27 466
Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere belastingwetten c.a. (Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001)

nr. 4
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2000

Op 23 oktober jl. heb ik ter behandeling door de Staten-Generaal bij uw Kamer ingediend het wetsvoorstel inzake de Veegwet Wet inkomstenbelasting 2001 (Kamerstukken 2000–2001, 27 466). Mede op basis van signalen uit parlement en samenleving ben ik tot de conclusie gekomen dat dit wetsvoorstel een maatregel bevat die leidt tot onbedoelde effecten. Ik doel hierbij concreet op de voorgestelde maatregel inzake de wijziging van de fiscale behandeling van zogenoemde hybride leningen. Deze problematiek heeft te maken met de afbakening tussen eigen en vreemd vermogen, waarbij naast fiscale ook bedrijfseconomische overwegingen een rol spelen.

Mij is inmiddels gebleken dat het voor met name de financiële sector van groot en onmiddellijk belang is dat – gelet ook op de consequenties die de voorgestelde maatregel inzake de hybride leningen voor hen zou kunnen hebben – snel duidelijkheid ontstaat over de precieze voornemens van de regering met betrekking tot dit onderdeel van de Veegwet. Dit vloeit voort uit het feit dat het onderscheid tussen eigen en vreemd vermogen, zoals de laatste weken eens te meer is gebleken, een buitengewoon complexe en gevoelige materie betreft. Dit brengt met zich dat maatregelen die vanuit fiscaal perspectief gevolgen (zouden kunnen) hebben voor de afbakening van de exacte grens tussen eigen en vreemd vermogen zeer nadrukkelijk op zowel hun beoogde alsook op de niet-beoogde effecten moeten worden getoetst.

Gelet op de hiervoor genoemde overwegingen acht ik het op dit moment verstandig om de voorgestelde maatregel inzake hybride leningen, via een op korte termijn in te dienen Nota van Wijziging op het wetsvoorstel inzake de Veegwet, in te trekken. Met het betrokken bedrijfsleven heb ik inmiddels afgesproken om de problematiek van de afbakening van eigen en vreemd vermogen, en meer in het bijzonder de positie en de behandeling van hybride leningen, aan de orde te stellen in de binnenkort in te stellen Studiegroep Vennootschapsbelasting In Internationaal Perspectief. Daarmee wordt beoogd om op dit punt een structurele oplossing van deze problematiek te kunnen bewerkstelligen die zowel voor de fiscus als voor betrokken partijen – niet alleen vanuit nationaal, maar ook vanuit internationaal perspectief – aanvaardbaar is.

Het intrekken van de voorgestelde maatregel inzake de hybride leningen brengt met zich dat tot het moment waarop nadere voorstellen worden gedaan, de jurisprudentie van de Hoge Raad omtrent de (fiscale) afbakening van eigen en vreemd vermogen zijn gelding blijft houden. In zoverre zal de huidige praktijk op dit punt niet wijzigen, zodat reguliere bancaire producten zonder meer mogelijk blijven.

De Staatssecretaris van Financiën,

W. Bos

Naar boven