nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2004
Naar aanleiding van de motie Hofstra (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002,
27 482 en 27 216, nr. 55), voorgesteld op 28 maart 2002 en
aangenomen op 23 april 2002, bericht ik u als volgt.
In de motie vroeg de Kamer om «de mogelijkheden en consequenties
van de overgang van de spooraansluitingen naar de overheid in kaart te brengen
en de Kamer daarover te rapporteren vóór 1 januari 2003».
Ter uitvoering daarvan heeft mijn ministerie aan ProRail gevraagd om de
situatie met betrekking tot eigendom en beheer van de spooraansluitingen,
momenteel ondergebracht in een dochterbedrijf van de NS Groep, namelijk NS-Spooraansluitingen
BV (NSS), nader te onderzoeken. Hierbij zijn aan de orde gekomen de situatie
met betrekking tot de markt en het vervoer, de onderhoudsstaat, milieuaspecten,
de financiële en juridische waardering, alsmede de consequenties en mogelijkheden
van het al dan niet overbrengen van NSS naar de overheid of andere gegadigden
(geïnteresseerden).
In hoofdlijnen zijn de resultaten van het onderzoek als volgt:
1. particuliere spooraansluitingen zijn sporen aftakkend van het net van
hoofdsporen, stamlijn of emplacement tot op het terrein van de klant, bedoeld
om bedrijven aan te sluiten op het spoornet;
2. NSS heeft 320 particuliere spooraansluitingen in heel Nederland in
eigendom en beheer; NSS is economisch eigenaar van de «bovenbouw»
(rails, dwarsliggers, wissels etc.), de ondergrond kan eigendom van derden
zijn;
3. vrijwel al het spoorgoederenvervoer in Nederland wordt gegenereerd
via deze spooraansluitingen;
4. 25% van alle spooraansluitingen genereert 90% van het totale landelijke
spoorvervoer; deze noemen we «de strategisch belangrijke spooraansluitingen»
(circa 80 stuks); circa 40% van de spooraansluitingen genereren geen vervoer
(«slapende aansluitingen»);
5. de geïnterviewde marktpartijen zien via de spooraansluitingen
een groeipotentieel van 12,5 mio ton in de komende 5 jaar (dus 7,5% groei/jaar);
6. er zijn indicaties dat de onderhoudsstaat van de spooraansluitingen
zorgwekkend is; ProRail heeft enkele scenario's ontwikkeld om een indicatie
te krijgen van de kosten van het noodzakelijke onderhoud aan de strategisch
belangrijke spooraansluitingen en adviseert op basis daarvan om rekening te
houden met een noodzakelijke investering ad € 12,5 mio voor achterstallig
onderhoud; echter, nadere informatie leert dat alleen de «slapende aansluitingen»
een niet toereikende onderhoudsstaat kennen terwijl «de strategisch
belangrijke spooraansluitingen» wel de keuringen van de Inspectie Verkeer
en Waterstaat (IVW) zouden kunnen doorstaan; overigens is contractueel vastgelegd
dat, indien de «slapende aansluitingen» weer in dienst genomen
worden, de betrokken bedrijven zelf de hieraan verbonden kosten dienen te
dragen; nader onderzoek is hier gewenst, dit kan worden meegenomen in het
vervolgonderzoek;
7. de risico's die NSS draagt op milieugebied (met name bodemverontreiniging)
zijn nog onduidelijk. Een nader risicoanalyse dient dan ook onderdeel uit
te maken van een volgende fase in dit proces;
8. de spooraansluitingen zijn niet te beschouwen als een aparte entiteit,
maar als onderdeel van de hele spoorgoederenketen; juist de positionering
van de spooraansluitingen in een apart bedrijf heeft de huidige problematiek
veroorzaakt (achterstallig onderhoud, twijfel over levensvatbaarheid).
De resultaten van het onderzoek naar de financiële
waardering van NSS lenen zich, gezien de positie van de betrokken
bedrijven, niet voor openbaarmaking; desgewenst kan ik u daarover vertrouwelijk
informeren.
Het onderzoek bevestigt de stelling in de motie Hofstra, dat «de
spooraansluitingen van grote betekenis zijn voor het goederenvervoer».
Mede daarom is het van belang dat de vrije en non-discriminatoire toegang
tot die spooraansluitingen voor een ieder gegarandeerd is, en dat de exploitant
de spooraansluitingen marktgericht exploiteert en gebruik maakt van kansen
om het spoorvervoer te vergroten. Die aspecten zijn in de huidige situatie
echter niet zeker gesteld.
Op basis van de bevindingen van het onderzoek heb ikbesloten:
1. Conform de motie Hofstra ten principale te streven naar uitname van
NSS uit de NS Groep (reizigersvervoer) naar een derde partij.
2. Op basis van het verrichte onderzoek ProRail te verzoeken om: (a) in
overleg te gaan met de NS Groep over de (volledige) overdracht van NSS (waarin
momenteel eigendom en exploitatie van de spooraansluitingen zijn ondergebracht)
aan ProRail of een andere gegadigde (geïnteresseerde), om (b) een plan
te maken voor de toekomstige marktgerichte en bedrijfseconomisch rendabele
exploitatie van de spooraansluitingen door ProRail en, (c) om de resultaten
van (a) en (b) voorafgaand aan finalisering aan mij voor te leggen.
3. Op basis van de resultaten van het door ProRail uitgevoerde onderzoek,
zal ik een standpunt innemen. Ten aanzien van een voorstellenpakket van Prorail
geldt overigens als absolute voorwaarde dat het Ministerie van Verkeer en
Waterstaat, alvorens te komen tot finale onderhandelingen c.q. besluitvorming,
een en ander nader zal bezien via een zgn. Due Diligence onderzoek, met name
gericht op financiële en juridische implicaties.
Ik stel u voor dat ik, op het moment dat de bedoelde voorstellen van ProRail
aan mij zijn voorgelegd en nader zijn bestudeerd, opnieuw aan uw Kamer zal
rapporteren.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs