27 431
Wijziging van belastingwetten c.a. (Belastingplan 2001)

nr. 16
AMENDEMENT VAN HET LID VENDRIK

Ontvangen 20 november 2000

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

Artikel I, onderdeel AD komt te luiden:

AD. Artikel 6.1 wordt gewijzigd als volgt:

Het tweede lid, onderdeel f, vervalt, onder verlettering van de onderdelen g tot en met j in f tot en met i.

II

Artikel I, onderdeel AE komt te luiden:

HOOFDSTUK 6, AFDELING 5, vervalt.

III

Artikel I, onderdeel AF komt te luiden:

Aan artikel 8.2 wordt, onder vervanging van «en» door een puntkomma en de punt aan het slot door «en», na onderdeel j toegevoegd:

k. de korting voor buitengewone uitgaven (artikel 8.18a).

IV

Na Artikel I, onderdeel AF, worden 3 onderdelen ingevoegd, luidende:

AFa. Na artikel 8.18 wordt ingevoegd:

Artikel 8.18a Korting voor buitengewone uitgaven

1. De korting voor buitengewone uitgaven geldt voor de belastingplichtige met buitengewone uitgaven.

2. Buitengewone uitgaven zijn de uitgaven wegens:

a. ziekte, invaliditeit en bevalling van de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27-jarige kinderen;

b. overlijden van de belastingplichtige, zijn partner en zijn jonger dan 27-jarige kinderen;

c. arbeidsongeschiktheid of chronische ziekte van de belastingplichtige;

d. ouderdom van de belastingplichtige;

e. chronische ziekte van kinderen van de belastingplichtige;

f. adoptie door de belastingplichtige of zijn partner.

3. Als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling worden aangemerkt de daarmee verband houdende:

a. uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer;

b. uitgaven voor extra gezinshulp;

c. extra uitgaven voor een op medisch voorschrift gehouden dieet indien zij meer bedragen dan € 340 (f 749), tot een bedrag bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

d. extra uitgaven voor kleding en beddengoed, volgens bij ministeriële regeling te stellen regels;

e. uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen met wie de bezoeker bij de aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde, indien de enkele reisafstand meer beloopt dan 10 kilometer.

4. Met betrekking tot de uitgaven, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, worden:

a. uitgaven voor farmaceutische hulpmiddelen die niet zijn verstrekt op voorschrift van een arts, in aanmerking genomen tot een bedrag van € 23 (f 51) per persoon;

b. premie en premievervangende belasting voor de volksverzekeringen en uitgaven voor naar aard en strekking daarmee overeenkomende buitenlandse regelingen, andere dan de premie, bedoeld in artikel 17 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, niet in aanmerking genomen;

c. premies en bijdragen voor een ziektekostenregeling, niet zijnde de Ziekenfondswet, slechts in aanmerking genomen voorzover het gezamenlijke bedrag betrekking heeft op een tijdvak van hoogstens twaalf maanden.

5. Uitgaven voor gezinshulp worden als extra aangemerkt voorzover zij meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit de volgende tabel.

Bij een verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek van

meer danmaar niet meer danworden de uitgaven voor gezinshulp geacht extra te zijn voorzover zij meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verza-melinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek
€ 25 000 (f  55 093)0%
€ 25 000 (f  55 093)€ 37 500 (f  82 639)1%
€ 37 500 (f  82 639)€ 50 000 (f 110 186)2%
€ 50 000 (f 110 186)3%

6. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele jaar een partner heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het tweede lid in plaats van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.

7. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het derde lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

8. Uitgaven voor extra gezinshulp worden slechts in aanmerking genomen voorzover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld.

9. De uitgaven, bedoeld in het derde lid, onderdeel e, worden in aanmerking genomen, indien wordt gereisd:

a. per auto anders dan per taxi: voor € 0,16 (f 0,35) per kilometer;

b. op andere wijze: voor de werkelijke kosten.

10. Als uitgaven wegens overlijden worden aangemerkt:

a. de uitgaven die rechtstreeks verband houden met het overlijden, de begrafenis of crematie;

b. de uitgaven voor de reis of het verblijf die zijn gedaan in verband met de laatste ziekte van zijn in het buitenland verblijvende partner of jonger dan 27-jarige kinderen.

11. Uitgaven wegens overlijden worden in aanmerking genomen voorzover zij niet overtreffen wat gebruikelijk is.

12. Uitgaven wegens arbeidsongeschiktheid of chronische ziekte worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar jonger is dan 65 jaar en:

a. de belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij door ziekte of gebreken niet in staat is om ten minste 55% te verdienen van wat door lichamelijk en geestelijk gezonde belastingplichtigen die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen, en daartoe ook hetzij in het afgelopen jaar niet in staat is geweest hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zal zijn of

b. in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het verzamelinkomen van de belastingplichtige of zijn partner ter zake van de belastingplichtige buitengewone uitgaven in aftrek zijn gekomen.

13. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 708 (f 1560).

14. Uitgaven wegens ouderdom worden in aanmerking genomen indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is.

15. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 708 (f 1560).

16. Uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen worden in aanmerking genomen indien in de twee voorafgaande kalenderjaren bij de berekening van het verzamelinkomen van de belastingplichtige of zijn partner ter zake van de belastingplichtige buitengewone uitgaven in aftrek zijn gekomen die voor ten minste een derde deel kunnen worden toege- rekend aan een of meer kinderen die bij het begin van het kalenderjaar jonger zijn dan 27 jaar en door de belastingplichtige in belangrijke mate worden onderhouden.

17. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt gesteld op € 708 (f 1560).

18. Indien zowel de belastingplichtige als zijn partner uitgaven wegens chronische ziekte van kinderen in aanmerking nemen, wordt het in aanmerking te nemen bedrag gesteld op de helft van het bedrag genoemd in het tweede lid, zonodig naar boven af te ronden op een geheel getal.

19. Als uitgaven wegens adoptie worden aangemerkt de uitgaven voor de indiening en de behandeling van een verzoek tot het uitspreken van adoptie door de rechter.

20. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot in aanmerking te nemen uitgaven wegens adoptie van een kind dat in een ander land woonde dan de adoptanten voordat het kind door de adop- tanten feitelijk werd verzorgd en opgevoed.

21. Buitengewone uitgaven worden in aanmerking genomen voorzover zij samen meer bedragen dan:

a. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek € 6215 (f 13 696) niet te boven gaat: € 696 (f 1534);

b. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek € 6215 (f 13 696) te boven gaat maar € 48 437 (f 106 741) niet te boven gaat: 11,2% van het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek;

c. indien het verzamelinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek € 48 437 (f 106 741) te boven gaat: € 5425 (f 11 955).

22. Indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar een partner heeft, worden de buitengewone uitgaven samengevoegd. Over deze periode geldt voor de toepassing van het eenentwintigste lid in plaats van het verzamelinkomen voor toepassing van de persoonsgebonden aftrek het gezamenlijke bedrag van de verzamelinkomens van de belastingplichtige en zijn partner vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrek.

23. Indien de belastingplichtige gedurende een deel van het kalenderjaar een partner heeft en zij bij een verzoek om voorlopige teruggaaf of bij een aangifte een keuze als bedoeld in artikel 2.17, zesde lid, van deze wet hebben gemaakt, wordt de belastingplichtige voor de toepassing van het tweeëntwintigste lid geacht gedurende het gehele kalenderjaar een partner te hebben gehad.

24. Buitengewone uitgaven worden in aanmerking genomen op het tijdstip waarop zij zijn:

a. betaald;

b. verrekend;

c. ter beschikking gesteld;

d. rentedragend geworden.

25. De korting voor buitengewone uitgaven is het bedrag aan buitengewone uitgaven dat volgens dit artikel en artikel 2.4.4 in aanmerking wordt genomen nadat dit bedrag is vermenigvuldigd met het gecombineerd heffingspercentage.

AFb. Aan artikel 9.3, tweede lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma, na onderdeel f toegevoegd:

g. de korting voor buitengewone uitgaven.

AFc. In artikel 10.1 vervalt «6.18, tweede en zesde lid, 6.20, 6.22, 6.24» en wordt na «8.18a,» ingevoegd: 8.18a, vijfde, negende, twaalfde, dertiende, zeventiende, eenentwintigste, tweeëntwintigste en drieëntwintigste lid,.

Toelichting

Met dit amendement wordt een heffingskorting voor buitengewone uitgaven geïntroduceerd. Buitengewone uitgaven worden daardoor niet als aftrek maar als heffingskorting in aanmerking genomen tegen het gecombineerde tarief van de eerste tariefschijf.

Dit amendement maakt deel uit van een viertal wijzigingsvoorstellen die tot doel hebben de inkomenspositie van gehandicapten en chronisch zieken met een klein inkomen verder te verbeteren. Deze voorstellen leiden tot een extra lastenverlichting voor voornoemde groepen van ca. 150 miljoen gulden. Financiering wordt gevonden via een bescheiden verlaging van de voorgenomen verhoging van de arbeidskorting (amendement bij Veegwet).

De budgettaire opbrengst uit hoofde van dit amendement wordt geschat op 70 miljoen.

Vendrik

Naar boven