27 470
Museale collecties van het Rijk

nr. 13
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 juli 2007

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben enkele fracties de behoefte om enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 7 maart 2007 inzake Rijkscollectiebeheer; collectie op orde (Kamerstuk 27 470, nr. 12). Bij brief van 16 juli 2007 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van de Camp

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de voorliggende brief van de minister inzake het rijkscollectiebeheer.

De leden van de PvdA-fractie geven in hun reactie hun goedkeuring aan het feit dat het rijkscollectiebeheer eindelijk gedegen wordt aangepakt en dat er een analyse van de verloren kunst is gemaakt. Wel hebben de leden nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de slotrapportage ten aanzien van het beheer van de rijkscollectie. Met de minster betreuren deze leden het verontrustende aantal vermissingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de minister met betrekking tot de museale collecties van het Rijk. Zij hebben daar enkele vragen en opmerkingen bij.

Vermiste kunstwerken

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de periode die verstreken is sinds de laatste brief over dit onderwerp (d.d. 1 juli 2005)1, er nog 200 verloren gewaande stukken zijn teruggevonden. Valt te verwachten dat met een vergelijkbare inzet de komende jaren nog meer werken zullen worden teruggevonden?

Er zijn ongeveer 50 gevallen van verloren kunst, waarvan de waarde meer dan 10 000 euro is. In de eerdere brief van 1 juli 2005 heette het toen nog ongedefinieerde aantal «zeer beperkt». De leden van deze fractie zijn het niet met het ministerie eens dat 50 verloren en/of gestolen zeer dure kunstgoederen, weinig is.

Volgens de leden is het te makkelijk om te constateren dat het vermissingsdossier (beleidsmatig) gesloten is, aangezien er nog 2055 werken missen, waaronder enkele zeer waardevolle. Geeft u de zoektocht naar deze werken op, zo willen de leden weten. De financiële regeling is natuurlijk, zoals de minister in zijn brief zelf ook constateerde, geen oplossing en geen genoegdoening voor de verloren kunst.

De leden van de SP-fractie merken op dat met het vaststellen van de vermissingproblematiek het vermissingdossier in beleidsmatige zin is afgerond. De leden vragen of daarmee ook in praktijk het speuren naar vermissingen wordt gestaakt.

De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over de vermiste kunstwerken. Er bestaat nog onvoldoende duidelijkheid waarom de minister zich neerlegt bij het grote aantal vermissingen. Kan de minister aangeven waarom er geen nadere inspanningen mogelijk zijn om dit grote aantal terug te dringen?

Financiële compensatie

De leden van de CDA-fractie merken op dat de betrokken instanties het verlies moeten compenseren om het nieuwe registratiesysteem te bekostigen. De departementen betalen drie miljoen euro, de overige instanties twee miljoen euro. Is dit een realistische raming aangezien er nog geen duidelijkheid is over de kosten van de actualisering van de administratie en de implementatie van de beheersregeling? Hoe worden eventuele meerkosten opgevangen, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie willen graag weten wat zij zich moeten voorstellen bij het feit dat de drie miljoen euro die het ministerie van OCW van de andere ministeries krijgt als compensatie voor de verloren kunst, ingezet gaan worden om de collectie in goede conditie te krijgen: reparaties en dergelijke? Is de collectie momenteel in slechte conditie?

Nieuw beheersstelsel

De leden van de CDA-fractie merken op dat vanwege interne verhuizingen en reorganisaties het huidige beheerssysteem van het Instituut Collectie Nederland (ICN) niet voldeed. Zijn de aangedragen oplossing van de minister, namelijk «juridische aanscherping van de bruikleencontracten», «de selectieve toewijzing» en «de periodieke vernieuwingen van de contracten» afdoende om de in de aanleiding genoemde problemen op te lossen, zo willen de leden weten. Is de minister voornemens om binnen de verschillende departementen, gemeentelijke en provinciale instellingen, musea, onderwijs- en zorginstellingen ambtenaren verantwoordelijk te maken voor de uitgeleende kunstvoorwerpen? Hoe verhoudt zich dat met de roep om verlaging van administratieve lasten en vermindering van regeldruk, zo vragen de leden.

De leden van de PvdA-fractie lezen in de voorliggende brief dat in het kader van het nieuwe beheersstelsel de administratieve organisatie nog ontworpen en geïmplementeerd moet worden. Waarom heeft het zo lang geduurd sinds de brief van 1 juli 2005? Vanaf 1 april zou het in werking zijn, is dat gelukt, zo vragen de leden. Ook willen zij weten of de onvolkomenheden die in 2006 nog geconstateerd werden, uit de wereld zijn geholpen.

Heeft de minister er vertrouwen in dat administratieve controle en verscherpte contracten, zoals het nu wordt voorgesteld, de methode is om vermissing tegen te gaan?

