27 478
Wijzigingen van de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (ATP); Genève, 21 december 1998

nr. 62
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2000

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 1 november 2000. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 december 2000.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer U hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 21 december 1998 te Genève totstandgekomen Wijzigingen van de Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (ATP) (Trb. 2000, 114).1

Een toelichtende nota bij deze verdragswijzigingen treft U eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

TOELICHTENDE NOTA

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).

De onderhavige wijzigingen betreffen de op 1 september 1970 te Genève tot stand gekomen Overeenkomst inzake het internationale vervoer van aan bederf onderhevige levensmiddelen en het gebruik van speciale vervoermiddelen bij dit vervoer (het zogenoemde ATP-verdrag; zie Trb. 1972, 112 en, laatstelijk, Trb. 1998, 71). De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) heeft de tekst van de voorgestelde wijzigingen op 21 december 1998 van de «Working Party on the Transport of Perishable Foodstuffs of the Inland Transport Committee» van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties ontvangen en deze op 27 juli 1999 aan de Overeenkomstsluitende Partijen medegedeeld.

Het wijzigingsvoorstel heeft betrekking op artikel 18 van het verdrag. Dat artikel bevat de regels voor het wijzigen van het verdrag en de bijlage, alsmede de termijnen voor het aanvaarden en het van kracht worden van de wijzigingen.

De voorgestelde wijziging ziet allereerst op het bekorten van de termijnen in het derde en het vijfde lid, onder b, tweede gedachtestreepje, van negen naar zes maanden, en in het zesde lid van zes naar drie maanden. Dit betekent dat, wanneer partijen ingevolge het tweede lid, onder b, van artikel 18 hebben kennisgegeven dat het voornemen bestaat om een wijzigingsvoorstel te aanvaarden, maar dat aan de voor die aanvaarding noodzakelijke voorwaarden nog moet worden voldaan, zij na afloop van de zes maanden na de datum van de kennisgeving van de SGVN nog eens zes maanden de tijd hebben om hun eventueel bezwaar tegen de wijziging in te dienen. Mocht in deze periode van in totaal 12 maanden geen bezwaar zijn gemaakt, dan zal de wijziging na afloop van die termijn geacht worden te zijn aanvaard en drie maanden erna voor alle partijen bij het verdrag van kracht worden. Door de termijnen te bekorten zal in de nieuwe situatie de wijziging reeds na 15 maanden in werking kunnen treden, in plaats van 21 maanden zoals thans geregeld.

Verder heeft de voorgestelde wijziging betrekking op een uitbreiding van het zesde lid van artikel 18, met de bepaling dat een partij die een wijzigingsvoorstel indient daarbij kan aangeven dat de wijziging niet drie maanden na de datum van aanvaarding ervan, maar op een later tijdstip van kracht wordt.

De Nederlandse regering heeft overeenkomstig het gestelde in artikel 18, tweede lid, onder b, van het verdrag de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties in kennis gesteld van haar voornemen om de door de werkgroep voorgestelde wijzigingen van artikel 18, waarvoor thans de goedkeuring wordt gevraagd, te aanvaarden, onder vermelding dat zij hiertoe pas kan overgaan nadat aan de noodzakelijke voorwaarden hiervoor is voldaan.

De wijzigingen zullen voor wat het Koninkrijk betreft, evenals het verdrag zelf, alleen voor Nederland gelden.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven