27 505
Fiscale aspecten van het vestigingsklimaat in Nederland

nr. 7
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 5 februari 2003

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 18 december 2002 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Eijck van Financiën over de brief van de staatssecretaris van Financiën over het fiscale vestigingsklimaat in Nederland (27 505, nr. 5).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer De Nerée tot Babberich (CDA) meent, mede op grond van de recente schokkende CPB-cijfers, dat uiterste voorzichtigheid is geboden bij ingrepen in het fiscale stelsel die het Nederlandse vestigingsklimaat onaantrekkelijker kunnen maken. Naast de brief van een aantal gerenommeerde adviesbureaus heeft hij hierover zeer verontrustende signalen ontvangen van VNO/NCW, de Nederlandse orde van belastingadviseurs en The Netherlands foreign investments agency. Daarbij gaat het niet om één, maar om veel meer bedrijven.

De heer De Nerée tot Babberich maakt zich zorgen over het nieuwe rulingbeleid. Uit de praktijk heeft hij begrepen dat de gemiddelde doorlooptijd van APA/ATR-verzoeken veel hoger ligt dan de in de brief genoemde 83 dagen. Hoewel de staatssecretaris in de brief beweert dat hem geen gevallen bekend zijn van buitenlandse investeerders met reële economische activiteiten die vanwege de invoering van de nieuwe rulingpraktijk zijn uitgeweken naar het buitenland, kent de heer De Nerée tot Babberich die voorbeelden wel degelijk. Hij zegt toe, de namen van die bedrijven op te zoeken en te openbaren.

De heer De Nerée tot Babberich krijgt veel signalen over het functioneren van de kennisgroepen binnen de belastingdienst. Die zouden een krachtdadig en alert beleid in de weg staan. Is de staatssecretaris tevreden met het functioneren van de kennisgroepen? Zou het niet aan te bevelen zijn dat er direct contact plaatsvindt tussen de kennisgroepen en de belastingplichtigen? Hij krijgt de indruk dat bij de reactie van Financiën sprake is van overkill. Heeft de staatssecretaris zoals toegezegd al gekeken naar nieuwigheden uit andere landen die in Nederland kunnen worden toegepast? De antimisbruikbepalingen daar gaan minder ver dan in Nederland. Nederland hoeft niet het braafste jongetje van de klas te worden. Volgens de heer De Nerée tot Babberich dient de belastingdienst te ontwaken.

Mevrouw Bussemaker (PvdA) vraagt de staatssecretaris, welke lijn hij op dit punt wil gaan volgen. De door de vorige spreker genoemde signalen hebben haar niet bereikt. Kan de staatssecretaris zijn bewering dat er geen buitenlandse investeerders uit Nederland zijn vertrokken vanwege de nieuwe rulingpraktijk preciseren? Zijn er in plaats daarvan buitenlandse investeerders naar Nederland gekomen? Hoe ziet de staatssecretaris de relatie met het arbeidsmarktbeleid en het sociaal beleid?

De heer Van As (LPF) vraagt, in hoeverre EZ en Financiën in het kader van de nationale en Europese regelgeving een beleid kunnen formuleren waarbij het aantrekkelijk wordt gemaakt voor buitenlandse ondernemers en investeerders om Nederland als vestigingsplaats te kiezen.

De heer Hofstra (VVD) vraagt aandacht voor de positie van de parlevinkers, waarover hij eind november schriftelijke vragen heeft gesteld, waarop de staatssecretaris vlot heeft geantwoord. Waarom gaat Nederland op dit punt zo ver, terwijl de Duitsers een vrijstelling behouden? Moet, als tot een ander beleid wordt gekomen, niet voor een langere overgangstermijn worden gekozen? De conclusie van de staatssecretaris over de Acte van Mannheim kan de heer Hofstra niet helemaal volgen.

De heer Hofstra constateert dat het tij wat het vestigingsklimaat in Nederland betreft aan het keren is. Daarbij is sprake van een structurele negatieve ontwikkeling, waaraan meer aandacht moet worden besteed. De brief van de belastingadviesbureaus neemt hij daarom uitermate serieus. Op een aantal hoofdpunten moet actie worden ondernomen. Om te beginnen moet aandacht worden besteed aan de Vennootschapsbelasting. Ook denkt de heer Hofstra daarbij aan de verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen, de deelnemingsvrijstelling, dividendstripping en de surtax. Verder is de uitvoering van de wetgeving belangrijk. In dat kader noemt hij de kennisgroepen. Het doel daarvan is sympathiek, maar de vlotheid van de procedures moet niet uit het oog worden verloren. Ook vraagt hij aandacht voor de rol van de inspecteurs daarbij. Ten slotte speelt de internationale problematiek een grote rol. Kan de staatssecretaris op dit punt een planning geven?

