27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 96
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 4 januari 2008

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2 hebben op 15 november 2007 overleg gevoerd met minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van VROM d.d. 12 juni 2007 over de beantwoording van vragen van de commissie VROM (verslag schriftelijk overleg naar aanleiding van een AO over biotechnologie) (27 428, nr. 84);

– de brief van de minister van VROM d.d. 5 juli 2007 over een overzicht van taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot ethiek en biotechnologie (27 428, nr. 85);

– de brief van de minister van VROM d.d. 17 juli 2007 over een trendanalyse biotechnologie 2007 (27 428, nr. 87).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand samenvattend verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Ormel (CDA) complimenteert de opstellers van de trendanalyse biotechnologie. Hij maakt kanttekeningen bij de acht trends waar in het rapport voor is gekozen.

– De inzet van biotechnologie voor een beter milieu is een positieve zaak, mits aan randvoorwaarden wordt voldaan. Waarom staat in de kabinetsvisie over biobased economy niets over biotechnologie? Steunt de overheid de ontwikkeling van de tweede generatie biobrandstoffen voldoende? Voor de verwerking van rest- en nevenstromen uit de landbouw is minder knellende regelgeving nodig.

– Waardoor blijft de Nederlandse biotechnologiesector achter? Er moet een notitie komen waarin de regeldruk en het vestigingsbeleid voor biotechbedrijven in Nederland wordt vergeleken met de situatie in andere Europese lidstaten.

– De biotechnologie leidt tot veel nieuwe ontwikkelingen bij de bestrijding van dierziekten. Het Europese non-vaccinatiebeleid moet worden heroverwogen. Nederland moet in Europees verband pleiten voor een meer proactieve aanpak van vaccinontwikkeling en van de MRSA-problematiek.

– Nultolerantie voor plantaardige ggo-gewassen is zelfs in de biologische landbouw niet haalbaar. De minister moet in Europees verband pleiten voor meer realistische drempelwaarden voor genetisch gemodificeerde gewassen die een positieve beoordeling hebben van de European Food Safety Authority (EFSA). De Europese toelatingsprocedure moet worden versneld, maar veiligheidsaspecten moeten gewaarborgd blijven.

– Genetische verandering van dieren voor voedselproductie is ontoelaatbaar. Zijn er nog mogelijkheden om ethische aspecten op te nemen in de Codex Alimentarius, de richtlijn die wordt ontwikkeld over risico’s voor de voedselveiligheid van producten die afkomstig zijn van genetisch gemodificeerde dieren? De minister moet in Europa pleiten voor een verbod op de genetische verandering van dieren voor vermaak, sport en voedselproductie. Er moet zo veel mogelijk gebruik worden gemaakt van alternatieven voor het gebruik van dieren voor medicijnproeven en -productie. Als Nederland geneesmiddelen toelaat die met behulp van genetisch gemodificeerde dieren tot stand zijn gekomen, moet het ook mogelijk zijn om de research voor deze producten en de productie ervan in Nederland te laten plaatsvinden. Staat regelgeving dit nu nog in de weg?

– De genetische testen met een hoog risico moeten worden gekanaliseerd. Nederland moet zich zeer terughoudend opstellen tegenover genetisch onderzoek waarin etniciteit een rol speelt. Van registratie van etnische afkomst mag geen sprake zijn.

Mevrouw Neppérus (VVD) vindt biotechnologie belangrijk voor gezondheid, milieu, voedsel en economie. Vanwege de risico’s moet er echter wel zorgvuldig mee worden omgegaan.

– De bestaande regels rond biotechnologie, ook in EU-verband, gaan te veel uit van terughoudendheid. In Nederland is sprake van een dubbele ethische toets.

– De Nederlandse biotechnologiesector staat op achterstand. Nederlandse bedrijven doen hun research and development op dit gebied in het buitenland vanwege de strenge Nederlandse regelgeving. Wat gaat de minister hieraan doen? Hoe kan eventueel met behulp van subsidies een beter klimaat worden gecreëerd?

Volgens mevrouw Gill’ard (PvdA) kan etniciteit niet op wetenschappelijke basis worden vastgelegd. Een volk (ethnos) is verenigd door bepaalde waarden of een politiek stelsel, niet door genetische verschillen. Helaas zijn sommige wetenschappers een andere mening toegedaan. Zij dichten culturele groepen een biologische basis toe. Deze herintroductie van het begrip ras is volgens mevrouw Gill’ard gekleurd door de sociale geschiedenis van racisme. De wetenschappelijke basis voor etniciteit, gekoppeld aan genetica, moet breed worden onderzocht. De regering moet samen met het veld, de samenleving en de Kamer zoeken naar betere concepten.

– Door de wet gestelde ethische kaders vormen al snel een belemmering voor de vooruitgang van de wetenschap. De maatschappij moet betrokken blijven bij ethische afwegingen. Hier ligt een overheidstaak. Naast het Virtueel Kenniscentrum Biotechnologie zijn ook uitgebreide consultatierondes nodig, waaraan maatschappelijke organisaties, universiteiten, bedrijven en individuen deelnemen.

De heer Polderman (SP) meldt dat de SP-fractie geen principieel tegenstander is van biotechnologie. Er kleven echter grote nadelen aan deze techniek. Zo heeft de consument niet altijd meer een keuze voor biotechvrije producten en zijn niet alle milieu- en gezondheidseffecten bekend.

– De overheid moet belangen bij biotechnologie tegen elkaar afwegen en dit niet overlaten aan de markt. Nieuwe producten moeten worden onderworpen aan een nut- en noodzaaktoets.

– Consumenten hebben het steeds moeilijker als zij willen kiezen voor gentechvrije producten. Er komen steeds meer genetisch gemanipuleerde gewassen op de markt en genetische vervuiling komt op steeds grotere schaal voor. Het bedrijfsleven wil daarom regels versoepelen, maar volgens de heer Polderman moet het strenge toelatingsbeleid gehandhaafd blijven.

– De minister wil niet overgaan tot een verplicht etiket op vlees waarop vermeld staat of er voer voor is gebruikt van genetisch gemodificeerde gewassen, omdat dit volgens haar niet meer in het vlees aantoonbaar is. Veel wetenschappers denken daarover echter anders. Waarom gaat de minister al uit van een stelling die nog niet door de wetenschap is bewezen?

– Als Nederland de productie van geneesmiddelen met behulp van genetisch gemodificeerde dieren afwijst, moeten hier ook geen geneesmiddelen worden verkocht die op deze manier in het buitenland zijn geproduceerd.

De heer Van der Staaij (SGP) benadrukt dat met gentechnologie zeer zorgvuldig moet worden omgegaan, omdat wordt gesleuteld aan de basis van het door God gegeven leven.

– Binnen Europa is men verdeeld over het toelaten van genetisch gemanipuleerde gewassen en producten. De WTO en het bedrijfsleven pleiten voor versoepeling van de regels. Wegen economische belangen in deze discussie zwaarder dan ethische? Er moet een Europees moratorium komen op de toelating van gentechgewassen, of de keuze moet op dit punt aan de lidstaten worden overgelaten.

– Wat is de inzet van de minister op het punt van etikettering? Hoe staat het met etikettering van producten die zijn geïmporteerd uit landen waar de productbenadering wordt gehanteerd?

– De heer Van der Staaij staat in principe niet onwelwillend tegenover cisgenese. Wat vindt de minister van de wensen van het bedrijfsleven voor een soepeler toelatingsbeleid hiervoor?

– De mogelijkheden met prenatale en pre-implantatiediagnostiek zijn gegroeid. Hiervan moet uiterst terughoudend gebruik worden gemaakt, want ongeboren leven staat op het spel.

– De oprichting van een aparte raad voor ethiek en biotechnologie is een goede zaak. Door de snelle technologische ontwikkelingen loopt men in de maatschappelijke discussie te vaak achter de feiten aan. Informatievoorziening is daarom een belangrijke taak van zo’n op te richten raad. Wellicht kan deze taak ook door bestaande organen worden vervuld.

– De trendanalyse moet niet tweejaarlijks, maar jaarlijks plaatsvinden. De ethische toetsing moet daarin voldoende aandacht krijgen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie) vindt dat de overheid bij biotechnologie duidelijke kaders moet stellen en proactief nieuwe ontwikkelingen moet toetsen en begrenzen. Economisch nut is bij deze techniek een ondergeschikt belang.

– Geldt het nee-tenzijprincipe nog, of is dit inmiddels verwaterd tot een ja-mitsbeleid?

– Hoe wordt de interdepartementale coördinatie bij biotechnologie concreet vormgegeven?

– Wat doet de minister met de wetenschap over biobrandstoffen die in de trendanalyse wordt aangedragen? Wat vindt zij van de negatieve effecten die worden verwacht door het toenemende gebruik van ggo-gewassen voor biobrandstof, zoals verspreiding in de voedselketen, het milieu en veevoer?

– Doordat er steeds meer biobrandstoffen worden gebruikt, stijgen de prijzen van ggo-vrije producten. De kans is groot dat hierdoor voedselproducenten overstappen op goedkopere ggo-gewassen, waardoor meer ggo-producten in de supermarkt terechtkomen. Wat gaat de minister hieraan doen?

– Doordat de EU-richtlijn zo strikt is, wordt biotechnologie geconcentreerd bij grote en kapitaalkrachtige bedrijven. De overheid moet stimuleren dat Nederlandse bedrijven, ook mkb-bedrijven, een kans blijven maken in deze sector.

– Patenteren van de genetische sequentie is de verkeerde weg, omdat daarbij alle producten die deze sequentie bevatten ook onder het patent vallen. Het is beter om patent te verlenen op het eindproduct. Zijn er mogelijkheden voor deze productbenadering?

– De mogelijkheden van cisgenese moeten verder worden onderzocht. Deze vorm van biotechnologie blijft dichter bij wat maatschappelijk is geaccepteerd, omdat hierbij soorteigen genen worden gebruikt.

– De mogelijkheden bij prenatale diagnostiek en pre-implantatiediagnostiek groeien snel. Wat zijn de grenzen? Maakt het gelukkig om alles te weten? Hoe gewenst zijn gehandicapten nog? Als de toegenomen mogelijkheden in de praktijk worden toegepast, moeten bijvoorbeeld verloskundigen en verpleegkundigen bijgeschoold worden. Ook moeten zij een passende vergoeding krijgen voor de extra uren die zij hiervoor maken.

Antwoord van de bewindslieden

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer benadrukt dat de mogelijkheden die de biotechnologie bieden, al snel leiden tot een fundamenteel debat over waarden en normen. Mensen blijken daarin zeer uiteenlopende standpunten in te nemen. Wat wordt precies verstaan onder leven? In hoeverre wordt dit leven gerespecteerd en welke conclusies worden daaraan verbonden? In hoeverre beheren wij het leven op aarde als een rentmeester en in hoeverre mogen wij dit leven manipuleren? Hoe belangrijk is veiligheid en wat besluiten wij na te laten omwille van deze veiligheid? Sommigen vinden elke toepassing uit den boze zolang er geen absolute zekerheid is over de gevaren, anderen vinden elke toepassing goed zolang niet is aangetoond dat er gevaren aan verbonden zijn. Ook over etniciteit lopen de meningen onder wetenschappers uiteen. Sommigen zien etniciteit slechts als een culturele identiteit, maar anderen wel degelijk ook als een genetische. Hanteer je verschillende waarden bij enerzijds mensen en dieren, en anderzijds planten en lagere organismen? Moeten mensen altijd kunnen kiezen voor ggo-vrije producten? Antwoorden op dergelijke vragen zijn nooit eenduidig. Bovendien moeten opvattingen steeds worden bijgesteld door de snelle ontwikkelingen in de techniek. De conclusie die het kabinet hieruit voorlopig trekt, is dat bij een standpuntbepaling in kwesties rond biotechnologie nooit gegeneraliseerd kan worden. Elk geval moet op zich worden beoordeeld. Het kabinet maakt wel een duidelijk onderscheid tussen biotechnologie bij micro-organismen en planten enerzijds en bij dieren en mensen anderzijds.

– De ministeries van VROM, LNV, VWS en EZ stemmen het beleid op het punt van biotechnologie af. De vragen die bij biotechnologie in verschillende sectoren spelen, lopen echter zeer uiteen. De gestelde vragen die op het medische terrein liggen, zullen door de minister aan de staatssecretaris van VWS worden doorgegeven en worden op 13 december beantwoord tijdens een algemeen overleg over medische ethiek. De minister zal de staatssecretaris van VWS ook vragen dan in te gaan op de discussie over etniciteit.

– Op nationale schaal houdt de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) zich met maatschappelijke vragen rond biotechnologie bezig. Op Europese schaal doet de EFSA de risicobeoordeling. Binnen de COGEM is een groep die zich richt op de risicobeoordeling, maar ook een die zich richt op maatschappelijke en ethische kwesties.

– Op verzoek van de Kamer zal elke twee jaar een trendanalyse worden opgesteld. Bij de volgende trendanalyse zal er voor een wat ruimere horizon in de tijd worden gekozen dan de vijf jaar waarvoor nu is gekozen.

– Zo snel mogelijk moeten er energetisch hoogwaardige biobrandstoffen op de markt komen die aan alle duurzaamheidscriteria voldoen. Biotechnologie kan hierbij een rol spelen. Zo worden er gist-ggo’s gebruikt om hout sneller af te breken. Biobrandstoffen van ggo-gewassen brengen veel meer problemen met zich mee.

– De minister ontkent stellig dat het Nederlandse vestigingsklimaat voor biotechnologiebedrijven niet goed zou zijn. Er is zeer recent met een nieuw initiatief een impuls gegeven aan genomics. Ook steunt de overheid de valorisatie van kennis. In 2004 en 2006 is de regeldruk voor biotechnologiebedrijven onderzocht. De aanbevelingen uit die rapporten worden op dit moment doorgevoerd. De minister zegt toe, samen met de staatssecretaris van EZ in een korte notitie op een rij te zetten wat er in het kader van deze twee onderzoeken inmiddels in gang is gezet. Ook zal worden geïnventariseerd tegen welke knelpunten biotechnologiebedrijven aanlopen en in hoeverre bedrijven hun biotechnologisch onderzoek naar het buitenland verplaatsen.

– Voor grotere bedrijven is het gemakkelijker om te patenteren dan voor kleinere. Het ministerie van EZ helpt Nederlandse mkb-bedrijven bij patentering. De staatssecretaris van EZ zal hierop ingaan in de bovengenoemde notitie.

– Cisgenese valt binnen de Europese regels voor ggo’s. Als voor cisgenese een vrijstelling wenselijk is, moet hierover op Europees niveau worden besloten. Het ministerie van VROM neemt zelf actief deel aan de Europese werkgroep die hierover gaat.

– De procesbenadering is verankerd in de Europese regelgeving. Dit zal niet binnen afzienbare termijn veranderen. Het is daarom beter om te pleiten voor verbeteringen binnen het bestaande systeem dan voor overgang naar een heel nieuw systeem van productbenadering. Er is inmiddels een Europese werkgroep in het leven geroepen die moet komen met voorstellen voor verbeteringen binnen de procesbenadering.

– De oprichting van een aparte raad voor ethiek en biotechnologie is inmiddels alweer van de baan.

– De minister benadrukt dat biotechnologie niet per se negatief hoeft uit te pakken voor kleine boeren in ontwikkelingslanden. Ook op dit punt zijn geen eenduidige conclusies te trekken.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit merkt op dat sinds het brede nationale debat over biotechnologie van 2001, dat werd gevoerd onder leiding van de heer Terlouw, voor de regering het ja-mitsprincipe geldt voor planten en micro-organismen en het nee-tenzijprincipe voor dieren. Er is zeker geen sprake van verwatering van het nee-tenzijprincipe. Het beleid van het kabinet ten aanzien van biotechnologie is niet terughoudend, maar wel zorgvuldig en behoedzaam. Onder andere met de regelmatig terugkerende trendanalyse wordt ervoor gezorgd dat het maatschappelijk debat gevoerd blijft worden.

– Voor de verwerking van reststromen uit de landbouw als biobrandstof is het onder andere nodig dat Europa digestaat als kunstmest gaat behandelen. Zo ver is het nog niet, maar de minister werkt daar binnen Europa hard aan.

– De regering is van plan om in Europees verband te pleiten voor een meer proactieve aanpak van vaccinontwikkeling, maar ook van de MRSA-problematiek.

– Genetische modificatie bij dieren ten behoeve van voedselproductie, vermaak of sport is in Nederland verboden. De Nederlandse regering werkt voortdurend en zeer actief aan de totstandkoming van zo’n verbod op Europees niveau, maar ook op mondiaal niveau via de VN, de Codex Alimentarius en de Unesco. De minister is niet bereid om uit het nee-tenzijprincipe het «tenzij» te schrappen en genetische manipulatie van dieren absoluut te verbieden. Als Nederland eenzijdig de deur op dit punt dichtgooit, plaatst het zich namelijk buiten de discussie.

Toezeggingen

– De minister van VROM zegt toe, de vragen gericht aan het ministerie van VWS door te geven aan de staatssecretaris van VWS, met het verzoek deze mondeling te beantwoorden tijdens het algemeen overleg over medische ethiek op 13 december 2007.

– De minister van VROM zegt toe elke twee jaar een trendanalyse biotechnologie uit te laten voeren.

– De minister van VROM zegt toe om samen met de staatssecretaris van EZ een notitie op te stellen over de regeldruk en knelpunten met betrekking tot het vestigingsklimaat voor bedrijven op het gebied van biotechnologie in Nederland, ook ten opzichte van andere landen. Hierbij zal ook worden ingegaan op de dilemma’s die kleine bedrijven ondervinden bij het aanvragen van patenten. De notities uit 2004 en 2006 zullen aan de Kamer worden gezonden, met een toelichting op de conclusies en de verbeteropties die inmiddels in gang zijn gezet.

– De minister van LNV zegt toe dat zij zich zowel op Europees als mondiaal niveau zal inzetten voor het nee-tenzijprincipe. Verder zal zij bevorderen dat ook de ethische aspecten bij het debat over biotechnologie bij dieren worden betrokken en de Kamer hierover te informeren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koopmans

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Lemaier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).

Plv. leden: Duyvendak (GroenLinks), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven