïntegratiediensten te verrichten die worden gefinancierd met ESF gelden? Gaat het hier nou om staatssteun, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben kennisgenomen van de kritische opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot de Europese mededinging. Zij vragen of de regering kan volstaan met een verwijzing naar het tijdelijk karakter van de gekozen constructie. Kan worden gegarandeerd dat hiermee wordt voldaan aan het mededingingsrecht?

In het verlengde hiervan willen deze leden weten in welke mate diensten van KLIQ kunnen worden gefinancierd met ESF-gelden.

3. Het proces van privatisering

De leden van de PvdA-fractie merken op dat NV KLIQ na enige tijd volledig zal worden geprivatiseerd. Aan welke termijn wordt gedacht? Wat is het geplande tijdpad van het privatiseringsproces? Welke fasen zijn te onderscheiden?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat wordt bedoeld met het feit dat de staat als aandeelhouder de eerste drie jaar een belangrijke invloed in de NV wenst bij belangrijke besluiten? Wat moeten deze leden zich hierbij voorstellen? Hoe moeten zij in dit licht de opmerking op blz. 9 van de toelichting begrijpen dat voor de staat als aandeelhouder het bedrijfsbelang voorop staat? Zou er een strijdigheid kunnen optreden met het bedrijfsbelang van NV KLIQ en het belang van de staat?

Welke criteria hanteert de regering bij het beoordelen of de tijd rijp is de aandelen NV KLIQ te vervreemden? Houdt de regering de mogelijkheid open in bepaalde omstandigheden zelf aandeelhouder te blijven? Aan welke termijn denkt zij?

Begrijpen de leden van de PvdA-fractie het goed dat de regering verwacht binnen drie jaar een NV te hebben opgebouwd die rijp is om op eigen benen te staan (structuurregime is gelijk aan aandeelhouders op afstand)? Waarom is er niet voor gekozen direct het structuurregime toe te passen, zoals het CBA wenst?

De werknemers worden zo zuiver mogelijk aan de verschillende bedrijfsonderdelen toegevoegd. Wat is de tussenstand met betrekking tot het sociaal plan en de prestaties van het ingestelde Mobiliteitsbureau, zo vragen deze leden.

Zal de nieuwe organisatie voldoende slagvaardig zijn op regionaal en lokaal niveau?

De regering spreekt over een geleidelijk vrijgeven van de markt. Begrijpen deze leden het goed, dat het reïntegratiebedrijf in 2001 een bijdrage van ongeveer 369 miljoen (begroting 2001) ontvangt en dat deze bijdrage aan de NV in de loop der jaren geleidelijk en stapsgewijs wordt afgebouwd, terwijl tegelijkertijd de bijdrage aan de nieuwe opdrachtgevers (gemeenten, Lisv/UWV) geleidelijk en stapsgewijs wordt opgebouwd? Welk tijdpad heeft men voor ogen? Wat moeten we verstaan onder een «geleidelijk afbouw»? Welke formule wordt gehanteerd? Aan welke bedragen wordt gedacht, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de CDA-fractie constateren dat gekozen is voor de vorm van een structuur NV, waarvan de Staat vooralsnog alle aandelen in handen heeft. Waarom is niet gekozen voor een constructie waarbij de Staat vooralsnog een meerderheidsaandeel heeft, terwijl andere aandelen in private handen kunnen komen? Op welk moment en onder welke condities denkt de regering de verkoop van aandelen aan private partijen te starten? Ligt er een verband tussen de keuze van de regering om, in afwijking van het advies van het CBA pas na 3 jaar een raad van commissarissen in te stellen en het moment waarop aandelen naar verwachting in de verkoop zullen worden gebracht? De leden van de CDA-fractie menen dat de menorie van toelichting deze vragen open laat en zien graag een nadere uiteenzetting van overwegingen voor de huidige keuze en het traject naar verkoop van de aandelen.

De leden van D66-fractie merken op dat in artikel 2 van het wetsvoorstel wordt bepaald dat de vermogensbestanddelen van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie onder algemene titel overgedragen worden aan de NV. Bij de bepaling van de waarde van die bestanddelen wordt rekening gehouden met artikel 94a, Boek 2, Burgerlijk Wetboek. Het is de leden van de D66-fractie niet duidelijk welke vermogensbestanddelen op de NV overgaan. Een beschrijving van hetgeen wordt ingebracht is nog niet gereed en bovendien kunnen de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Arbeidsvoorzieningsorganisatie blijkens het tweede lid van artikel 2 van het wetsvoorstel nadere afspraken maken over de overgang. Bovendien geeft dit artikel de mogelijkheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen. Hierdoor wordt de definitieve beschrijving van hetgeen wordt ingebracht bij de oprichting van de NV niet automatisch aan de Tweede Kamer ter kennis gebracht. De leden van de D66-fractie verzoeken deze nadere regels voor te leggen aan de Tweede Kamer, bijvoorbeeld door deze in een algemene maatregel van bestuur vast te leggen.

De leden van de D66-fractie merken op dat op 8 december de Centrale Ondernemingsraad van Arbeidsvoorziening een brief naar de Kamer heeft gestuurd waarin de zorgen worden geuit over de gevolgen van alle wijzigingen voor de onrust en onzekerheid onder het personeel. Kan de regering aangeven of deze onrust inmiddels, na een versnelde interne verzelfstandiging, is weggenomen? Verwacht de regering dat KLIQ met gemotiveerde werknemers van start kan?

Daarnaast zouden de leden van de D66-fractie de regering willen vragen aan te geven op welke wijze het wegvallen van de afdeling artiesten en musici van Arbeidsvoorziening opgevangen zal worden? Blijft deze specifieke kennis beschikbaar? Waar kan deze groep mensen nu naar toe?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om de stap naar volledige privatisering door vervreemding van de staatsaandelen van de NV te maken. Of moet die finale stap worden gezien als logische consequentie van het nu voorliggende besluit? Zijn er omstandigheden denkbaar die de regering doet besluiten niet tot verkoop van aandelen over te gaan? Aan welke termijn denkt de regering aangaande volledige privatisering? Is het mogelijk dat de Staat als aandeelhouder instemt met een fusie, waardoor hij minderheidsaandeelhouder wordt? Kan dat al op korte termijn gaan spelen en wat is de positie van de Kamer bij dergelijke beslissingen?

Hoe beoordeelt de regering de mogelijkheid om nadere regels op grond van artikel 2 van het wetsvoorstel ten aanzien van vermogensbestanddelen in een algemene maatregel van bestuur vast te leggen en deze via een voorhangprocedure naar de Kamer te sturen?

4. Positionering van het reïntegratiebedrijf op de markt

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de toelichting staat dat het uitgangspunt voor de bepaling van de financiële startpositie is dat er een levensvatbaar bedrijf tot stand komt. Is het niet beter bij de bepaling van de startpositie ook de (financiële) posities van de overige reïntegratiebedrijven te betrekken, dit met het oog op de normale verhoudingen?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering een omzetgarantie wil realiseren via een geleidelijk af te bouwen prestatiebudget. Die opzet staat haaks op de later door de Kamer in meerderheid aangenomen motie-Wilders c.s. Gaat de regering deze motie uitvoeren en een andere methode te kiezen om het bedrijf een goede start op levensvatbaarheid te geven? Zo ja welke?

De manier waarop de regering aangeeft dat er een omzetgarantie zal zijn is onduidelijk. De leden van de PvdA-fractie wensen helderheid over de aard en de wijze waarop een omzetgarantie, bruidsschat of andere vormen van financiële steun gaat worden verstrekt. Het mag duidelijk zijn dat een startend bedrijf op enigerlei wijze de kans moet krijgen een succes te worden. Over de manier waarop dat gebeurt dient in de richting van de Kamer helderheid verschaft te worden opdat de Kamer dat voorstel kan toetsen. Is de regering daartoe bereid?

Hoewel uit de stukken blijkt dat er inmiddels diverse balansen zijn opgesteld en in concept gereed hebben deze de Kamer niet bereikt. Zo kan de Kamer zich geen oordeel vormen of er sprake is van een levensvatbaar bedrijf. De leden van de PvdA-fractie menen dat de plenaire afhandeling pas kan plaats vinden nadat deze gegevens op enigerlei wijze aan de Kamer zijn verstrekt. Hoe wordt het parlement betrokken bij het oordelen over de openingsbalans en de eventueel noodzakelijk gebleven aanvullende financiële middelen?

Reeds eerder in deze inbreng gaven de leden van de VVD-fractie aan dat zij ten principale te lange overheidssteun slecht voor de nieuwe NV achten. Wil de nieuwe onderneming snel de cultuuromslag kunnen maken die noodzakelijk is in een zich vormende en sterk concurrerende markt, voor zover het bedrijf al levensvatbaar is, dan verdient zij een goede startkans. De cultuur in de oude Arbeidsvoorzieningsorganisatie kenmerkte zich als passief omdat zij toch wel zeker was van omzet via publiek geld. Men was weinig kostenbewust en reageerde traag op marktontwikkelingen omdat de noodzaak voor het voortbestaan van Arbeidsvoorziening niet uit het behalen van omzet en winst bestond. Deze leden zouden zich voor kunnen stellen dat een investeringsimpuls wellicht noodzakelijk is, maar dat deze in de vorm van een schenking ineens wellicht gepaard met een lening (al dan niet gecombineerd renteloos) een beter uitgangspunt vormt. Dit dwingt de onderneming orde op zaken te stellen, bijvoorbeeld het noodzakelijk bezuinigen op overbodige zaken, zeer alert omgaan met de debiteurenadministratie en tijdig innen van openstaande rekeningen. Ook zal de beoordeling van het zittende personeelsbestand meer moeten worden aangepast aan de eisen van moderne bedrijfsvoering. Deze leden achten een goed personeelsbeleid van zeer groot belang omdat immers de personele expertise maar ook de personeelskosten het belangrijkste kapitaal en ook risico vormen.

Naast onnodige belemmering van de nieuwe onderneming door overmatige overheidsbemoeienis en/of steun, achten deze leden een «level-playing-field» essentieel. De vele grote en vooral ook kleinere nieuwe bedrijven op deze markt mogen geen concurrentievervalsing ondervinden. In het belang van keuzevrijheid van opdrachtgevers en ook cliënten pleiten de leden van de VVD-fractie voor onmiddellijke totstandkoming van een level-playing-field voor alle betreffende bedrijven op de nieuwe markt. Het belang van de totstandkoming van een goed en evenwichtig elkaar beconcurrerend veld zal het mogelijk maken dat publiek geld beter kan worden ingezet. Andere instrumenten als bijvoorbeeld benchmarking en keurmerken zullen aanvullend door de overheid gestimuleerd en ondersteund kunnen meehelpen om tot gewenste resultaten te komen. Ook een goed uitgewerkte inzet van gedifferentieerde budgettering kan zorgdragen voor beleid ten aanzien van de moeilijkste doelgroepen. Deelt de regering deze visie?

Verder herinneren deze leden de regering aan de aangenomen motie-Wilders c.s. die recentelijk bij de begrotingsbehandeling werd ingediend. In zijn brief van 31 januari 2001 deelt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mee dat overleg plaats zou vinden over deze problematiek (kamerstuk 27 400 XV, nr. 49). Is hierover inmiddels meer te melden?

Het zal duidelijk zijn dat de leden van de VVD-fractie tegen alle artikelen zijn die omzetgaranties voor onduidelijke termijnen verstrekken. Aangezien deze punten vrijwel integraal in het wetsvoorstel verwerkt zijn, vernemen deze leden graag wat de regering voornemens is te doen met betrekking tot bovenstaande punten.

Gezien de stellingname met betrekking tot de omzetgaranties zal duidelijk zijn dat de leden van de VVD-fractie de visie van de regering met betrekking tot de EG-regels niet kan onderschrijven. Naar de mening van deze leden is het risico van strijdigheid met EG-regelgeving zeer groot. Bovendien achten zij het hoe dan ook verstandiger om het voornemen zoals in voorliggend wetsvoorstel wel aan te melden. Immers, het is beter om geen onnodige risico's te nemen, temeer daar de regering verwacht dat er toch geen belemmeringen voor goedkeuring zijn. Duidelijk zal zijn dat de leden van de VVD-fractie daar anders over denken.

Daarnaast heeft de regering bij brief van 17 januari jl. meegedeeld voortaan de taken van Arbeidsvoorziening met betrekking tot het Europees Sociaal Fonds (ESF) onder te willen brengen in een agentschap (kamerstuk 26 642, nr. 13). Daarmee vervalt de taak van Arbeidsvoorziening op dit gebied. Een en ander verhoudt zich naar de mening van de leden van de VVD-fractie niet met voorliggend wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie vragen of het klopt het dat er sprake is van «schone» oplevering van KLIQ. Kan precies worden aangegeven wat dit betekent en hoe de ontvlechting in deze zin zowel financieel als juridisch zijn beslag krijgt? Mogen deze leden er vanuit gaan dat er op dit punt sprake is van een harde garantie voor KLIQ dat op geen enkele wijze alsnog financiële problemen, gegroeid of ontstaan in de periode dat het reïntegratiebedrijf nog integraal onderdeel uitmaakte van Arbeidsvoorziening, kunnen worden toegerekend aan KLIQ?

De leden van de CDA-fractie constateren dat na de omzetting in een structuur NV, voor de startperiode wordt gekozen voor een omzetgarantie. Deze zou nodig zijn om de voortgang van de uitvoering van de reïntegratie te garanderen. Deze leden hebben vragen bij deze keuze en de onderbouwing daarvan.

Gekozen wordt voor het, via het CBA, overhevelen van een groot deel van het prestatiebudget naar KLIQ. Dit omdat er anders mogelijk vertraging zou optreden bij aanbesteding bij nadere reïntegratiebedrijven. Waarop is deze verwachting gestoeld? Deze leden krijgen de indruk dat de regering het risico ziet dat KLIQ in een situatie van echt vrije aanbesteding zodanig zal scoren dat tevoren een vorm van omzetgarantie moet worden ingebouwd. Kan de regering uiteenzetten op welke vooronderstellingen en verwachtingen deze keuze is gebaseerd? Hoe verhoudt zich dit voorstel overigens met de aangenomen motie-Wilders c.s.? Waarom wordt de motie in het thans voorliggende wetsvoorstel niet uitgevoerd? Mag worden aangenomen dat hiertoe alsnog een nota van wijziging de Kamer zal bereiken? De hier aan het woord zijnde leden hebben bovenbedoelde motie gesteund, vanuit de opvatting dat privatisering van KLIQ meer gebaat zou kunnen zijn bij een goede startpositie, met een verantwoorde financiële buffer, om de omslag naar de markt en het verwerven van een reële positie op die markt mogelijk te maken. Waarom is niet voor de «bruidsschataanpak» gekozen? Dat ware voor de leden van de CDA-fractie te prefereren boven het huidige voorstel, waarbij concurrentievervalsing dreigt doordat KLIQ niet de volledige kostprijs behoeft door te berekenen door het inzetten van het prestatiebudget. Wil de regering ingaan op deze opvatting en aangeven waarom hiervoor niet gekozen is?

Los daarvan zouden de leden van de CDA-fractie op basis van het huidige voorstel een nadere onderbouwing willen zien van het begrip «tijdelijk» in relatie tot het prestatiebudget. Wie bepaalt de tijdelijkheid en op grond van welke criteria? Welke rol speelt in Arbeidsvoorziening hierin? Welke verandering in de doorbesteding en verantwoording van het prestatiebudget is te voorzien na invoering van de Wet SUWI, voorzien voor 1 januari 2002?

De leden van de D66-fractie constateren dat de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel in paragraaf 4 ingaat op de financiële startpositie van de NV KLIQ. Tevens is aandacht voor de continuïteit van de dienstverlening.

De memorie van toelichting stelt dat het niet wenselijk is om alle beschikbare middelen voor reïntegratie in een keer vrij op de markt te laten aanbesteden. De memorie van toelichting noemt hiervoor een aantal argumenten. Belangrijkste argument is dat voorkomen moet worden dat de reïntegratie-inspanningen inzakken. Over de duur en omvang van deze omzetgarantie stelt de toelichting dat de omzetgarantie tijdelijk is en in omvang zal dalen. Dit zal in bestuurlijk overleg worden bepaald. In de brief van 8 december schrijft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op blz. 4 dat de duur, de vorm en de inhoud van de omzetgarantie momenteel nader wordt onderzocht.

Daarnaast willen de leden van de D66-fractie erop wijzen dat zij op 7 december mede een motie hebben ingediend waarin de regering werd verzocht te bevorderen dat Arbeidsvoorziening alleen naar rato kan beschikken over de prestatiebijdrage en de middelen voor de sluitende aanpak 2001 en dat het restant van het budget volgens de huidige verdeelsleutel wordt verdeeld over de uitvoeringsinstellingen en de gemeenten (motie-Wilders c.s., kamerstuk 27 400 XV, nr. 37). De leden van de D66-fractie willen de regering nogmaals op deze wens van de Tweede Kamer wijzen en gaan ervan uit dat de regering deze wens onverkort zal volgen. Inmiddels, hebben deze leden kennisgenomen van de brief die de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 31 januari jl. naar de Kamer heeft gestuurd over de uitvoering van genoemde motie, maar deze brief geeft alleen maar aan dat de beslissing over de financiële startpositie van KLIQ nog op zich laat wachten. De leden van de D66-fractie kunnen geen eindoordeel over het voorliggende wetsvoorstel geven zolang zij niet over alle informatie beschikken.

De leden van de D66-fractie vragen zich af op welke wijze het eenmaal genomen besluit bij dit wetsvoorstel zal worden betrokken. Op dit moment regelt het wetsvoorstel niets over aard, omvang en duur van een omzetgarantie. De leden van de D66-fractie vragen de regering de invulling van de omzetgarantie te regelen in het wetsvoorstel of in lagere regelgeving. Is de zij bereid dit te doen?

De leden van de D66-fractie constateren dat uit de stukken blijkt dat er momenteel gewerkt wordt aan een splitsingsbalans, een inbrengbalans, een voorlopige balans en een definitieve balans. Al deze balansen worden momenteel opgesteld of zijn in concept al gereed. Geen van de balansen of delen daarvan is bijgevoegd bij het wetsvoorstel of bij de andere stukken. Opnieuw maakt het ontbreken van informatie een integrale afweging en oordeel moeilijk zo oordelen de leden van de D66-fractie. Door het ontbreken van de diverse balansen bij het wetsvoorstel kunnen de leden van de D66-fractie niet beoordelen of de verdeling van de baten en lasten over de verschillende onderdelen van Arbeidsvoorziening een goede is. Zo is het niet ondenkbaar dat minder levensvatbare onderdelen van Arbeidsvoorziening worden opgezadeld met bijvoorbeeld ongeschikte gebouwen of minder gemotiveerde medewerkers.

De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven waarom de balansen pas zo laat beschikbaar zijn. Het streven van de regering zou er in ieder geval op gericht moeten zijn om voor de plenaire behandeling van het wetsvoorstel aan de Kamer doen toekomen. Is de zij bereid dit toe te zeggen?

De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op het argument van de ABU dat Arbeidsvoorziening de afgelopen jaren ruim de gelegenheid heeft gehad om haar werkprocessen in te richten op marktwerking zonder omzetgarantie. Daarnaast zouden de leden van de D66-fractie graag weten wat de regering vindt van het argument dat KLIQ als verzelfstandigde organisatie al een enorm concurrentievoordeel heeft. Immers, het bedrijf kan bogen op veel ervaring, een uitgebreid netwerk en kennis van regelingen, wat bij elkaar ruim voldoende garantie biedt voor een zelfstandig voortbestaan.

De leden van de D66-fractie merken op dat aard en omvang van de ondersteuning mede zal worden bepaald door een aantal externe marktontwikkelingen waarop de regering weinig invloed uit kan oefenen. Over de ontwikkelingen op de reïntegratiemarkt zijn onlangs een tweetal rapporten verschenen. Een markt in ontwikkeling van Regioplan en «De kunst van het aanbesteden» van het College van toezicht sociale verzekeringen (Ctsv). Beide rapporten schetsen een beeld van een markt die volop in beweging is. Tegelijkertijd wordt duidelijk dat nog geen sprake is van goed functionerende markt.

Uit het onderzoek van Regioplan blijkt dat voor een goed functionerende reïntegratiemarkt een geprivatiseerd KLIQ noodzakelijk is. Er zijn echter ook andere voorwaarden, zoals een transparante reïntegratiemarkt, een «level-playing-field» voor alle partijen en marktconform gedrag van marktpartijen. De leden van de D66-fractie vragen de regering aan te geven hoe zij deze voorwaarden denkt te kunnen waarborgen. Daarnaast zouden zij graag willen weten of de regering het in algemene zin niet wenselijk acht om kwaliteitseisen aan alle reïntegratiebedrijven te stellen. Kan de regering nadere informatie geven over de activiteiten van brancheorganisatie Borea? Zal KLIQ zich bij deze brancheorganisatie aansluiten?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in de memorie van toelichting over de omzetgarantie wordt gesteld dat het niet wenselijk is om alle beschikbare middelen voor reïntegratie in een keer vrij op de markt te laten aanbesteden. Uit een brief van 8 december blijkt dat de duur, de vorm en de inhoud van de omzetgarantie momenteel nader wordt onderzocht. Wanneer komt deze achtergrondinformatie naar de Kamer? Nog voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel? Zolang als deze achtergrondinformatie niet beschikbaar zullen de leden van de GroenLinks-fractie geen oordeel geven over deze omzetgarantie. Wel vinden zij het opzienbarend dat het wetsvoorstel niets regelt over de aard, omvang en duur van een omzetgarantie waardoor parlementaire toetsing onmogelijk is. Welke overwegingen liggen hier aan ten grondslag en is het mogelijk om dit in lagere regelgeving nader te regelen? Is de regering bereid om dit inderdaad te doen?

Hetzelfde geldt ten aanzien van de waardering van de activa en de passiva en dus de staatsdeelneming. Waarom is geen van de balansen (splitsings, inbreng, voorlopige en definitieve balans) bij de stukken bijgevoegd? De leden van GroenLinks-fractie vinden een integrale afweging en oordeel moeilijk door het ontbreken van deze informatie omdat de beoordeling of er sprake is van een levensvatbaar bedrijf daardoor niet mogelijk is en het onduidelijk blijft of staatsdeelneming in deze zinvol is. Voor een goed oordeel over dit wetsvoorstel is inzicht in de balansen wenselijk. Waarom zijn de balansen momenteel niet beschikbaar en komen deze alsnog voor de plenaire behandeling van het onderhavige wetsvoorstel? Zo nee waarom niet?

Hoe denkt de regering de motie-Wilders c.s. aangaande het prestatiebudget uit te voeren? Welke consequenties heeft dat mogelijk voor de continuïteit van de reintegratie-inspanningen? Wat zijn de consequenties voor de startkansen en organisatie van NV KLIQ? Kan een «harde» uitvoering van de motie-Wilders c.s. als gevolg hebben dat NV KLIQ meer middelen via de openingsbalans verstrekt moeten worden? Krijgt NV KLIQ wel een faire kans als het prestatiebudget snel wordt weggehaald?

Uit het onderzoek van Regioplan blijkt dat de geprivatiseerde reïntegratiemarkt nog niet goed werkt en in de reactie op dit onderzoek onderschrijft de regering de randvoorwaarden die door de onderzoekers worden genoemd. Maar op welke wijze gaat zij er voor zorgen dat de reïntegratiemarkt beter gaat functioneren? Welke maatregelen heeft zij daarvoor in petto?

5. Hoofdlijn regeling wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie vragen welk bedrag de Centra Vakopleiding in 2000 ontvingen uit het prestatiebudget. Gaat KLIQ aan de Centra Vakopleiding een omzet garantie afgeven? Zo ja, hoeveel?

De leden van de D66-fractie merken op dat de Arbeidsvoorzieningswet in verband met de oprichting van de NV KLIQ gewijzigd zal worden. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk omdat de arbeidsvoorzieningsorganisatie niet meer belast zal zijn met de uitvoering van een van haar wettelijke taken, namelijk de reïntegratie van moeilijk plaatsbare werklozen. Het CBA zal nog wel het beleid voor reïntegratie maken, maar zal de uitvoering daarvan uitbesteden aan de NV en deze betalen met de prestatiebijdrage.

Aangegeven wordt dat deze prestatiebijdrage aan Arbeidsvoorziening stapsgewijs kan worden verminderd en worden overgeheveld naar de gemeenten en het Lisv. De leden van de fractie van D66 vragen de regering aan te geven op basis van welke criteria hij zal besluiten deze bijdrage te verminderen? Binnen hoeveel tijd en met welk bedrag zal de prestatiebijdrage worden verminderd?

De leden van de D66-fractie merken op dat het mogelijk wordt dat bij ministeriële regeling bepaald zal gaan worden dat een deel van de prestatiebijdragen niet bij de NV besteed behoeft te worden maar anderszins. Als voorbeeld wordt genoemd de Centra voor Vakopleiding, maar uit artikel 6 van het wetsvoorstel kan ook afgeleid worden dat ook bepaald kan worden dat de prestatiebijdrage aangewend wordt voor uitvoering door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie zelf. Deze leden vragen zich af op basis van welke criteria besloten zal worden tot een dergelijke ministeriële regeling? Is de regering bereid deze regeling aan de Tweede Kamer voor te leggen?

6. Bestuurlijke verhoudingen

De leden van de PvdA-fractie vragen of de schets van de bestuurlijke verhoudingen en de gegevensverstrekking van KLIQ aan de minister via het CBA niet inmiddels achterhaald is. Nu twee bestuurders zijn benoemd die rechtstreeks aan de minister verantwoording afleggen, zal deze toelichting herschreven dienen te worden. Deze leden vragen om een nadere toelichting en een uitleg over de precieze verantwoordelijkheidsverdeling tussen het CBA, KLIQ en de minister.

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de voorliggende voorstellen omtrent de bestuurlijke verhoudingen nog wel uitvoerbaar acht, gezien de gewijzigde samenstelling van het bestuur. Zeker omdat ook met betrekking tot het ESF er andere regelingen worden getroffen, vragen deze leden zich af of dit wetsvoorstel voldoet aan de huidige inzichten. Kan uitvoerig worden aangegeven hoe de regering denkt dat een werkbare relatie van onderlinge samenhang zal ontstaan, ondanks de gesignaleerde gespannen verhoudingen ook tussen de minister en het CBA? Hoe heeft de regering voorzien in de benodigde medewerking van Arbeidsvoorziening?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering zich bij het toekennen van het prestatiebudget houdt aan de Arbeidsvoorzieningenwet 1996, waarbij betaling, communicatie en verantwoording (begroting en beleidsplan) via Arbeidsvoorziening loopt. In artikel 17 van het huidie wetsvoorstel wordt geregeld dat de minister ook direct informatie kan vragen aan de NV. Deze mogelijkheid blijft van kracht zolang de Staat aandelen in de NV houdt. Deze leden vragen de regering toe te lichten onder welke condities en voorwaarden de minister van deze bevoegdheid gebruik zal kunnen maken. Daarnaast vragen deze leden zich af in welke mate het redelijk blijft dat de minister deze bevoegdheid behoudt, ook nadat het grootse deel van de aandelen verkocht is. Kan nauwkeurig worden aangegeven, welke regels hiervoor gaan gelden?

De leden van de D66-fractie merken op dat in de nota Beleid inzake staatsdeelnemingen (25 178, nr. 2) over de verantwoordelijkheid van de minister wordt opgemerkt dat wanneer eenmaal voor een privaatrechtelijke rechtsvorm is gekozen, de politieke verantwoordelijkheid van de minister zich beperkt tot zijn bevoegdheden als aandeelhouder die de wet en de statuten hem toekennen. Welke bevoegdheid een aandeelhouder heeft, is afhankelijk van de toepasselijkheid van het structuurregime. In dit wetsvoorstel wordt ervoor gekozen het structuurregime – zolang dat nog niet verplicht is – niet toe te passen. De statuten zullen volgens het regime van een gewone vennootschap ingericht worden. Deze beslissing strookt met het overheidsbeleid ten aandien staatsdeelnemingen. De leden van de D66-fractie vragen zich echter af waarom op blz. 9 van de memorie van toelichting er wel sprake is van een raad van commissarissen.

De leden van de D66-fractie merken op dat tussen de minister en het CBA ook nog een andere toezichtrelatie bestaat. De minister kan in het kader van deze relatie – die beheerst wordt door de bepalingen van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 – vragen op welke wijze het CBA de publieke gelden zal gaan besteden. Deze leden vragen zich af of de relatie tussen de minister en het CBA niet al te zeer onder druk zijn komen te staan door het ESF-dossier? Kan de regering aangeven hoe zij verwacht dat de samenwerking in de toekomst zal lopen?

De leden van de D66-fractie hechten sterk aan een onafhankelijk toezicht tijdens deze overgangsfase. Zij zouden het liefst zien dat het Ctsv bij de controle van de besteding van het publieke geld wordt betrokken en toezicht houdt op de resultaten en de positie van de cliënten. Deze leden vinden dat dit wetsvoorstel op het punt van toezicht over de hele linie tekort schiet. Zeker gezien de ervaringen uit het verleden, lijkt het geen overbodige luxe een scherp toezicht te waarborgen. Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van de regering.

De leden van de D66-fractie merken op dat de minister alleen in het kader van het aandeelhouderschap in de algemene vergadering van aandeelhouders vragen kan stellen over de besteding van de publieke gelden aan de uitvoering van de reïntegratietaken door de NV. Artikel 17 van het wetsvoorstel geeft de minister de bevoegdheid inlichtingen en gegevens op te vragen die hij nodig heeft bij de uitvoering van deze wet. De leden van de D66-fractie vragen zich af hoe deze bevoegdheid zich verhoudt tot het aandeelhouderschap? Kan de minister in het kader van dit artikel meer of minder inlichtingen of gegevens opvragen dan in het kader van het aandeelhouderschap? Graag zouden de leden van de D66-fractie nadere informatie op dit punt ontvangen. Op welke wijze zal de minister het aandeelhouderschap van de NV vormgeven? Op welke manier stemt hij deze taak af op zijn rol als toezichthouder op het CBA? Worden in de statuten nog extra bevoegdheden voor de algemene vergadering van aandeelhouders opgenomen?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de regering het toezicht in den brede op reintegratie-activiteiten wil regelen? Niet alleen via het CBA, maar ook via gemeenten en uitvoeringsinstellingen wordt publiek geld besteed bij KLIQ en andere reïntegratiebedrijven. Kan via de contracten diepere inzage in de boeken van KLIQ en andere reïntegratiebedrijven worden afgedwongen, om zo ook in overwegingfase van beginnende marktwerking adequaat toezicht te houden en de prestaties te toetsen? Wat is de rol van het Ctsv hierbij en wat de rol van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid?

7. Gegevensverstrekking door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie

Uit de toelichting blijkt dat aan KLIQ eenmalig alle cliëntgegevens worden verstrekt en dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid samen met KLIQ afspraken maakt over de controle op het gebruik van de gegevens, zo merken de leden van de PvdA-fractie op.

Welke waarborgen worden ingebouwd zodat de NV – maar ook derden – de toegang tot de gegevens van Arbeidsvoorziening niet kan misbruiken? Wat zijn de voorwaarden voor de verstrekking van de gegevens? Welke extra gegevens zullen periodiek worden verstrekt? Zijn dat gegevens waarover ook derden, zoals andere reïntegratiebedrijven, kunnen beschikken? Welke voorwaarden zijn hier aan verbonden? Welke controle op deze gegevens is er voorzien? Worden er beperkingen gesteld aan de wijze waarop KLIQ zelf deze gegevens verder gebruikt of aan derden doorgeleid dan wel verkoopt?

Wat gebeurt er met het Agorasysteem. Wie is eigenaar, wie heeft het gefinancierd met wiens toestemming? Wordt straks ook door KLIQ van dat systeem gebruik gemaakt, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Is de Registratiekamer om advies gevraagd over de voorwaarden waar onder cliëntgegevens mogen worden overgedragen aan een privaat bedrijf. Zo ja, wat zijn deze? Zo nee, is de regering bereid dit advies te vragen opdat het voor de behandeling van het wetsvoorstel beschikbaar is?

Welke beroepsmogelijkheid hebben de cliënten als zij menen dat hun gegevens niet juist of niet mogen worden overgedragen? Hoe worden cliënten geïnformeerd over deze gang van zaken?

Hoe en waaruit wordt het te ontwikkelen automatiseringssysteem van de NV KLIQ gefinancierd? Wie is de eigenaar? Is dit systeem ook beschikbaar voor derden?

Wat is de (boek)waarde van het PGI-systeem en hoe wordt dat in de openingsbalans verwerkt?

Het CBA staat na de wetswijziging in een privaatrechtelijke verhouding tot de NV KLIQ. Dat betekent dat zij wanneer er onverhoopt problemen ontstaan zich moet richten tot de civiele rechter. De rechten en plichten van cliënten in relatie tot NV KLIQ zijn daarmee echter nog niet geregeld, en worden door de regering in de memorie van toelichting niet nader uitgewerkt, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Zij vragen zich ook af of bij de invulling van commissarissen ook in werknemerscommissarissen wordt voorzien? Deze leden verzoeken de regering daarom in te gaan op positie van de cliënten, en uiteen te zetten welke wegen zij kunnen bewandelen om invloed uit te oefenen op de inhoud en de kwaliteit van het traject.

De leden van de VVD-fractie merken op dat het logisch lijkt om met zo min mogelijk kosten en overgangsproblemen de overdracht van automatisering van Arbeidsvoorziening naar KLIQ te willen regelen. In de analyses van informatie- en communicatietechnologie rond SUWI wordt echter geconstateerd dat dit systeem volstrekt verouderd is en er dermate veel aan «geknutseld» is, waardoor het eigenlijk niet bruikbaar is. Daarmee zou KLIQ bij de start al een handicap oplopen, terwijl logisch zou zijn om met een nieuw systeem te starten. De vraag doet zich bij deze leden voor waarom niet een reeds op de markt gezet en functionerend systeem wordt ingezet. Immers, nu wordt voorgesteld om met twee zaken tegelijk te werken, hetgeen een grote spanning met zich zal brengen. Bovendien plaatst het KLIQ in een afhankelijke positie ten opzichte van Arbeidsvoorziening, terwijl de bestuurlijke banden juist vanwege de moeizame gang van zaken zijn doorgeknipt. Hoe verhoudt zich dit tot elkaar? Kan worden gegarandeerd dat de nieuwe onderneming wel alle informatie en producten tijdig en zonder strubbelingen ontvangen zal? Kijkend naar de spanning tussen de minister van SZW en Arbeidsvoorziening rondom ESF en de automatiseringproblemen, zien deze leden dit mislukken. Deelt de regering deze visie?

