27 482
Nieuwe algemene regels over de aanleg, het beheer, de toegankelijkheid en het gebruik van spoorwegen alsmede over het verkeer over spoorwegen (Spoorwegwet)

27 216
Aanvulling van de Wet personenvervoer 2000, strekkende tot invoering van een concessiestelsel voor het personenvervoer per trein (Concessiewet personenvervoer per trein)

nr. 74
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 september 2003

Aan u zijn drie ontwerp-besluiten overgelegd in het kader van de uitwerking van de Spoorwegwet en de Concessiewet personenvervoer per trein. Graag wil ik u bij deze informeren over de samenhang hiervan met de andere producten die voor de uitwerking van de wetten nodig zijn.

Op 23 april 2003 heeft de Eerste Kamer de Spoorwegwet en de Concessiewet personenvervoer per trein vastgesteld. Voor de inwerkingtreding van de wetten is het noodzakelijk nadere regels uit te werken in lagere regelgeving alsmede een beheer- en een vervoerconcessie te verlenen. De Concessiewet biedt de mogelijkheid tot uiterlijk zes maanden na inwerkingtreding de vervoerconcessie te verlenen. Beoogd wordt beide wetten per 1 januari 2004 in werking te laten treden. In bijlagen 1 en 2 vindt u een overzicht van de samenhang van de producten die uitgewerkt moeten worden en een beknopte toelichting daarbij.

Lagere regelgeving

Voor de inwerkingtreding van de Spoorwegwet en de Concessiewet personenvervoer per trein zijn acht ontwerp-algemene maatregelen van bestuur opgesteld, die de uitvoeringsregels bevatten. Vijf van deze ontwerp-amvb's worden binnenkort voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Drie ontwerp-amvb's worden ingevolge de Spoorwegwet en de Concessiewet aan de beide kamers der Staten-Generaal voorgelegd. Aangezien deze ontwerp-amvb's vervolgens aan de Raad van State moeten worden voorgelegd, het ontwerp-besluit spoorweginfrastructuur genotificeerd moet worden bij de EU en alle besluiten gepubliceerd moeten worden, worden deze drie ontwerp-besluiten u eerder voorgelegd dan de beide concessies en het ontwerp-Koninklijk Besluit hoofdrailnet, opdat het geheel met ingang van 1 januari 2004 in werking kan treden.

De volgende drie ontwerp-besluiten zijn aan u voorgelegd:

• Het Besluit spoorweginfrastructuur (VW-03-664). Dit besluit bevat in hoofdzaak regels over technische eisen en over de procedure van keuring en certificering van spoorweginfrastructuur. Met dit besluit worden ook de verplichtingen, opgelegd in het COTIF-verdrag, van toepassing. Het besluit geeft uitwerking aan de artikelen 6, 8 tot en met 12, 23, 24, 65 en 87 van de Spoorwegwet.

• Het Besluit tot wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 (VW-03-661). De wijziging van het bestaande besluit is nodig in verband met de Concessiewet personenvervoer per trein. Het besluit bevat nadere regels aangaande de artikelen 2, 8, 9, 24 en 60a van de Wet personenvervoer 2000.

• Het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur (VW-03-662). Dit besluit ziet op een non-discriminatoire verdeling van capaciteit tussen de verschillende aanvragers van capaciteit, alsmede de beheerder. Dit besluit bevat minimale niveaus en prioriteitscriteria die toegepast moeten worden indien de infrastructuur overbelast is verklaard. Met deze amvb worden ook onderdelen uit de richtlijn 2001/14/EG geïmplementeerd. Het bevat nadere regels voor de artikelen 57, 59 en 61 van de Spoorwegwet.

In bijlage 3 wordt onder I een nadere toelichting gegeven van het begrip kwaliteit van de infrastructuur. Dit is van belang voor de beoordeling van het ontwerp-Besluit spoorweginfrastructuur. Tevens wordt in deze bijlage onder II ingegaan op de toetsing aan de EU-richtlijn 2001/14/EG die van belang is voor uw beoordeling van het ontwerp-Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur.

Planning concessies en koninklijk besluit

De voorstellen voor de beheer- en vervoersconcessie zullen naar verwachting aan u worden voorgelegd in november a.s.

Het ontwerp voor het Koninklijk Besluit hoofdrailnet zal naar verwachting eveneens in november a.s. bij u worden voorgelegd. Dit besluit wijst het spoornetwerk aan waarvoor NS – door middel van de vervoerconcessie – het exclusieve recht krijgt om treindiensten te exploiteren.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen

BIJLAGE 1

SAMENHANG PRODUCTEN INWERKINGTREDING NIEUWE SPOORWEGWETGEVING

kst-27482-74-1.gif

BIJLAGE 2

GLOBALE TOELICHTING OP DE ALGEMENE MAATREGELEN VAN BESTUUR BEHORENDE BIJ DE NIEUWE SPOORWEGWETGEVING

kst-27482-74-2.gif

BIJLAGE 3

I Basiskwaliteit van de spoorweginfrastructuur

Het begrip kwaliteit wordt op verschillende wijze gehanteerd. In deze bijlage wordt toegelicht hoe met de drie aspecten van dit begrip is omgegaan bij de uitwerking van de Spoorwegwet: de basiskwaliteit, de functionaliteit en de performance.

Basiskwaliteit

In artikel 6 van de Spoorwegwet is de volgende invulling gegeven aan het begrip basiskwaliteit: basiskwaliteit te weten inrichting, uitrusting en technische eigenschappen, waaronder regels over de algemene kenmerken van de infrastructuur, aanleg en onderhoud, beveiliging, telecommunicatievoorzieningen, kunstwerken, spoorwegovergangen, afstandsbediening en energievoorziening. Het Besluit spoorweginfrastructuur zelf gaat in op de keuring, certificering, onderhoud en herstel van hoofdspoorweginfrastructuur en bescherming van de hoofdspoorweg en zijn omgeving.

In de ministeriële regeling op basis van het Besluit spoorweginfrastructuur wordt ingegaan op de technische eisen die aan de infrastructuur gesteld worden (het technisch dossier). Het betreft met name eisen die een directe relatie hebben met het materieel dat op de infrastructuur rijdt: de eisen in verband met compatibiliteit van infrastructuur en materieel. Zo geldt bijvoorbeeld een standaardbreedte tussen de rails die afgestemd is op de standaardafstand tussen de wielen van de trein. De eisen aan de trein zijn vastgelegd in de ministeriele regeling behorende bij het Besluit keuring spoorvoertuigen.

Functionaliteit

De functionaliteit van de spoorweginfrastructuur bepaalt de wijze waarop de vervoerder gebruik kan maken van de infrastructuur, zoals de maximale aslasten en maximale snelheid van de trein op een baanvak. Andere aspecten zijn het profiel van vrije ruimte, de aanwezigheid van tractie, etc. Deze functionaliteit wordt bij de aanleg van de spoorinfrastructuur bepaald. Zo bepaalt de sterkte van de onderbouw en de rails de maximale aslasten en de boogstralen van de bochten in het tracé de maximale snelheid. Bij het verlenen van de opdracht voor het aanleggen van nieuwe infrastructuur is deze functionaliteit omschreven. De beheerder krijgt middels de combinatie beheersconcessie, beheerplan en subsidiebeschikking de zorg voor het instandhouden van deze functionaliteit.

Performance

De performance betreft de mate waarin de infrastructuur beschikbaar en betrouwbaar is voor vervoer respectievelijk de kwaliteit waarmee de dienstverlening door de beheerder wordt uitgevoerd.

In het kader van de beheerconcessie wordt de ontwikkeling van de performance gemonitord aan de hand van de volgende prestatie-indicatoren:

a. de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de hoofdspoorweginfrastructuur;

b. de kwaliteit voor reizigers van de transferruimtes in de stations;

c. de betrouwbaarheid van de bijsturing;

d. de beschikbaarheid capaciteit voor specifieke deelmarkten en de internationaal overeengekomen paden.

De prestaties die de beheerder op deze indicatoren kan leveren is behalve van de kwaliteit van de organisatie en het door de beheerder opgesteld beheerplan ook afhankelijk van de hoeveelheid geld die de beheerder ter beschikking heeft en de afspraken die de beheerder met de vervoerders kan maken over hun gebruik van de infra (hoeveelheid treinen over een baanvak, rijden met treinen die geen vierkante wielen hebben, geen overschrijding maximale aslasten, etc). Gezien de samenhang van deze aspecten is de plaats om voorschriften te stellen aan de te leveren prestaties de subsidiebeschikking en het beheerplan, die horen bij de beheerconcessie.

II Implementatie EU-richtlijn 2001/14/EG

Het ontwerp-Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur geeft uitvoering aan artikel 61 van de Spoorwegwet. Dit artikel bepaalt onder meer dat nadere regels worden gesteld over de minimale niveaus per deelmarkt. Aangezien zowel beleidsmatig als politiek de wens is geuit de minimale niveaus per deelmarkt te waarborgen is, heeft het kabinet dit in het ontwerp-Besluit wel opgenomen. In het kader van de implementatie van de EU-richtlijn 2001/14/EG is de Spoorwegwet reeds aan de EU voorgelegd. Het is echter nog niet geheel duidelijk of richtlijn 2001/14/EG de ruimte biedt, voorafgaand aan overbelastverklaring de minimale niveaus randvoorwaardelijk mee te geven aan het verdelingsproces zoals dat thans voorzien wordt in artikel 7, derde lid, van het ontwerp-Besluit. Het ontwerp-Besluit wordt nog voorgelegd aan de EU. Wij informeren u zo spoedig mogelijk indien de EU hiertegen bezwaren heeft. Het kan echter nog enige maanden duren voordat de EU over dit punt uitsluitsel kan geven.

Naar boven