nr. 145f
MOTIE VAN HET LID WOLFSON C.S.
Voorgesteld 15 april 2003
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende, dat er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de aard en
de omvang van achterstanden in het onderhoud van infrastructuur en rollend
materieel, en dat naast een grotere punctualiteit en een grotere kans op een
zitplaats ook een duidelijk perspectief op meer veiligheid op stations en
in treinen geboden is om de gunst van de reiziger te behouden;
overwegende, dat de bestaande scheiding in het beheer van infrastructuur
en exploitatie niet de enige modaliteit is waarmee kan worden voldaan aan
Europese regelgeving;
overwegende, dat de waardebepaling ten behoeve van een overdracht van
rollend materieel bij een wisseling van een concessie op grote moeilijkheden
kan stuiten;
van oordeel, dat een herstel van de van oudsher goede reputatie van het
Nederlandse personenvervoer per trein gebaat zal zijn bij een spoedige reductie
van de terzake van het bovenstaande nog resterende onzekerheden;
verzoekt de regering om
1. in de begroting V&W 2004 een meerjarig herstelplan te ontwikkelen
voor het achterstallig onderhoud aan infrastructuur en rollend materieel en
voor een sociaal veiligheidsbeleid op de stations en in de treinen;
2. bij de evaluatie van de Spoorwegwet als voorzien in 2006 een nota aan
te bieden over het voor en tegen van alternatieve beheersvormen, waaronder
tenminste
• concessieverlening aan een holdingconstructie waarin infrastructuur en exploitatie weer bijeen zijn gebracht, zoals mogelijk
gemaakt in de Vierde Nota van Wijziging van de Spoorwegwet;
• een beperking tot een managementconcessie aan een missie-gestuurde
publieke onderneming, zonder overdracht van rollend materieel, al dan niet
met mogelijkheden voor concurrentie «op de trein». Daarbij zou
de figuur moeten worden uitgewerkt van de publieke structuur-NV sui generis,
waarin het «belang van de onderneming» in de statuten is omschreven
in termen van de gewenste mengvorm van publieke en bedrijfseconomische belangen;
en
• nieuwe wetsvoorstellen voortvloeiend uit de voor 2006 voorziene
wetsevaluatie en de bovenbedoelde nota nog in de loop van 2006 aan de Staten-Generaal
aan te bieden,
en gaat over tot de orde van de dag
Wolfson
Eversdijk
Terlouw
Van den Berg
Van der Lans
Bierman-Beukema toe Water
Bierman
Van Vugt