27 450
Architectuurbeleid 2001–2004

30 081
Ruimte en Cultuur

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2006

In het Actieprogramma Ruimte en Cultuur van mei 20051 heeft het kabinet u geïnformeerd over zijn besluit tot het behoud van de publiekrechtelijke grondslag voor de architectentitel en zijn voornemen tot herziening van de Wet op de architectentitel. Het doel om van deze wet een krachtiger kwaliteitsinstrument te maken is gebaseerd op de verplichting tot implementatie van de Europese richtlijn erkenning beroepskwalificaties, op het evaluatierapport «Architect en Titelwet» van het OTB, ervaringen met het Experiment Beroepservaring dat door de Rijksbouwmeester is uitgevoerd en brede afstemming met de beroepsorganisaties en het onderwijsveld.

Vooruitlopend op het wetsvoorstel dat thans in voorbereiding is was mijn ambtsvoorganger voornemens u te informeren over de door haar beoogde beleidsmaatregelen2. Ik heb besloten de voortgang van dit dossier te bewerkstelligen. Om die reden informeer ik u bij deze.

Publiek belang en beoogde maatregelen

In de jaren ’80 gaf de EU-Architectenrichtlijn de doorslag bij de totstandkoming van de Wet op de architectentitel. Hierdoor werd een harmonisatie met het recht van andere EU-landen, waar men immers wel enigerlei vorm van een wettelijke bescherming van de architecten kende, gerealiseerd. Nu vereist de EU-richtlijn Erkenning Beroepskwalificaties maatregelen van de Nederlandse wetgever. De richtlijn verplicht lidstaten onder meer tot het vaststellen van voorschriften die ervoor zorgen dat beroepsbeoefenaren door een passende bij- en nascholing op de hoogte blijven van de technische en wetenschappelijke ontwikkelingen. Bij de herziening van de wet wordt hieraan concreet invulling gegeven.

Het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel strekt ertoe om de kwaliteit van de gebouwde omgeving te bevorderen door het scheppen van waarborgen voor vakbekwame beroepsuitoefening van architecten, stedenbouwkundigen, tuin- en landschapsarchitecten en interieurarchitecten. In het Actieprogramma Ruimte en Cultuur van mei 2005 wordt geconstateerd dat de aansluiting van het onderwijs op de beroepspraktijk voor verbetering vatbaar is. Door de introductie van een beroepservaringsperiode van twee jaar kan deze aansluiting worden gemaakt. Uitgangspunt is dat een architect het ontwerp- en bouwproces van het begin tot het eind zelfstandig moet kunnen doorlopen. Een periode van twee jaar beroepservaring wordt een voorwaarde voor inschrijving in het architectenregister. Op deze wijze blijft de Nederlandse opleiding tot architect ook in internationaal opzicht op niveau. Landen zoals België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, kennen alle een verplichte periode waarin de jonge architect beroepservaring moet opdoen.

Tot slot is de doelstelling «consumentenbescherming» van belang. In het rapport «Architect en Titelwet» wordt aanbevolen een mogelijkheid te scheppen voor beklag over een architect, stedenbouwkundige, tuin- en landschapsarchitect of interieurarchitect die niet naar behoren functioneert. In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel wordt een gedragscode en klachtrecht voor consumenten geïntroduceerd.

Huidige uitvoeringspraktijk

De nu vigerende Wet op de architectentitel, die dateert uit 1988, regelt onder meer wie onder welke voorwaarden kunnen worden ingeschreven in het architectenregister. Alleen beroepsbeoefenaren die voldoen aan de eisen uit de wet mogen de architectentitel dragen. Dit is de grondslag van titelbescherming. De uitvoering van de Wet op de architectentitel is belegd bij het zelfstandig bestuursorgaan «Stichting bureau architectenregister (Sba)». Indertijd was het participatiemotief van de beroepsorganisaties het doorslaggevende argument om de uitvoering op afstand te organiseren. De Sba voert de huidige taken transparant en doelmatig uit en ik heb jegens dit orgaan voldoende bevoegdheden om mijn ministeriële verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken.

Toekomstige uitvoeringspraktijk

In lijn met het kabinetsstandpunt «Een herkenbare staat: investeren in de overheid»1 en vooruitlopend op het aanmeldingstraject voor de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen conform artikel 42 Kaderwet meld ik u dat het bureau architectenregister onder die wet wordt gebracht, zij het omgevormd tot een publiekrechtelijk rechtspersoon.

Het aangescherpte instellingsmotief voor vorming van een zelfstandig bestuursorgaan, inhoudende dat participatie van maatschappelijke organisaties in verband met de aard van de betrokken bestuurstaak bijzonder aanwezig moet worden geacht (het participatiemotief), blijft ook voor de uitvoering van de (herziene) Wet op de architectentitel een belangrijke randvoorwaarde. Gezien dit participatiemotief worden in het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel de taken op het gebied van het stellen van eisen aan de inrichting van beroepservaring en de permanente educatie eveneens aan het bureau architectenregister opgedragen.

Voor het slagen van de beroepservaringsperiode en de permanente educatie is een breed draagvlak bij de beroepsgroep noodzakelijk. In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel wordt de noodzaak van dat draagvlak gestalte gegeven door de instelling van een breed samengestelde adviesraad dat het bureau architectenregister gevraagd en ongevraagd adviseert met betrekking tot beroepservaring, gedragscode en permanente educatie.

In het in voorbereiding zijnde wetsvoorstel worden nog enkele taken opgedragen die betrekking hebben op de versterking van de relatie beroepsbeoefenaar en opdrachtgever/consument. Daarbij valt te denken aan het opstellen van een gedragscode voor ingeschreven beroepsbeoefenaren en het klachtrecht omtrent de niet naleving van die gedragscode. Ook daar ligt het participatiemotief aan ten grondslag.

Tot slot worden taken aan het bureau architectenregister opgedragen waarin het thans een adviserende en organiserende rol heeft. In de huidige besluitvorming speelt het advies een zo zwaarwegende rol dat het een vereenvoudiging is in de besluitvormingsprocedure indien het bureau daarover beslist. De werkzaamheden die het bureau thans als organisator vervult zijn van dien aard dat het bureau het verrichten van die werkzaamheden als taak kan worden opgedragen. Aangezien het hier gaat om individuele gevallen staan tegenover de voordelen van een vermindering van de ministeriële bevoegdheden voor de betreffende taken geen nadelen van de verminderde mogelijkheden van controle door de Staten-Generaal.

Naast genoemde beperkte uitbreiding van taken wordt de huidige bestuursstructuur aangepast. Het huidige bestuur dat bestaat uit een uitgebreide vertegenwoordiging van alle beroepsgroepen wordt omgevormd tot een klein slagvaardig en gezaghebbend bestuur. Het besturen van het zbo bureau architectenregister is een parttimefunctie. De participatie van de beroepsorganisaties en andere maatschappelijke organisaties die belang hebben bij een geborgde beroepsuitoefening zal worden versterkt door de instelling van een breed samengestelde adviesraad voor het bureau.

Tijdens een ambtelijk overleg met alle betrokken organisaties op 12 september jl. hebben die organisaties ingestemd met de voornemens van mijn ambtsvoorganger, zoals verwoord in deze brief. Ik ben van plan alle betrokken organisaties in de aanloop van het wetgevingstraject nauw te blijven betrekken bij die voorgenomen maatregelen. Gelet op dat brede draagvlak zal ik de werkzaamheden met betrekking tot dit wetsvoorstel voortzetten. Die werkzaamheden kunnen resulteren in een besluit van de ministerraad om het wetsvoorstel ter advisering voor te leggen aan de Raad van State.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. Winsemius


XNoot
1

TK, 2004–2005, 30 081, nr. 1.

XNoot
2

TK, 2003–2004, 27 450, nr. 15.

XNoot
1

TK, 2004–2005, 25 268, nr. 20.

Naar boven