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris onderstreept dat de door de heer De Nerée tot Babberich genoemde verontrustende signalen ook bij zijn ministerie zijn binnengekomen. Er vindt zeer regelmatig overleg plaats met de genoemde organisaties. Hem is niet geworden dat een bedrijf om fiscale redenen Nederland heeft verlaten, wat zo moet worden opgevat dat bij de belastingdienst als zodanig geen verzoek is binnengekomen om een oordeel af te geven op grond waarvan later kan worden gezegd dat dat oordeel een of meerdere bedrijven niet-welgevallig is. De staatssecretaris benadrukt dat eenieder is geschrokken van de negatieve CPB-berekeningen. Daarom moet worden geprobeerd, in internationaal perspectief een positie in te nemen die eruit springt, niet alleen fiscaal, maar ook qua arbeidskosten.

De staatssecretaris meent dat zijn ministerie voldoende alert is als het gaat om het oppikken van signalen uit de samenleving. Bovendien wordt zeer regelmatig ter plekke poolshoogte genomen. In april 2001 is er een voorlichtingsbijeenkomst over APA/ATR geweest in het WTC te Rotterdam. In mei 2002 heeft op dezelfde lokatie een evaluatiebijeenkomst plaatsgevonden, waarbij naar voren kwam dat de belastingplichtigen moeite hebben met de onderbouwing van de verzoeken. Vervolgens is overleg gevoerd met de Nederlandse orde van belastingadviseurs, dat zo nodig wordt herhaald. De belastingdienst en de belastingadviseurs dienen daarbij hand in hand te opereren.

De staatssecretaris geeft aan dat de Europese druk die werd uitgeoefendop de rulingpraktijk heeft geleid tot een omzetting van die praktijk in APA/ATR. Op het punt van het verschaffen van fiscale duidelijkheid zal hij het beleid van zijn voorgangers voortzetten. Daarbij gaat het volgens hem maar om één ding, namelijk het vestigingsklimaat in Nederland. Hij zal daarbij niet inzetten op een ramkoers, gelet op de gevoeligheid van het dossier. Voorkomen moet worden dat Nederland een geïsoleerde positie inneemt. Vervanging van de oude rulingpraktijk door de APA/ATR-praktijk is in Europees perspectief gedaan, welke lijn zal worden voortgezet. Die omzetting moet nu wel zo goed mogelijk worden ingevuld. De staatssecretaris geeft aan dat in 2002 ca. 450 verzoeken zijn afgewikkeld: 270 APA/ATR-verzoeken en 180 rulingverzoeken. De termijn van 83 dagen kan inderdaad worden opgerekt naar 114 dagen. Als de oude rulinguitspraken worden gecombineerd met de nieuwe APA/ATR-verzoeken, wordt namelijk op het laatste aantal uitgekomen. Als alleen wordt gekeken naar APA/ATR-verzoeken, geldt een gemiddelde van 83 dagen. Er zijn 247 zaken toegewezen, zeven zaken verlengd, 99 afgewezen, waarvan twee verlengd, 39 ingetrokken, twee verlengd, er zijn 50 zaken buiten behandeling en er is er één verlengd.

De staatssecretaris merkt op dat er in Rotterdam een aanspreekpunt voor potentiële buitenlandse investeerders (APBI) is. Daar zijn geen gevallen bekend van investeerders die vanwege overleg over een APA/ATR om fiscale redenen hebben besloten, voor een ander land te kiezen. Als een «kostplus»-benadering mogelijk is, geldt voor zekerheid vooraf in ieder geval een onderbouwing van de verrekenprijs beloning die wordt gevraagd. Daarnaast is tegenwoordig sprake van maatwerk. Hem is niet gebleken dat in de APA/ATR-praktijk een drempel is opgeworpen voor nieuwe investeringen.

