27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 74
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 april 2006

In het Algemeen Overleg met de Tweede Kamer van 17 juni 2004 (kamerstuk 27 428, nr. 51) is o.a. de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde dieren voor andere doeleinden dan wetenschappelijk onderzoek aan de orde geweest. Daarbij heb ik toegezegd op EU-niveau een discussie te bevorderen over dit onderwerp. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zegde in dat overleg toe te zullen bevorderen dat de genetische modificatie van dieren voor vermaak en sport in Nederland verboden wordt. Ook is geconstateerd dat het op de centrale Europese markt brengen van genetisch gemodificeerde dieren niet is toegestaan zonder een markttoelating onder de Europese Richtlijn 2001/181. Als dergelijke dieren echter krachtens die richtlijn zijn toegelaten tot de markt, is de import naar Nederland niet tegen te houden.

Een aanvraag voor een vergunning voor markttoelating onder Richtlijn 2001/18 wordt case-by-case beoordeeld op veiligheid voor mens en milieu aan de hand van een milieurisicoanalyse. Hoewel de richtlijn enkele malen melding maakt van ethische overwegingen, lijkt er in de beoordeling geen rol te zijn voor ethische aspecten. Tot op heden zijn er alleen aanvragen ingediend voor markttoelatingen van micro-organismen en planten.

Tegen deze achtergrond heb ik bij het AO van 17 juni 2004 toegezegd op EU-niveau een discussie te bevorderen over de beoordeling van markttoelating van genetisch gemodificeerde dieren en de mogelijke rol daarbij van ethische aspecten. Daartoe is een internationale workshop georganiseerd om te inventariseren of de problematiek bij de andere EU-lidstaten ook speelt en hoe zij erover denken. De Europese Commissie heeft dit initiatief ondersteund. Bij deze wil ik u, mede namens de minister van LNV, graag berichten over de uitkomst van die workshop, die op 18 januari 2006 in Brussel is gehouden.

Opzet van de workshop

Voor de workshop waren bevoegde autoriteiten voor de Richtlijn 2001/18 uitgenodigd. Deelnemers uit Nederland, Frankrijk, Zweden, België, Duitsland, Italië, Oostenrijk, Denemarken, Letland, Estland, Finland, Noorwegen en de Europese Commissie waren aanwezig. De workshop was de eerste gelegenheid voor de bevoegde autoriteiten om met elkaar een goede discussie te voeren over genetisch gemodificeerde dieren en hoe Europa hier mee om kan gaan. Om een open discussie tijdens de workshop mogelijk te maken is gekozen voor een informele setting, waarbij benadrukt werd dat de deelnemers met het geven van hun mening geen formele positie van hun land innamen.

In het eerste dagdeel presenteerden drie experts elk een voorbeeld van de ontwikkeling van genetisch gemodificeerde dieren. Het betrof presentaties over de «ontwikkeling» van een genetisch gemodificeerde kat die geen allergische reactie meer geeft bij mensen, genetisch gemodificeerde muggen die gebruikt kunnen worden bij de bestrijding van malaria en zalm die door genetische modificatie sneller groeit. Na elke presentatie was er mogelijkheid tot het stellen van vragen en discussie.

In de middag werden de deelnemers verdeeld in twee groepen. De groepen bespraken verschillende aspecten, waaronder ethische aspecten, die van belang werden geacht bij de besluitvorming over markttoelatingen van genetisch gemodificeerde dieren. Daarnaast hebben de deelnemers gediscussieerd of deze aspecten opgenomen zijn in de Richtlijn 2001/18, elders in Europese regelgeving gevat zijn, of geen deel uitmaken van regelgeving op EU-niveau.

Uitkomsten

De deelnemers vonden het een waardevol initiatief om pro-actief te praten over hoe om te gaan met markttoelating van genetisch gemodificeerde dieren, voordat er daadwerkelijk een aanvraag voor is ingediend. Dit maakte het mogelijk om in een open sfeer alle mogelijke aspecten te bespreken. Deelnemers vonden het daarnaast erg prettig om in een informele setting ideeën en opvattingen over genetische modificatie in het algemeen te delen. De discussie verliep in een prettige sfeer.

In de discussies zijn een aantal aandachtspunten naarvoren gekomen.

1. De deelnemers verwachtten de komende vijf tot tien jaar geen aanvraag voor een toelating tot de Europese markt van een genetisch gemodificeerd dier. Wel zou op relatief korte termijn sprake kunnen zijn van veldproeven, bijvoorbeeld met eerdergenoemde genetisch gemodificeerde mug.

2. De deelnemers waren het er over eens dat de Richtlijn 2001/18 voldoende waarborgen bevat om de milieuveiligheid van niet alleen genetisch gemodificeerde planten te beoordelen, maar ook van genetisch gemodificeerde dieren.

3. Er werden een aantal technische zaken benoemd die nadere uitwerking behoeven voordat er een aanvraag komt voor markttoelating van een genetisch gemodificeerd dier, bijvoorbeeld ten aanzien van bepaalde definities.

4. De sociale en ethische aspecten worden slechts benoemd in de Richtlijn 2001/18, maar het is niet duidelijk of en hoe deze aspecten mee kunnen worden genomen in de beoordeling. De vraag kwam op in hoeverre deze aspecten thuishoren in de Richtlijn 2001/18, mede gelet op het feit dat ethiek ook een nationale bevoegdheid is en belangrijke waarden zoals dierenwelzijn deel uitmaaken van andere EU regelgeving, bijvoorbeeld EU-richtlijn 98/58/EG1. Deelnemers gaven aan dat het de moeite waard zou kunnen zijn om te onderzoeken of in deze regelgeving de genoemde aspecten ook met betrekking tot genetisch gemodificeerde dieren voldoende worden behandeld.

Conclusies

Uit het verloop van de workshop en de gevoerde discussies trek ik de volgende conclusies:

– Het was een nuttige eerste discussie met de EU-lidstaten over dit onderwerp. De problematiek lijkt in andere lidstaten minder nadrukkelijk te spelen dan in Nederland. Veel lidstaten lijken niet bezig te zijn met de problematiek rond markttoelating van genetisch gemodificeerde dieren en de daaraan gerelateerde discussie over ethiek. Wel was er veel belangstelling en waardering voor deze workshop.

– Tegen de markttoelating van genetisch gemodificeerde planten onder 2001/18 is veel weerstand onder EU-lidstaten. Hierdoor komt men maar zeer moeizaam tot een beslissing. Bij de behandeling van markttoelating van genetisch gemodificeerde dieren zal deze weerstand slechts groter worden. Daarom verwacht ik niet dat op korte termijn sprake zal zijn van markttoelating voor genetisch gemodificeerde dieren.

– De deelnemers aan de workshop zijn het er over eens dat ethiek bij genetische modificatie bij dieren in beschouwing moet worden genomen, maar dat de Richtlijn 2001/18 hiervoor waarschijnlijk niet het beste instrument is.

De uitkomst van de workshop zal onder de aandacht van de Europese Commissie worden gebracht. Daarnaast zal Nederland bij een bijeenkomst van de bevoegde autoriteiten terugrapporteren over de workshop en daarbij in het bijzonder de geconstateerde technische zaken, die nader bespreking behoeven, aan de orde brengen.

Zoals ook in het verleden al schriftelijk meegedeeld is2, heeft Nederland bij verschillende internationale gelegenheden (op VN en EU niveau) aandacht gevraagd voor ethische aspecten van biotechnologische handelingen bij dieren. Gelet op de reacties op die initiatieven en de houding van andere lidstaten bij deze workshop onstaat de indruk dat de problematiek bij andere lidstaten minder nadrukkelijk speelt. Desondanks lijkt de discussie over dit onderwerp in internationaal en EU verband op gang te komen. In september 2005 heeft de Task Force Biotechnologie van de Codex Alimentarius besloten om een richtlijn te ontwikkelen voor de beoordeling van de voedselveiligheid van producten afkomstig van genetische gemodificeerde dieren. Nederland en de Europese Commissie hebben tijdens de bijeenkomst van deze Task Force er op aangedrongen om bij de ontwikkeling van deze richtlijn ook aandacht te besteden aan aspecten van ethische aard en dierenwelzijn. Hoewel dit voorstel van Nederland en de Europese Commissie niet werd overgenomen (omdat een groot aantal leden van de Codex Alimentarius van mening was dat aspecten die geen betrekking hebben op voedselveiligheid buiten het mandaat van de Codex Alimentarius vallen), geeft het wel aan dat in internationaal verband de discussie in ieder geval wordt gevoerd.

De Europese Commissie vindt inmiddels dat de discussie t.a.v. de ethische aspecten van genetisch gemodificeerde dieren meer aandacht binnen de EU verdient. Zij is daarom voornemens de «Europese groep ethiek van de exacte wetenschappen en de nieuwe technologieën« (EGE) te vragen om dit onderwerp te behandelen. Hierop heeft de Nederlandse regering in het verleden meermalen bij de Europese Commissie aangedrongen.

Gelet op bovenstaande zal Nederland zich ervoor blijven inzetten dat bij de bespreking in internationaal verband van biotechnologie bij dieren er ook voldoende aandacht is voor ethische aspecten, waaronder dierenwelzijn.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Richtlijn 2001/18/EC inzake de doelbewuste introductie in het milieu van genetisch gemodificeerde organismen.

XNoot
1

Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren.

XNoot
2

TK II, 2004–2005, Aanhangsel van de Handelingen 2414.

Naar boven