27 467
Ondernemen tegen armoede

nr. 5
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2001

Langs deze weg wil ik U informeren over de stand van zaken bij het Centrum tot Bevordering van de Invoer uit Ontwikkelingslanden (CBI), de in Rotterdam gevestigde batenlastendienst (agentschap) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Ik doe dat om twee redenen: (1) Beleidsmatig. Aan CBI en zijn instrumentarium heb ik tijdens recent overleg, zowel met de Kamer als met vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen, in verband met de notitie «Ondernemen tegen Armoede» kort aandacht besteed. Ik benadrukte bij die gelegenheden ook het belang van het CBI-instrumentarium voor het stimuleren van het ondernemerschap in ontwikkelingslanden. In deze brief wil ik dit kort uitwerken. (2) Beheersmatig. CBI's functioneren als batenlastendienst kwam in het afgelopen jaar in een kritisch daglicht te staan door bevindingen van de Algemene Rekenkamer die in mei jl. een aantal beheersmatige tekortkomingen signaleerde. Ik wil de Kamer graag tussentijds informeren over wat hier aan gedaan wordt.

Ad 1. Beleid

Het mandaat van CBI is bij te dragen aan de economische ontwikkeling van een aantal ontwikkelingslanden door duurzame versterking van de concurrentiepositie van bedrijven uit die landen op de internationale en met name de Westeuropese markt. De Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluaties (IOB) van dit ministerie constateerde in haar rapport van oktober 1999 dat het CBI-programma consistent was met de beide hoofddoelstellingen van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, t. w. economische verzelfstandiging en armoedebestrijding, en daaraan in positieve zin heeft bijgedragen. De IOB had ook wel enige kritiek op het programma en CBI heeft, mede naar aanleiding van deze kritiek, op (verdere) kwaliteitsverbetering gerichte maatregelen genomen. Ik noem hieronder drie maatregelen.

Strengere selectiecriteria. CBI heeft op basis van nader onderzoek strengere selectiecriteria ontwikkeld ten aanzien van bedrijven in ontwikkelingslanden die van CBI's diensten gebruik willen maken. Hierdoor is het selectieproces beter gefundeerd en transparanter geworden en kan CBI beter dan voorheen vaststellen welke assistentie noodzakelijk is. Als gevolg hiervan is het aantal bedrijven dat tijdens de procedure afvalt sterk gedaald. Ook ten aanzien van de ontwikkelingslanden zelf en het door hun regeringen gevoerde beleid heeft CBI strengere selectiecriteria ontwikkeld. Als gevolg hiervan is het aantal door CBI geassisteerde ontwikkelingslanden verminderd.

Meer maatwerk. De door CBI te verlenen assistentie wordt op specifieke haalbaarheidsstudies, die op de concrete behoeftes van de afzonderlijke bedrijven ingaan, gebaseerd.

Hogere eigen bijdragen. Van de deelnemers aan CBI's programma's en de recipiënten van CBI-assistentie wordt meer dan voorheen een eigen bijdrage verlangd. Dit versterkt de betrokkenheid en de motivatie van deze bedrijven. Bijkomend effect is dat CBI hogere inkomsten heeft.

Vermeldenswaard, maar geen deel van genoemd «verbetertraject» uitmakend, zijn CBI's relatief nieuwe activiteiten gericht op voorlichting aan overheden en bedrijven uit ontwikkelingslanden over de vele non-tarifaire belemmeringen waar zij mee te maken krijgen als zij naar de Europese Unie willen exporteren. Deze belemmeringen worden gevormd door de in omvang en complexiteit nog dagelijks groeiende EU wet- en regelgeving t.a.v. kwaliteit, milieu, veiligheid, gezondheid, arbeidsomstandigheden, etc. Zonder adequate assistentie op deze terreinen is het voor exporteurs uit ontwikkelingslanden vrijwel onmogelijk een duurzaam aandeel op de EU-markt te verwerven. Aan deze non-tarifaire belemmeringen wordt in EU-verband nog weinig aandacht besteed en CBI heeft hierover contact met de Europese Commissie opgenomen. Ook stelt CBI de opgedane kennis ter hand van de Nederlandse onderhandelaars in handelspolitieke fora.

Ad 2. Beheer

De kritiek van de Algemene Rekenkamer op het functioneren van CBI als batenlastendienst is ter harte genomen. Het beheersmatige verbetertraject is vorig jaar in nauwe samenwerking met de betrokken directies van het moederdepartement en het ministerie van Financiën in gang gezet en wordt nu aan de hand van een compact plan van aanpak en een strak tijdschema met voortvarendheid voortgezet. Inzet en doel is om op korte termijn alsnog aan de instellingsvoorwaarden voor een batenlastendienst te kunnen voldoen. Het gaat om een groot aantal uiteenlopende maatregelen, voornamelijk op financieel-administratief terrein. Ik noem hierna enkele van deze maatregelen:

– er is externe expertise aangetrokken om CBI op het gebied van het batenlastenstelsel te coachen en te assisteren; CBI is al enkele jaren een batenlastendienst maar bleek in de praktijk nog weinig vertrouwd met dit stelsel te zijn;

– voor CBI's financiële sturing wordt een hooggekwalificeerde controller aangetrokken; als voorlopige maatregel is een interim controller aangesteld;

– voor het beheer van de financiële administratie heeft CBI een nieuw contract met een accountantskantoor gesloten; CBI stelt hierin aanzienlijk zwaardere eisen dan in het vorige contract;

– er vindt een aantal trainingen voor de CBI-medewerkers plaats, o.a. inzake financieel beheer in een batenlastendienst;

– met het oog op het genereren van meer en betere informatie t.b.v. de dagelijkse bedrijfsvoering heeft CBI een systeem van tijdschrijven ingevoerd, een nieuwe grootboekadministratie, contractenregister, verplichtingenadministratie en financieel archief; hiertoe werd een krachtig softwarepakket voor de financiële administratie aangeschaft en geïntroduceerd; hiermee zal CBI zijn financiële administratie geheel naar eigen behoefte kunnen inrichten en o.a.. in staat zijn exacte kostprijzen voor zijn produkten te bepalen;

– CBI voert nu een scherper inkoopbeleid, met systematisch gebruik van concurrerende offertes; als gevolg hiervan konden in korte tijd aanzienlijke kostenbesparingen worden gerealiseerd;

– gewerkt wordt nog aan nieuwe raamafspsraken tussen departement en CBI die CBI's status van batenlastendienst verder zullen formaliseren.

Het voorgaande geeft mij aanleiding te constateren dat het CBI niet alleen springlevend is en nuttig werk doet maar ook dat, waar verbeteringen noodzakelijk waren, hard aan dit verbetertraject wordt gewerkt. Er is vooruitgang geboekt maar er zal – zoveel mogelijk in de loop van dit jaar – nog veel gedaan moeten worden.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

E. L. Herfkens

Naar boven