Verder heeft het gegevensbestand van Arbeidsvoorziening niet alleen voor de NV KLIQ waarde. Ook andere intermediairs moeten van meet af aan goed toegang hebben tot de gegevens. Een en ander uiteraard conform de vereiste bescherming van de privacy van individuele cliënten. Reeds bij de totstandkoming van de huidige Arbeidsvoorzieningswet merkten de leden van de VVD-fractie op, dat zowel de overheid, de cliënten als de werkgevers belang hadden bij snelle en goede koppeling. En dat het derhalve niet aanging om Arbeidsvoorziening een voorkeursbehandeling met netrekking tot de gegevensbestanden en de gegevens zelf te gunnen. Hoe sneller vraag en aanbod bij elkaar komen hoe beter. Deze leden vinden dat ook in dit opzicht er een «level-playing-field» moet bestaan direct vanaf de start van de NV KLIQ. Het wetsvoorstel lijkt deze leden eerder belemmerend dan bevorderend. Graag ontvangen zij een reactie hierop.

De leden van de CDA-fractie hebben kritiek op de wijze waarop volgens het wetsvoorstel zal worden omgegaan met de cliëntengegevens uit het PGI-systeem van Arbeidsvoorziening. Voorgesteld wordt dat KLIQ binnen enkele maanden de niet relevante vertrouwelijke gegevens uit het systeem moet laten verdwijnen. Dat komt deze leden als merkwaardig voor. Waarom wordt niet gekozen voor een systeem waarbij Arbeidsvoorziening slechts die gegevens van cliënten aanlevert die relevant zijn? Het selecteren van de gegevens is in die zin nadrukkelijk een verantwoordelijkheid van Arbeidsvoorziening en niet van KLIQ. Het komt deze leden voor dat het huidige voorstel het grote risico met zich brengt dat uit te zuiveren gegevens niet te allen tijde ook uitgezuiverd zullen worden. KLIQ heeft daar immers niet direct een belang bij. Hoe verhoudt zich de voorgestelde werkwijze met de privacywetgeving en wie zou toezicht moeten houden op dit proces bij KLIQ? De leden van de CDA-fractie willen dan ook weten of de gegevens niet schoon kunnen worden opgeleverd, zoals ze ook beschikbaar komen voor andere reïntegratiebedrijven.

De leden van de D66-fractie merken op dat artikel 8 van het wetsvoorstel regelt dat NV KLIQ cliëntgegevens mag gebruiken van Arbeidsvoorziening. Over de exacte invulling wordt in het wetsvoorstel ook niets geregeld. In de brief van 8 december 2000 maakt de minister de keuze om KLIQ volgens model 3 toe te rusten met het PGI systeem, inclusief de daarin opgenomen gegevens. De leden van de D66-fractie vragen de regering in te gaan op het verwijt van de ABU dat KLIQ als enige commerciële aanbieder van reïntegratiediensten de beschikking over deze gegevens heeft. De leden van de D66-fractie zouden de regering willen vragen of zij dit niet strijdig acht met het uitgangspunt, zoals verwoord in artikel 8, tweede lid, van het wetsvoorstel. Wat vindt de regering van het voorstel van de ABU om deze gegevens niet mee te leveren aan KLIQ, maar via de reguliere opdrachtverlening aan het betreffende reïntegratiebedrijf te verstrekken?

De leden van de D66-fractie constateren dat uit het wetsvoorstel en de memorie van toelichting niet kan worden opgemaakt onder welke voorwaarden de levering van cliëntgegevens geschiedt. De memorie van toelichting stelt op blz. 10 dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en KLIQ afspraken zullen maken over de controle op het gebruik van de gegevens. Er blijft echter een aantal vragen bestaan voor de leden van de D66-fractie. Zo worden de gegevens van Arbeidsvoorziening éénmalig verstrekt aan de NV KLIQ. Periodiek zullen extra gegevens verstrekt worden. Welke gegevens worden extra verstrekt? Hoe vaak gaat dit gebeuren? Wie controleert deze gegevenslevering?

Daarnaast zouden de leden van de D66-fractie graag informatie van de regering ontvangen over het ter ziele gaan van Agora. Kan de regering uitleggen waarom het ondanks een totale investering van 200 miljoen gulden en het inhuren van Pink Roccade niet gelukt is om tot een landelijk werkend systeem te komen, zo vragen deze leden zich af? Wie is daarvoor verantwoordelijk? Wanneer werd duidelijk dat dit systeem niet zou werken? Welke onderdelen van Agora zijn nog bruikbaar in het kader van SUWI? Wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd?

Naar verwachting zal KLIQ per 2002 beschikken over een eigen automatiseringssysteem beschikken. Wat gebeurt er indien 2002 niet gehaald wordt? Blijft KLIQ dan in gebruik maken van de gegevens van Arbeidsvoorziening? Graag zouden de leden van de D66-fractie willen weten waarom er geen maximale termijn wordt verbonden aan het gebruik van de gegevens?

Daarnaast zouden de leden van de D66-fractie wat meer informatie willen ontvangen over het gebruik van de gegevens. Mogen deze gegevens door KLIQ ook gebruikt worden voor commerciële activiteiten? Hoe zal de controle op het al dan niet commerciële gebruik van gegevens vorm worden gegeven en op welke wijze wordt de Kamer daarbij betrokken en over geïnformeerd? In de toelichting staat dat KLIQ de gegevens die zij niet zal gebruiken, zal vernietigen. De leden van de fractie van D66 zouden graag harde garanties op dit gebied ontvangen. Kan de regering aangeven hoe dit gecontroleerd zal worden?

Cliëntgegevens vertegenwoordigen een bepaalde waarde en zijn commercieel verhandelbaar. Ook de gegevens van Arbeidsvoorziening hebben een bepaalde waarde. Is een waarde toegekend aan de gegevens? Wordt dit bedrag opgenomen in de openingsbalans van de NV KLIQ, zo vragen de leden van de D66-fractie?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of precies kan worden omschreven welke gegevens over gaan naar KLIQ. Hoe wordt voorkomen dat KLIQ de gegevens ook voor andere doeleinden gebruikt dan voor reïntegratie van uitkeringsgerechtigden? Kan precies omschreven worden wat andere reintegratiebedrijven dan KLIQ aan gegevens ontvangen? Krijgen zij ook een kopie van het PGI-systeem? Hoe wordt de privacy beschermd? Waarom wordt het verwijderen van gegevens uit PGI-systeem die KLIQ niet nodig heeft voor de afgesproken taken niet verwijderd voordat ze verstrekt worden aan KLIQ?

Wat gebeurt er indien KLIQ niet per 2002 over een eigen automatiseringssysteem beschikt? Zal KLIQ dan gebruik blijven maken van de gegevens van Arbeidsvoorziening? Waarom wordt er geen maximale termijn verbonden aan het gebruik van de gegevens? Mogen de gegevens door KLIQ ook gebruikt worden voor commerciële activiteiten? Hoe zal de controle op het al dan niet commerciële gebruik van gegevens vorm krijgen? Hoe wordt er gecontroleerd dat KLIQ de gegevens die zij niet zal gebruiken zal vernietigen? Wat is de waarde van de gegevens van arbeidsvoorziening en wordt dit bedrag opgenomen in de openingsbalans van de NV KLIQ?

Omdat de toegang tot gegevens niet uitputtend in de wet is geregeld, is het risico van strijdigheid met de Europese mededingingsregels daardoor wel voldoende gewaarborgd, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie.

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben begrepen dat periodiek extra gegevens aan de NV KLIQ periodiek worden verstrekt. Zij informeren om welke gegevens het gaat.

Daarnaast vragen zij of het, gelet op het streven naar gezonde concurrentieverhoudingen op de reïntegratiemarkt, te verdedigen is dat KLIQ als enige partij op deze markt de beschikking krijgt over het PGI-systeem met een grote hoeveelheid gegevens betreffende werkzoekenden, werkgevers en vacatures. Is dit in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8, tweede lid?

Cliëntengegevens worden eenmalig verstrekt aan KLIQ. Periodiek zullen extra gegevens worden verstrekt. Het is de leden van de SGP-fractie niet duidelijk om welke extra gegevens het dan gaat. Hoe vaak gaat dit gebeuren en wie controleert deze gegevenslevering?

KLIQ zal per 2002 beschikken over een eigen automatiseringssysteem, zo is de verwachting. De leden van de SGP-fractie vragen wat er gebeurt indien 2002 niet zal worden gehaald. Blijft KLIQ dan gebruik maken van de gegevens van Arbeidsvoorziening? Waarom wordt er geen maximale termijn verbonden aan het gebruik van de gegevens?

In de memorie van toelichting stelt de regering dat er geen sprake van is dat KLIQ misbruik zal maken van haar machtspositie omdat er gedragsregels over de vaststelling van prijzen en toegang tot gegevens zullen worden opgesteld. Toch is de toegang tot de gegevens niet uitputtend in het wetsvoorstel geregeld. Acht de regering hiermee het risico van strijdigheid met de Europese mededingingsregels voldoende gewaarborgd?

KLIQ krijgt voor de uitvoering van wettelijke taken gegevens van Arbeidsvoorziening. Hoe gaat de regering de controle op het al dan niet commerciële gebruik van gegevens vormgeven? Hoe wordt gecontroleerd dat niet-gebruikte gegevens zullen worden vernietigd?

8. Financiële gevolgen

Wat is de aard en de omvang van de vermogensinjectie, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Gaat het om een eenmalige impuls? Waaruit wordt deze gefinancierd als het niet uit Arbeidsvoorziening is? Waarom heeft de regering, terwijl deze gegevens al bekend waren (zie het grof ontwerp), de Kamer daarover niet geïnformeerd? De leden van de PvdA-fractie kunnen zich voorstellen dat een startend bedrijf bij de aftrap enige ondersteuning nodig heeft. Zij achten het vervolgens wenselijk dat daarover volstrekte helderheid wordt gegeven. Is de regering daartoe bereid?

De leden van de VVD-fractie achten de financiële onderbouwing van het voorliggende wetsvoorstel een belangrijke voorwaarde voor hun beoordeling. Op dit moment ontbreekt deze onderbouwing totaal. Over de levensvatbaarheid van de NV is geen oordeel te vellen, omdat deze leden nog niet de beschikking hebben over een goede analyse van een ook door de regering onderzocht en beoordeeld ondernemingsplan. Dit maakt het voor deze leden onmogelijk een oordeel dienaangaande te kunnen geven. Ook kunnen deze leden niet bij benadering beoordelen of en in welke mate er een investeringsimpuls noodzakelijk is voor de NV. Kan de Regering deze leden aangeven of een en ander met spoed kan worden verstrekt? Ook vernemen deze leden graag van de regering of het wellicht mogelijk is dit wetsvoorstel zodanig vorm te geven dat een voorbehoudsbepaling geldt die de verdere voortgang van ontvlechting van Arbeidsvoorziening en totstandkoming van een eventuele NV niet belemmeren zal. Is de regering bereid om daarmee bij nota van wijziging te komen?

De leden van de CDA-fractie vragen zich af op grond van welke aannames en veronderstellingen de huidige formatie van KLIQ is vastgesteld. Is de geplande formatie een reële formatie of bestaat het risico dat na de verzelfstandigingsoperatie reeds snel sprake zou kunnen zijn van een reorganisatie met afslanking als gevolg. Graag ontvangen de leden van de CDA-fractie een onderbouwing van het formatieplan, waarbij eveneens is aangegeven of naast de pensioenaanspraken ook andere zaken geregeld zijn, zoals het hebben van een sociaal plan voor de komende periode alsmede een passende financiële onderbouwing daarvan.

De leden van de D66-fractie merken op dat samen met een omzetverplichting het geprivatiseerde reïntegratiebedrijf wellicht een vermogensinjectie zal ontvangen. De leden van de D66-fractie betreuren het dat er geen enkele nader toelichting gegeven wordt over de aard en omvang van de eventuele vermogensinjectie. De leden van de D66-fractie zouden graag antwoord op de volgende vragen willen krijgen. Is de vermogensinjectie eenmalig? Wat is de omvang? Welke voorwaarden worden verbonden aan de injectie? Kan de regering verduidelijken hoe de vermogensinjectie vorm krijgt? Is dit in de vorm van een lening?

De grondslag voor een vermogensinjectie ligt volgens de leden van de D66-fractie niet in onderhavig wetsvoorstel. Voor een vermogensinjectie is een wijziging van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid noodzakelijk. Kan de regering aan deze leden duidelijk maken wanneer deze begrotingswijziging bij de Kamer wordt ingediend? Op welk begrotingsartikel wordt de vermogensinjectie verantwoord? Zal de Kamer in de gelegenheid worden gesteld zich uit te spreken over aard en omvang van de vermogensinjectie?

De leden van de D66-fractie merken op dat uit de Beoordeling Business Plan 2001–2005 KLIQ (bijlage bij kamerstuk 26 448, nr. 19) een onderzoek uitgevoerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid blijkt dat al in december 2000 duidelijk was dat het bij de vermogensinjectie om een bedrag van circa 150 miljoen zou gaan. Waarom heeft de regering dit niet vermeld in de memorie van toelichting, zo vragen de leden van de D66-fractie.

Ook wordt melding gemaakt van uitgaven die samenhangen met de reorganisatie die door het Rijk worden vergoed. Niet vermeld wordt hoe hoog deze uitgaven zijn en op welke wijze ze worden gefinancierd. De leden van de D66-fractie vragen zich af of een afzonderlijke vergoeding wordt toegekend of wordt dit «meegenomen» in de vermogensinjectie?

De leden van de D66-fractie constateren dat de financiële gevolgen van het wetsvoorstel momenteel nog grotendeels onbekend zijn. Half februari 2001 is de splitsingsbalans gereed. De uiteindelijke inbrengbalans is per 1 april 2001 beschikbaar. De leden van de D66-fractie verzoeken de regering zoveel eerder als mogelijk deze balansen beschikbaar te stellen, zodat de Kamer deze kan gebruiken bij haar beoordeling van het wetsvoorstel.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat samen met de omzetverplichting het geprivatiseerde reïntegratiebedrijf wellicht een vermogensinjectie zal ontvangen. Wat is de aard en de omvang van deze eventuele vermogensinjectie? Welke vorm krijgt deze injectie? Is dit in de vorm van een lening en onder welke voorwaarden? Klopt het dat voor een dergelijke vermogensinjectie een begrotingswijziging noodzakelijk is? Wanneer komt deze wijziging naar de kamer en op welk begrotingsartikel zal deze injectie worden verantwoord? Zal de Kamer in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te spreken over aard en omvang van deze vermogensinjectie? Waarom is het bedrag van 150 miljoen dat in de beoordeling Businessplan 2001–2005 wordt genoemd niet overgenomen in de memorie van toelichting? Klopt dit bedrag en waar is dat bedrag uit opgebouwd?

Wat wordt precies bedoeld met uitgaven die samenhangen met de reorganisatie die door het Rijk worden vergoed? Wat is de omvang van dit bedrag en op welke wijze worden ze gefinancierd? Wordt er een afzonderlijke vergoeding toegekend voor deze zogenaamde «reorganisatiekosten» of wordt dit meegenomen in de vermogensinjectie?

De leden van de fracties van RPF en GPV verzoeken de regering meer inzicht te verschaffen in de aparte bedragen die op de begroting zijn gereserveerd.

Ook de leden van de SGP-fractie willen graag meer informatie over de vermogensinjectie. Is deze eenmalig? Wat is de omvang? Welke voorwaarden worden verbonden aan de injectie? Is dit in de vorm van een lening?

9. Opvatting CBA (uitvoeringstoets)

Uit de toelichting kan herleid worden dat het CBA toezicht op de uitvoering van het contract met de NV KLIQ uitvoert, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Is dat na het aanstellen van bestuurders die rechtstreeks aan de minister rapporteren nog steeds het geval?

Mocht het CBA onverhoopt niet tevreden zijn met de naleving van het contract door de NV KLIQ, dan kan zij zich wenden tot de civiele rechter. De rechter zal zich echter in een dergelijk geval uiterst terug houdend moeten opstellen en een contract slechts marginaal toetsen. Buiten deze toetsing in buitengewone omstandigheden is er op dit moment weinig controle op de inhoud en naleving van het contract.

De leden van de PvdA-fractie menen dat ook in de overgangsfase het wenselijk en nodig is dat er toezicht op de inzet en het gebruik van overheidsmiddelen plaats vindt. Ook is het nodig dat er geformuleerd wordt op welke wijze er controle en toezicht plaats vinden op het resultaat van de ingezette overheid (en ESF) middelen. Deze leden vragen de regering om met het instellen van KLIQ een toezichts- en controlefunctie op het resultaat van ingezette overheidsmiddelen. Het spreekt vanzelf dat de bedrijfsvoering in een geprivatiseerd bedrijf geen overheidstoezicht kent.

Deze leden vragen de regering ook om het Ctsv als mogelijk onderdeel van de ministeriële toezichtfunctie gedurende de overgangsfase hier een rol in te geven, opdat toezicht gewaarborgd blijft.

10. Tot slot

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het kader van SUWI en de vorming van nieuwe Centra voor Werk en Inkomen nadrukkelijk wordt gestreefd naar het vormen van één loket. Bemiddeling, eventuele toeleiding evenals de uitkering moeten zoveel mogelijk op één (gemeentelijke) lokatie plaatsvinden. Het verdient daarom de voorkeur om te zoeken naar locaties waar de verschillende instanties zich gezamenlijk kunnen huisvesten, en hun beleid door goed overleg onderling kunnen afstemmen. De wijze waarop NV KLIQ hierin zal optreden blijft ongewis in de memorie van toelichting. De leden van de PvdA-fractie stellen het daarom op prijs als de regering aan dit aspect alsnog aandacht zou willen schenken.

De leden van de VVD-fractie achten vele van de door hen bovengenoemde punten dermate zwaarwegend dat zij zich op dit moment nog geen finaal oordeel over dit wetsvoorstel kunnen vormen. Daarnaast vinden zij snelle totstandkoming van de ontvlechting van essentieel belang en vrezen zij dat dit wetsvoorstel nog dermate wijziging zal ondergaan, dat zij aandringen op alternatieve eventueel parallelle regelgeving en/of besluitvorming, zodat het SUWI-traject met betrekking tot de privatisering van reïntegratie en scholing met spoed tot stand kan komen.

ARTIKELEN

Artikel 5 en 6

De formulering van dit artikel stelt de leden van de PvdA-fractie voor de volgende vragen. Is het mogelijk enige helderheid te geven over de ministeriële regeling die bepaald dat arbeidsvoorziening enkele activiteiten tevens kan laten verrichten door andere dan de naamloze vennootschap? Worden aan deze contacten nadere inhoudelijke eisen gesteld? Hoe zal het toezicht op deze contacten worden vormgegeven? Moet dit artikel het tevens mogelijk maken dat KLIQ enkele activiteiten onder aanbesteed?

Artikel 8

Binnen welke termijn zullen met de NV KLIQ afspraken gemaakt worden over het gebruik van en de controle op de gegevens die het bedrijf verkrijgt na gebruik van een kopie van het PGI systeem, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 17

De leden van de PvdA-fractie achten het niet onmogelijk dat er een conflict kan ontstaan tussen het belang van de Staat als aandeelhouder en het belang van de Staat als toezichthouder. Hoe denkt dat de regering dat te voorkomen? Zal de verplichting om op verzoek van de minister inlichtingen te verstrekken ook gelden voor eventuele derden met wie op grond van het bepaalde in artikel 5, derde lid, een overeenkomst is gesloten?

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Verburg (CDA), Smits (PvdA), Spoelman (PvdA), Van der Staaij (SGP), Örgü (VVD), Harrewijn (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Balkenende (CDA), Wilders (VVD), Santi (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der, Hoeven (CDA), Giskes (D66), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Hamer (PvdA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Eisses-Timmerman (CDA), Schoenmakers (PvdA), Middel (PvdA), Van Walsem (D66), Weekers (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rosenmöller (GroenLinks), Wagenaar (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (VVD), Oudkerk (PvdA), Klein Molekamp (VVD).

Naar boven