De leden vragen of er niet juist een krachtig signaal wordt afgegeven, als de verloren gewaande kunst actief wordt opgespoord en, als er sprake is van misdaad, de schuldigen worden aangepakt.

De leden van de SP-fractie verwijzen naar de Regeling Materieelbeheer Museale Voorwerpen die op 6 december 2006 van kracht is geworden. In de brief van de minister wordt geen melding gemaakt van een evaluatie van de regeling. De leden gaan ervan uit dat, zoals gesteld in de toelichting op de regeling dit twee jaar na invoer zal plaatsvinden. Kan de minister dit toezeggen, zo vragen zij.

ICN-collectie

De leden van de PvdA-fractie geven aan dat het voor hen zeer belangrijk is dat onze kunstschatten voor iedereen zichtbaar blijven. Erg veel moois ligt al jaren in kelders. Nu de uitleenregelingen aan strengere restricties zijn gebonden en het klantenbestand is teruggedrongen, vragen deze leden of er nieuwe ideeën zijn om deze kunst aan het publiek te tonen. Hoe staat de minister bijvoorbeeld tegenover het idee om een dependance van het Rijksmuseum op de Nederlandse Antillen op te richten, waar veel werk, dat nu niet te bewonderen valt, getoond kan worden, zo vragen de leden.

Voorts willen deze leden weten tot hoe ver de minister de collectie wil afstoten. Het zijn thans 100 000 voorwerpen, heeft de minister een streefaantal, zo vragen zij.

De leden van de SP-fractie merken op dat in de brief van de staatssecretaris van 1 juli 2005 vermeld wordt dat door een selectie- en afstotingsoperatie de aanvankelijke omvang van de collectie werd teruggebracht van 350 000 tot 140 000 voorwerpen. Dit aantal wordt ook gemeld op de site van het ICN. In de brief van de minster is sprake van een collectie van circa 100 000 museale voorwerpen (exclusief 2800 vermissingen). De leden vragen de minister dit verschil nader te verklaren.

De minister streeft naar een verdere verkleining van de ICN collectie conform de Leidraad voor het Afstoten van Museale Objecten. De leden willen van de minster weten of bij deze verdere verkleining van de collectie de beheersbaarheid een relevant criterium is. Voorts vragen de leden of aangegeven kan worden wat de uiteindelijke omvang van de collectie wordt waarnaar de minster streeft. Een groot deel van de ICN-collectie bevindt zich in depot. De leden willen graag van de minster weten of er ten aanzien van dat deel van de collectie een actief of passief beheer gevoerd gaat worden. Welke stappen gaat de minister ondernemen om een zo groot mogelijk aantal van de museale voorwerpen een plek te geven die het verdient, namelijk waar het gezien kan worden.

De leden van de VVD-fractie hebben een vraag over de restauratie van de kunstwerken in de ICN-collectie. Is het juist dat wanneer een afnemer een kunstwerk dat restauratie behoeft, in bruikleen wil nemen, deze afnemer verantwoordelijk is voor de restauratie ervan? En, zo ja, is het eveneens juist dat de restauratie plaats dient te vinden bij de eigen restaurateurs van het ICN? Graag een reactie van de minister. De leden beschouwen de maatregelen die de minister noemt in zijn brief als het sluitstuk van een langlopend traject. De vermissingen worden gecompenseerd. Deze middelen komen ten goede aan de rijkscollectie. De regels voor bruikleen zijn aangescherpt en de beheersregeling is ingevoerd. De leden steunen deze aanpak.

II Reactie van de minister

Naar aanleiding mijn brief van 7 maart 2007 inzake Rijkscollectie; collectie op orde (Kamerstuk 27 470, nr. 12) stelden de leden van de fracties van CDA, PvdA, SP en VVD nadere vragen. Hierbij ontvangt u mijn antwoorden.

Vermiste kunstwerken

De leden van de CDA-fractie merken op dat sedert 1 juli 2005 nog 200 verloren gewaande stukken zijn teruggevonden. Valt te verwachten dat met een vergelijkbare inzet de komende jaren nog meer stukken zullen worden teruggevonden?

Zowel bij de ministeries als bij de derden bruikleennemers is redelijkerwijs al het mogelijke gedaan om de kunstwerken te traceren en de administraties op orde te brengen. Bovendien zijn ook alle bruikleenovereenkomsten met derden geactualiseerd en in aantal terug gebracht en is de centrale collectieregistratie bij het Instituut Collectie Nederland verbeterd. Gezien de geleverde extra inspanningen van de afgelopen periode om het aantal vermiste kunstwerken te reduceren is niet te verwachten, dat een voorzetting van deze extra inzet nog eenzelfde resultaat tot gevolg zal hebben.

Ik sluit echter geenszins uit, dat er in de komende periode voorwerpen die we nu als «definitief vermist» hebben gekwalificeerd alsnog aan het licht zullen komen (bijvoorbeeld bij veilingen of in de kunsthandel). Om de claim van het rijk op deze voorwerpen duidelijk te maken, blijft de lijst van ruim 2000 vermiste kunstwerken gepubliceerd en worden eventuele wijzigingen bijgehouden.

De leden van de CDA-fractie zijn het niet met het ministerie eens dat 50 verloren en/of gestolen kunstgoederen met een waarde van meer dan € 10 000 weinig is.

Het gaat om een laag percentage: 2% van het aantal vermissingen dat over een lange periode is opgebouwd. Ik ben het overigens met de leden van de CDA-fractie eens dat elk vermist voorwerp er één te veel is.

De leden van de CDA-fractie en van de SP-fractie willen weten of de zoektocht naar de vermiste werken wordt opgegeven?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de minister zich neerlegt bij het grote aantal vermissingen. Waarom zijn geen nadere inspanningen mogelijk om het grote aantal terug te dringen?

Het zoeken naar vermiste voorwerpen wordt voortgezet, zij het dat van een intensieve inzet zoals die de afgelopen jaren is gepleegd geen resultaat meer wordt verwacht: het nut van die inspanningen is vrijwel uitgeput. De lijst van vermissingen blijft gepubliceerd en wordt actueel gehouden zodat er actie kan worden ondernomen, wanneer een voorwerp opduikt.

Financiële compensatie

De leden van de CDA-fractie vragen of de geboden financiële compensatie de meerkosten van de nieuwe beheersregeling dekken.

De leden van de PvdA-fractie vragen eveneens naar de bestemming van de geleverd financiële compensatie, en naar de conditie van de collectie.

De eventuele kosten van de implementatie van de nieuwe beheersregeling zijn voor rekening van de ministeries. De nieuwe beheersregeling hoeft niet meer kosten met zich mee te brengen; het gaat vooral om een stroomlijning en verheldering van procedures. De vergoedingen die de departementen (€ 3 miljoen) en bruikleennemers (€ 2 miljoen) ter compensatie van de vermissingen opbrengen, worden ingezet in de periode tot 2009 om de conditie en het beheer van de voorwerpen op de departementen blijvend te verbeteren. Kwetsbare museale voorwerpen behoeven regelmatig onderhoud en monitoring van hun conditie door deskundigen om het duurzame behoud te kunnen garanderen. Dat geldt in het bijzonder voor werken die zijn onder gebracht op niet-museale locaties.

Nieuw beheersstelsel

De leden van de CDA-fractie vragen of de maatregelen voldoende zijn om de geconstateerde problemen op te lossen? Is de minister voornemens binnen de verschillende departementen, gemeentelijke en provinciale instellingen, musea, onderwijs- en zorginstellingen ambtenaren verantwoordelijk te maken voor de uitgeleende kunstvoorwerpen? Hoe verhoudt zich dat met de roep om verlaging van administratieve lasten en vermindering van regeldruk?

De implementatie en de uitvoering van de nieuwe beheersregeling zijn de verantwoordelijkheid van de departementen. De beheersmaatregelen zijn primair gericht op een transparante verdeling van taken en verantwoordelijkheden. De beheersregeling biedt betere waarborgen voor een goed beheer van de museale voorwerpen. Op basis van de vastgestelde beheersregeling ontwerpt elk van de departementen een interne procesbeschrijving, waarvoor ik een set bouwstenen heb aangereikt. De verantwoordelijkheid voor afschrijvingsgoederen van het rijk is belegd in de Regeling materieelbeheer rijksoverheid (Stcr 2006, nr. 81). De specifieke zorg voor rijksmuseale voorwerpen, die niet worden afgeschreven maar juist voor lange termijn behouden moeten blijven, is met de implementatie van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen (Stcrt 2006, nr. 238) op bescheiden, maar passende wijze geëxpliciteerd. De voorwerpen die ik tijdelijk bij organisaties en instellingen buiten de rijksoverheid plaats worden beheerst door bruikleenovereenkomsten. De bruikleennemers zijn gehouden de bruiklenen conform de bepalingen in de bruikleenovereenkomst te beheren.

Deze bruikleenovereenkomsten zijn juridisch aangescherpt, het aantal partijen waarmee bruikleencontracten worden gesloten is aanmerkelijk verminderd. Ik kan nu meer inzetten op kwaliteit en hoef minder aandacht te besteden aan de kwantiteit van de bruikleenrelaties.

Daarmee houd ik rekening met de roep om verlaging van administratieve lasten en vermindering van regeldruk, terwijl tegelijk zorg wordt besteed aan het waardevolle erfgoed. Ik neem mij voor de werking van de regeling twee jaar na de invoerdatum te evalueren.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het zo lang heeft geduurd om de administratieve organisatie te implementeren? Zijn de in 2006 geconstateerde onvolkomenheden uit de wereld geholpen? Heeft de minister vertrouwen dat de maatregelen voldoende zijn om vermissing tegen te gaan? Zij merken op dat van actieve opsporing van verloren werken en aanpak van schuldigen in geval van misdaad een krachtig signaal uitgaat.

Het interdepartementaal overleg met het oog op de vaststelling van de regeling heeft langere tijd in beslag genomen. Het onderwerp rechtvaardigt die wat langere overlegtijd, ten einde het stevig genoeg te verankeren in de departementale organisaties. Bewustmaken van het belang van goed beheer speelt daarbij een belangrijke rol. Elk ministerie heeft de ruimte om na te denken over de wijze waarop de administratieve organisatie wordt aangepast. ICN heeft daartoe bouwstenen aangeleverd. Maatwerk is steeds mogelijk gebleven. Onvolkomenheden zijn verholpen.

Ik heb er vertrouwen in dat de maatregelen voldoende zijn om vermissingen tegen te gaan. Ook uitvoeringsconsequenties zijn aan bod gekomen. De betrokken partijen weten nu goed waar zij aan toe zijn.

Mocht blijken dat strafbare feiten aan de orde zijn, dan zal ik niet aarzelen de geschikte juridische stappen te nemen.

De leden van de SP-fractie vragen de minister om een toezegging de regeling te evalueren twee jaar na invoer.

Twee jaar na volledige invoer is een evaluatie op zijn plaats.

ICN-collectie

De leden van de PvdA-fractie vragen of er nieuwe regelingen zijn om kunst aan het publiek te tonen. In het bijzonder vragen zij hoe de minister bijvoorbeeld staat tegenover het idee om een dependance van het Rijksmuseum op de Nederlandse Antillen op te richten, waar veel werk, dat nu niet te bewonderen valt, getoond kan worden.

Ik deel de opvatting van deze leden dat het erfgoed zijn functie en betekenis ontleent aan zichtbaarheid voor het grote publiek. Collectiemobiliteit is daarom steeds een aandachtspunt binnen het cultuurbeleid. Ik noem als voorbeeld het streven om het bruikleenverkeer niet onnodig te belasten met verplichte verzekeringen, ook in internationaal verband (Lending to Europe). Het Rijksmuseum heeft met zijn project van verschillende «dependances» op verschillende plaatsen in Nederland en zelfs in België binnen het eigen budget een prachtig voorbeeld gegeven van collectiemobiliteit. De Nederlandse Antillen zijn niet uitgesloten van dergelijke acties. Belangrijke vraag is, of de condities, financieel en museaal, aanwezig zijn voor een dergelijk project.

Zichtbaarheid voor het publiek is gebonden aan randvoorwaarden van veiligheid en beheersbaarheid. Musea en andere instellingen die in staat en bereid zijn op deze punten waarborgen te geven, kunnen in beginsel in aanmerking komen voor het lenen van museale voorwerpen.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe ver de minister de collectie wil afstoten. Het zijn thans 100 000 voorwerpen. Heeft de minister een streefgetal?

Ik streef naar verdere verbetering van de kwaliteit en de beheersbaarheid van de rijkscollectie. Een kwantitatief streefaantal is daarbij niet aan de orde. De exacte omvang van deze collectie zal blijven fluctueren door enerzijds het selecteren en afstoten van voorwerpen – waarbij ik de Leidraad afstoten museale voorwerpen hanteer – en anderzijds nieuwe aankopen.

De leden van de VVD-fractie vragen of de afnemer verantwoordelijk is voor de restauratie van een geleend kunstwerk en of de restauratie dient plaats te vinden bij de eigen restaurateurs van het ministerie van OCW, bij het Instituut Collectie Nederland?

Indien een afnemer een voorwerp wil gebruiken dat aan restauratie toe is, dan zijn de kosten voor rekening van de afnemer. De restauratie van het voorwerp, eigendom van het rijk, wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het ICN, de deskundige rijksdienst op het gebied van collectiebeheer, in het eigen restauratie-atelier of uitbesteed aan een derde.

Op grond van de genomen maatregelen tot de actualisering van de registratie, transparante procedures en uniformering van inspectie op grond van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen (Staatscourant 2006, nr. 238), vertrouw ik erop dat de vermissing van kunstwerken vanaf nu adequaat kan worden tegengegaan. Door de verbetering van de kwaliteit en beheersbaarheid van de rijkscollectie zal ook de toegankelijkheid ervan worden bevorderd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Verdonk (VVD), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Weekers (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Ten Broeke (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van Bommel (SP), Langkamp (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Azough (GL).

XNoot
1

Kamerstuk 27 470, nr. 2.

Naar boven