nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID DE VRIES C.S.
Ontvangen 21 november 2000
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel VII wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, dat komt
te luiden:
AO. In artikel 24, achtste lid, wordt «elfde of veertiende lid»
vervangen door: elfde, dertiende of vijftiende lid.
II
Onderdeel A wordt als volgt gewijzigd:
A. Na het vijfde lid worden, onder vernummering van het zesde lid tot
achtste lid, twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:
6. Onder vernummering van het dertiende en veertiende lid tot veertiende
en vijftiende lid wordt na het twaalfde lid een nieuw lid ingevoegd, dat komt
te luiden:
13. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking
tot het verlenen van uitstel van betaling voor de duur van ten hoogste tien
jaar, mits voldoende zekerheid is gesteld, voor belastingaanslagen voorzover
daarin is begrepen inkomstenbelasting die is verschuldigd wegens het beëindigen
van een terbeschikkingstelling in de zin van artikel 3.91 of artikel 3.92
van de Wet inkomstenbelasting 2001 van een zaak zonder dat sprake is van een
vervreemding van die zaak en welke belasting kan worden toegerekend aan het
verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economische verkeer van
die zaak. Het uitstel wordt slechts verleend voorzover de belastingschuldige
geacht wordt over onvoldoende middelen – andere dan de desbetreffende
zaak – te beschikken om zonder uitstel de belasting te voldoen en aannemelijk
maakt dat de belasting binnen de periode waarvoor het uitstel wordt verleend,
kan worden voldaan. Voor de toepassing van de tweede volzin blijven voorts
buiten aanmerking de aandelen in of de winstbewijzen van een vennootschap
waarin de belastingschuldige of een met hem verbonden persoon een aanmerkelijk
belang heeft op grond van artikel 4.10 en artikel 4.11 van de Wet inkomstenbelasting
2001 indien het verschuldigd worden van de belasting voortvloeit
uit de toepassing van de in artikel 3.92, eerste lid, onderdeel a, slot, van
die wet bedoelde uitzondering ten aanzien van de terbeschikkingstelling in
de zin van dat artikel aan die vennootschap. Het uitstel wordt beëindigd:
a. in geval van faillissement van de belastingschuldige;
b. ingeval de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ten aanzien
van de belastingschuldige van toepassing is;
c. in geval van overlijden van de belastingschuldige;
d. ingeval de desbetreffende zaak wordt vervreemd.
7. In het tot veertiende vernummerde dertiende lid wordt na «tot
en met twaalfde lid» vervangen door: tot en met dertiende lid.
B. Het tot achtste lid vernummerde zesde lid komt te luiden:
8. Na het vijftiende lid wordt een nieuw lid toegevoegd, dat komt te luiden:
16. Voor de toepassing van het vierde, vijfde, zesde en achtste lid wordt
de heffingsrente en voor de toepassing van het vijfde lid wordt voorts de
revisierente gelijkgesteld met de inkomstenbelasting waarmee deze samenhangen.
Voor de toepassing van het negende, dertiende en vijftiende lid wordt de heffingsrente
voorzover deze samenhangt met de inkomstenbelasting waarvoor op de voet van
die leden uitstel van betaling wordt verleend, gelijkgesteld met die belasting.
Toelichting
Dit amendement beoogt een regeling te treffen die voorziet in uitstel
van betaling voor ten hoogste tien jaar in gevallen waarin afgerekend dient
te worden over de waardestijging van een terbeschikkinggestelde zaak doordat
de terbeschikkingstelling van die zaak eindigt terwijl geen sprake is van
het vrijkomen van gelden waaruit die belasting kan worden voldaan. De regeling
komt tegemoet aan knelpunten die in dergelijke gevallen op kunnen treden en
sluit aan bij de uitgangspunten voor de betalingsregeling in artikel 25, vijftiende
lid, van de Invorderingswet 1990 voor bedrijfswoningen die bij staking aan
het ondernemingsvermogen worden onttrokken, welke betalingsregeling in de
Wet ondernemerspakket 2001 is opgenomen.
De Vries
Dijsselbloem
Giskes
Reitsma