27 549
Regels met betrekking tot de positionering van de reïntegratiediensten van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie (Wet verzelfstandiging reïntegratiediensten Arbeidsvoorzieningsorganisatie)

27 296
Oprichting NV KLIQ

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 1 juli 2002

Inleiding

Naar aanleiding van het Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 19 juni 2002, zijn er door een aantal leden aanvullende schriftelijke vragen gesteld inzake de voorgenomen strategische alliantie van de NV Kliq met Solvus NV. Bijgaand treft u de antwoorden op die vragen aan (zie 26 448, nr. 8).

In het genoemde Algemeen Overleg met de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heb ik toegezegd nadere informatie te verschaffen over de door Kliq nagestreefde samenwerking met Solvus. Door middel van deze brief, die mede namens de minister van Financiën is geschreven, doe ik deze toezegging gestand.

Algemene rol Staat als aandeelhouder in Kliq

Kliq is sinds 1 januari 2002 verzelfstandigd. Met de verzelfstandiging is het karakter van de betrokkenheid van de minister van SZW bij Kliq veranderd van een publiekrechtelijke relatie uit hoofde van de Arbeidsvoorzieningenwet naar een zuiver1 privaatrechtelijke relatie die voortvloeit uit de statuten van Kliq. De aandeelhouder staat op afstand van de onderneming. Kliq staat op eigen benen en maakt eigen afwegingen en keuzes over haar strategie en toekomstige ontwikkeling. Dat is de kern van de verzelfstandiging, waarmee uw Kamer heeft ingestemd. De regering heeft er in de verzelfstandiging voor gekozen om, zolang de structuurregeling nog niet verplicht van toepassing2 is op Kliq, relatief ruime bevoegdheden te hebben, zonder inbreuk te willen maken op het principe dat verzelfstandiging betekent dat de Staat een gepaste afstand tot de onderneming zal hebben. In het licht van de implementatie van de nota deelnemingenbeleid Rijksoverheid zal het formele aandeelhouderschap in Kliq per 1 juli 2002 worden overgedragen van het ministerie van SZW naar het ministerie van Financiën. Dit met het oog op de gewenste scheiding tussen beleidsverantwoordelijkheid en zakelijk aandeelhouderschap. Op grond hiervan en vanwege zijn expertise bij transacties met en rond deelnemingen, is naast ondergetekende ook de minister van Financiën betrokken bij de voorgenomen samenwerking tussen Solvus N.V. en Kliq.

Bij brief van 5 oktober 2001 (27 549/27 296, nr. 9) hebben de minister van Financiën en ondergetekende aangegeven dat de Kliq Groep zou bestaan uit een holding, met daaronder enkele dochters waarin de kernactiviteiten zouden worden gepositioneerd (reïntegratie, employability en detachering). De achterliggende motivatie van een groepsstructuur voor Kliq was (en is) dat dit meer transparantie biedt, meer mogelijkheden biedt om voor de verschillende bedrijfsonderdelen een geschikte positionering te bewerkstelligen en meer mogelijkheden biedt om via resultaatverantwoordelijkheid op dochterniveau deze onderdelen adequaat vanuit de holding aan te sturen. Uw Kamer heeft met deze groepsstructuur ingestemd. Gevolg is dat de Staat aandeelhouder is in Kliq Holding en niet in de dochters van Kliq. In de holding zijn de transformatievoorzieningen, de nog te verstrekken leningen van staatswege en de voorziening voor reorganisatie/sociaal plan ondergebracht. Hoewel de Staat dus niet rechtstreeks aandeelhouder is in de dochters van Kliq, zijn in de statuten van Kliq en van de dochters van Kliq bepalingen opgenomen die ertoe strekken dat Kliq niet zonder de instemming van de Staat op dochterniveau een duurzame samenwerking of vervreemding van aandelen kan effectueren. De relatief ruime bevoegdheden van de aandeelhouder op holdingniveau zijn dus op deze wijze doorvertaald in de statuten van de dochters van Kliq.

Beoordeling transactie tussen Kliq en Solvus

De ministers van Financiën en SZW hebben de intentieovereenkomst tussen de betrokken partijen goedgekeurd. Daarbij is een zakelijke focus gehanteerd, hetgeen inhoudt dat de strategische overwegingen van de transactie zijn beoordeeld en onderkend, en de implicaties voor de Staat als aandeelhouder van de holding zijn beoordeeld (26 448, nr. 46).

Al voordat de verzelfstandiging een feit was, stond vast dat het in het belang van Kliq zou zijn om – naast de reeds bestaande sterke uitgangspositie op de publieke markt – zo spoedig mogelijk de positie van Kliq op de private markt te versterken. Uit nader onderzoek is ook gebleken dat voortzetting van een stand alone positie voor Kliq zeer moeizaam zou zijn, gegeven de veranderende wetgeving waarbij steeds meer verantwoordelijkheid voor reintegratie bij werkgevers zelf wordt neergelegd. De noodzaak van snelle toegang tot de private markt noopt tot investeringen door Kliq die aanzienlijke bedrijfsmatige en financiele risico's met zich zouden meebrengen.

In het eerder overleg met de Kamer en ook in de brief van 13 maart 2001 (27 549/27 296, nr. 6) is aangegeven dat het voor Kliq mogelijk moest zijn om haar positie in het licht van het bovenstaande te versterken door te zoeken naar een of meer partners waarmee een strategische alliantie zou kunnen worden aangegaan.