Het streven moet erop gericht zijn, APA/ATR-zaken zo snel mogelijk te behandelen, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van de uitvoering. Afwikkeling moet in acht weken tijd kunnen plaatsvinden. De per eind 2001 bestaande voorraad van 313 gevallen is inmiddels teruggebracht tot ca. 200. Een van de oorzaken van de doorlooptijd van 83 dagen is dat men moest wennen aan de nieuwe praktijk en de complexiteit van de voorgelegde zaken. Er wordt hard aan gewerkt om het aantal dagen terug te brengen. De staatssecretaris is van plan, in Brussel niet alleen aandacht te vragen voor het Nederlandse vestigingsklimaat, maar ook een tour langs de hoofdsteden te organiseren.

Implementatie van de zesde EU-richtlijn in de Nederlandse wetgeving betekent dat bepaalde vrijstellingen moeten worden opgeheven. Voor de parlevinkers is sprake van het herhaaldelijk uitstellen van termijnen, op grond waarvan moest worden voldaan aan de verplichtingen. De staatssecretaris vraagt zich af of het bestaansrecht van de parlevinkers nog wel is uit te leggen aan de burgers. De vrijstelling zou haar beslag richting de afnemer van de producten moeten krijgen, terwijl dat volgens hem kennelijk niet het geval is. De parlevinkers waren op de hoogte van de veranderde wetgeving. Hij zegt toe, de situatie in Duitsland en België per 1 januari 2003 in kaart te brengen en de Kamer en de parlevinkers op de hoogte te stellen van een en ander.

Het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen heeft geleid tot veel jurisprudentie. Dat zou inderdaad, zoals gevraagd door de heer Hofstra, nog eens nader moeten worden bekeken. De surtaxregeling moet niet in verband worden gebracht met het vestigingsklimaat. De internationale verdragen zijn inderdaad van groot belang.

Nadere gedachtewisseling

De heer De Nerée tot Babberich (CDA) vraagt om een schriftelijk antwoord op de door hem plenair gestelde vraag over de fiscale behandeling van pensioenpremies die worden betaald aan bedrijven, wanneer de dekkingsgraad is bereikt. Hij is zeer beducht voor wetgeving met terugwerkende kracht.

Mevrouw Bussemaker (PvdA) constateert met vreugde dat de staatssecretaris in zijn beantwoording niet is ingegaan op de individuele gevallen die zijn genoemd. Bij het rondje langs de Europese hoofdsteden dient ook aandacht te worden besteed aan de bredere problematiek en de Lissabon-afspraken.

De heer Hofstra (VVD) gaat ervan uit dat de staatssecretaris enige bemoeienis heeft met de kennisgroepen. Hij vraagt of de staatssecretaris kan toezeggen, in 2003 op dit onderwerp terug te komen. Wanneer komt de «Vermeend-bundel»?

De heer Vendrik (GroenLinks) meent dat een actieve staatssecretaris nog geen toegeeflijke staatssecretaris hoeft te zijn. Paniekreacties op het punt van het fiscale vestigingsklimaat in Nederland moeten worden voorkomen.

De staatssecretaris is het eens met de uitspraak van de heer De Nerée tot Babberich dat terughoudend moet worden omgegaan met wetgeving met terugwerkende kracht. Belangrijk criterium daarbij is de kostendekking. Van de «Vermeend-bundel» komt geen uittreksel.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Tichelaar

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Rosenmöller (GroenLinks), Giskes (D66), Crone (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Van Oven (PvdA), Hofstra (VVD), Van Hoof (VVD), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Atsma (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), Tichelaar (PvdA), voorzitter, Alblas (LPF), Van As (LPF), Teeven (Leefbaar Nederland), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Van der Velden (LPF) en Van Loon-Koomen (CDA).

Plv. leden: Bakker (D66), Bos (PvdA), Van der Vlies (SGP), Van Nieuwenhoven (PvdA), B.M. de Vries (VVD), Blaauw (VVD), Kortenhorst (CDA), Luchtenveld (VVD), Mosterd (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Gerkens (SP), Van den Doel (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Ferrier (CDA), Koenders (PvdA), Eberhard (LPF), Stuger (LPF), Jense (Leefbaar Nederland), Jan de Vries (CDA), De Graaf (LPF), Mastwijk (CDA), Hoogendijk (LPF) en Rambocus (CDA).

Naar boven