nr. 32
AMENDEMENT VAN DE LEDEN EURLINGS EN DIJSSELBLOEM
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan het slot van artikel 16a, derde lid, wordt een volzin toegevoegd,
luidende: De beheerder vermeldt in zijn verzoek om instemming de zienswijzen
van betrokken gerechtigden als bedoeld in artikel 55 en, voor zover de wijziging
afwijkt van die zienswijzen, een deugdelijke motivering van die afwijking.
II
Artikel 16a, vierde lid, vervalt.
III
Aan artikel 16b worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Voordat Onze Minister een concessie verleent, wijzigt of geheel of
gedeeltelijk intrekt, stelt hij betrokken gerechtigden als bedoeld in artikel
55 in de gelegenheid om gedurende een door Onze Minister daarbij te bepalen
termijn van ten hoogste drie weken hun zienswijze naar voren te brengen.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over het verlenen of wijzigen van een concessie en over de aan een concessie
te verbinden voorschriften.
Toelichting
Indien de beheerder een wijziging van de technische of functionele eigenschappen
van de hoofdspoorweginfrastructuur die de gebruiksmogelijkheden van de hoofdspoorwegen
aanmerkelijk verandert, moet de voorafgaande instemming van de Minister worden
verkregen. Met dit amendement wordt de betrokkenheid van de vervoerders bij
een dergelijk verzoek om instemming geregeld.
Hiermee wordt ook beoogd dat de betrokken vervoerder(s) en de infrabeheerder
tot overleg komen alvorens de beheerder aan de minister een voorstel
doet. Het besluit van de Minister dienaangaande is vervolgens een voor bezwaar
en beroep vatbaar bestuurlijk besluit. Dit betekent ook dat alleen gemotiveerd
van het verzoek kan worden afgeweken en expliciet op de zienswijze van de
vervoerder(s) en de beheerder moet worden ingegaan.
De formulering van artikel 16b, derde lid is zoveel mogelijk overgenomen
van artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verschil ten opzichte
van die bepaling is met name dat de Awb vervoerders en andere «gerechtigden
als bedoeld in artikel 55» nog niet de zekerheid biedt dat zij moeten
worden aangemerkt als «belanghebbende» bij verlening, wijziging
en intrekking van een beheerconcessie. Het voorgestelde artikel 16b, derde
lid, biedt die zekerheid wél. Het vierde lid van artikel 16a is om
wetstechnische redenen vervolgens verplaatst naar het nieuwe vierde lid van
artikel 16b.
Eurlings
Dijsselbloem