nr. 27
AMENDEMENT VAN DE LEDEN REITSMA EN DIJSSELBLOEM
Ontvangen 22 november 2000
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel IX wordt na onderdeel B.17 een nieuw onderdeel B.17a ingevoegd
dat komt te luiden:
B.17a. In hoofdstuk 2, artikel I, wordt na
onderdeel AS ingevoegd:
ASa. Tijdelijke aftrek van rente die verband houdt met
ziektekosten
1. Voor de toepassing van afdeling 6.5 van de Wet inkomstenbelasting 2001
worden in de kalenderjaren 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 renten van schulden,
voorzover deze renten verband houden met schulden die op 31 december 2000
bestaan en zijn aangegaan ter bekostiging van uitgaven ter zake van ziekte
of invaliditeit, mede als buitengewone uitgaven aangemerkt. Voor de toepassing
van de eerste volzin worden schulden geacht te zijn aangegaan ter bekostiging
van uitgaven ter zake van ziekte of invaliditeit indien de renten van deze
schulden volgens de bepalingen van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, zoals
deze luidden op 31 december 2000, op grond van artikel 45, vijfde lid, onder
3°, als persoonlijke verplichtingen zouden zijn aangemerkt.
2. Artikel 6.40 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is van overeenkomstige
toepassing op de in het eerste lid bedoelde renten van schulden.
3. Schulden waarvan de renten op grond van het eerste lid als buitengewone
uitgaven worden aangemerkt, worden voor de toepassing van artikel 5.3, derde
lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, niet als schuld aangemerkt.
Toelichting
Met dit amendement wordt bewerkstelligd dat renten ter zake van op 31
december 2000 bestaande schulden gedurende een overgangsperiode van vijf jaar
als buitengewone uitgaven worden aangemerkt. Deze overgangsregeling heeft
alleen betrekking op schulden die uiterlijk op 31 december 2000 zijn aangegaan
ter bekostiging van uitgaven die verband houden met ziekte of invaliditeit.
Daarbij gaat het om schulden waarvan de rente thans op grond van artikel 45,
vijfde lid, onder 3°, van de Wet op de inkomstenbelasting
1964, in aftrek kan worden gebracht. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat
de hiervoor bedoelde uitgaven als zodanig reeds in aanmerking zijn genomen
als aftrekbare uitgaven als bedoeld in artikel 46 van die wet.
Gevolg van deze overgangsregeling is dat de rentekosten van de hiervoor
bedoelde schulden, binnen het kader van bepalingen die in afdeling 6.5 van
de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn neergelegd, in de jaren 2001 tot en met
2005 als persoonsgebonden aftrek in aanmerking kunnen worden genomen.
In het derde lid wordt geregeld dat schulden die betrekking hebben op
deze «oude» uitgaven ter zake van ziekte of invaliditeit bij de
bepaling van de grondslag waarover de vermogensrendementsheffing wordt berekend,
niet ook nog als aftrekbare schuld in aanmerking kunnen worden genomen.
Reitsma
Dijsselbloem