Kliq en Solvus hebben aangegeven dat zij zich in de samenwerking ook zullen blijven richten op reïntegratie van groepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Dit past in hun ondernemingsstrategie en is ook vastgelegd in de intentieovereenkomst.

Voor het overige is er bij de beoordeling van uitgegaan dat het publieke belang van reïntegratie, met name van reïntegratie van doelgroepen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, afdoende geborgd is door wet- en regelgeving. In de bijgevoegde beantwoording van de schriftelijke vragen van de vaste kamercommissie wordt nader ingegaan op de borging van het publieke belang in dezen.

Comptabiliteitswet

In deze wet wordt aangegeven op welke wijze de Tweede Kamer betrokken moet worden bij een aandelentransactie van de Staat. Zoals ook gesteld in onze brief van 22 mei 2002 is een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 29 van de Comptabiliteitswet niet aan de orde, aangezien het niet de Staat is die aandelen Kliq verkoopt maar Kliq Holding die gefaseerd aandelen van haar dochters verkoopt. Deze gefaseerde verkoop moet als een wenselijke en noodzakelijke verankering worden beschouwd van een strategische samenwerking met Solvus, waardoor ook Solvus een expliciet financieel belang krijgt bij het welslagen van de samenwerking. Het hoofddoel van de transactie is het tot stand brengen van een strategische samenwerking. De gefaseerde verkoop van de dochters is daarvan een neveneffect. Nadat de dochters Reïntegratie en Employability uiterlijk in 2006 volledig zijn verkocht aan Solvus resteren enkele kleine onderdelen van Kliq en een holding, waarvan de Staat aandeelhouder is.

Het idee van een strategische alliantie door Kliq is in de brief van 13 maart 2001 aan uw Kamer aan de orde gesteld. Gesproken werd over een mogelijke strategische samenwerking tussen Kliq en een andere commerciële partij. In de brief van 5 oktober 2001 wordt de noodzaak tot samenwerking als gevolg van het wegvallen van dat overgangsregime nog verder onderstreept. Bij de plenaire behandeling van de Kliqwet in november 2001 hebben meerdere partijen aangegeven een samenwerking van Kliq met een erkende marktpartij een goede stap te vinden.

Verantwoording achteraf

Artikel 29 van de Comptabiliteitswet stelt dat achteraf melding dient te worden gemaakt van verkoop van staatsaandelen. Formeel is in onderhavige transactie van Kliq geen sprake van vervreemding van staatsaandelen omdat de Staat zoals reeds gezegd 100% aandeelhouder is en blijft van de holding van Kliq. Omdat de activiteiten van Kliq in de dochters zijn geconcentreerd en de belangrijkste twee dochters gefaseerd worden verkocht waren en zijn wij echter van mening dat overleg met de Tweede Kamer wenselijk is. Een dergelijk overleg is ten tijde van de verzelfstandiging, vooruitlopend op de begin 2002 aan de Tweede Kamer aangeboden nota Deelnemingenbeleid Rijksoverheid waarin een dergelijke evaluatie tot standaard wordt verheven, ook toegezegd.

In transacties tussen staatsdeelnemingen en beursgenoteerde bedrijven heeft de Staat in de regel een voorzichtige benadering. Zeker indien een transactie zich nog in een pril en verkennend stadium bevindt (en dat is zo tot het moment waarop een intentieovereenkomst wordt getekend, want dan kunnen partijen nog zonder schade over en weer een einde maken aan de strikt vertrouwelijke besprekingen) en alle besprekingen een strikt vertrouwelijk karakter hebben, is het gebruikelijk de Kamer te informeren nadat de ondernemingsraad en eventueel de NMa zijn geïnformeerd, en de door de ondernemingen voorgenomen transactie openbaar wordt gemaakt. Ook in eerdere gevallen, zoals bijvoorbeeld inzake KPN en Belgacom en de verkoop van de staatsaandelen in de Nationale Investeringsbank (NIB), is de Kamer achteraf geïnformeerd. De Staat dient gedurende dergelijke processen zakelijk te opereren en zich als betrouwbare partner op te stellen.

Omdat Solvus een beursgenoteerde partij is, was deze benadering ook in dit geval noodzakelijk. Deze procedure is in een vroeg stadium in de gesprekken aan Solvus als beoogd partner meegedeeld. De Staat kan overigens de definitieve overeenkomsten slechts afkeuren indien er materiële afwijkingen zijn tussen de intentieovereenkomst en de definitieve overeenkomsten.

In het AO heb ik toegezegd om de intentieovereenkomst tussen Kliq en Solvus ter vertrouwelijke inzage te leggen voor de leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het licht van het voorgaande ben ik voornemens deze intentieovereenkomst per direct, gedurende een week ter vertrouwelijke inzage te leggen.1

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend


XNoot
1

Het enige publiekrechtelijke element in de relatie van de minister van SZW tot Kliq is de bepaling in de Kliqwet dat de minister van SZW het recht heeft om informatie te vragen aan Kliq die samenhangt met reïntegratie.

XNoot
2

Drie jaar na oprichting wordt de structuurregeling verplicht, aangezien Kliq zoals het er nu naar uitziet aan de wettelijke criteria daartoe voldoet.

XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd tot uiterlijk 8 juli 2002, alleen voor leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven