nr. 9
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2002
Met deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken met betrekking
tot het opstellen van een Memorandum of Understanding met het Nederlandse
bedrijfsleven over de rol van de private sector bij het proces van duurzame
armoedevermindering in ontwikkelingslanden. Dit naar aanleiding van vragen
van het lid Koenders bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse
Zaken op 4 december jl.
Zoals ook verwoord in de notitie Ondernemen tegen Armoede (TK 27 467,
nr. 1) en in de Aanvulling op de notitie Ondernemen tegen Armoede (TK 27 467,
nr. 6) is een gezonde private sector in de ontwikkelingslanden van groot belang
om tot pro-poor groei te komen. Met het Memorandum of Understanding beoog
ik om, in het verlengde van bovengenoemde notities, de bijdrage van de Nederlandse
en lokale private sector aan duurzame economische groei in ontwikkelingslanden
te onderstrepen en tegelijk te katalyseren en verder gestalte te geven. De
vraag van partners uit ontwikkelingslanden blijft hierbij richtinggevend.
Met vertegenwoordigers van organisaties in de private sector wordt overleg
gevoerd over de strekking en reikwijdte van een dergelijk Memorandum of Understanding
(MoU). In het huidige concept heeft het MoU zelf een vrij algemeen karakter.
De kracht van het MoU ligt in het uitspreken van de gezamenlijke intentie
om, bij het opereren in de ontwikkelingslanden, meer dan in het verleden activiteiten
af te stemmen en om elkaar waar mogelijk aan te vullen. In het MoU wordt de
rol van de betrokken partijen, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid,
bij het stimuleren van duurzame ontwikkeling benadrukt. Tegelijk wordt erkend
dat door meer samenwerking de bestaande kennis en ervaring ten aanzien van
de bevordering van de private sector in ontwikkelingslanden beter ingezet
kan worden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het uitwisselen van ervaringen
via regulier overleg en het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden. Eén
van de mogelijkheden is het oprichten van een financiële-sectorplatform
dat voor gerichte kennisoverdracht aan ontwikkelingslanden op dit gebied kan
zorgen.
De focus blijft hierbij, conform de uitgangspunten van de notitie Ondernemen
tegen Armoede, de ontwikkeling van de private sector in ontwikkelingslanden
(in dit kader is het bijvoorbeeld niet de bedoeling om hulp verder te binden).
Zoals gesteld zal het MoU zelf algemeen van karakter zijn en met name de uitgangspunten
voor samenwerking beslaan. Het MoU zal zijn praktische invulling krijgen door
de concrete activiteiten die één of meerdere partijen en/of
individuele bedrijven toezeggen te zullen ondernemen. Zulke toezeggingen kunnen
dan refereren naar het MoU.
Zoals ook aangegeven bij de begrotingsbehandeling wordt thans nog met
betrokken organisaties overleg gevoerd over de modaliteiten van het MoU. Hierbij
hebben organisaties aangegeven dat teneinde draagvlak te creëren voor
het MoU consultatie met de betrokken achterbannen van groot belang is; dit
kost enige tijd. Zodra sprake is van een breed gedragen tekst zal deze naar
Uw Kamer gestuurd worden ten behoeve van verdere bespreking.
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,
A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven