nr. 72
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 maart 2006
Op 17 januari 2006 bracht de Gezondheidsraad het advies «Behandelbaarheid»
uit. Ik heb dit advies in 2004 gevraagd tegen de achtergrond van toenemende
mogelijkheden van voorspellende geneeskunde bijvoorbeeld door kennis op het
terrein van de genetica. Hierdoor worden in beleid en wetgeving vragen actueel
naar het nut, de wenselijkheid en de aanvaardbaarheid van voorspellend onderzoek
als behandeling, genezing of preventie niet mogelijk zijn. De concrete vraag
betrof een nadere verkenning en operationalisering van het begrip behandelbaarheid
en het doen van voorstellen voor een operationalisering van de relevante begrippen.
Dit was al aangekondigd door de toenmalige minister van Volksgezondheid (Kamerstukken
II, 2001/2002, 27 428 en 27 543, nr. 34).
In de signalering van het Centrum Ethiek en Gezondheid van 2003 heeft
ook de Gezondheidsraad gewezen op de belangrijke plaats van het begrip. Het
begrip wordt zowel in de Wet op het bevolkingsonderzoek (Wbo) als in de Wet
medische keuringen als criterium gebruikt. In beide wetten heeft het als doel
mensen bescherming te bieden tegen een confrontatie met belastende gegevens
over hun gezondheid en tegen uitsluiting van essentiële maatschappelijke
voorzieningen.
Conclusie van het advies van de Gezondheidsraad is dat er in de praktijk
wel problemen zijn bij de uitvoering van deze wetten en dat het (juridisch)
behandelbaarheidscriterium daarbij een rol speelt. Maar conclusie is verder
ook dat het bij die problemen niet gaat om een gebrek aan duidelijkheid over
de inhoud van het criterium. Door de Commissie Wbo1
zijn voorstellen gedaan voor de uitleg van dit criterium. Verdere precisering
zal dan ook geen oplossing geven.
Het advies signaleert enkele knelpunten betreffende de Wet medische keuringen
die buiten de adviesaanvraag vallen en daarom ook niet verder zijn besproken.
Genoemd worden aanvullende vormen van bescherming die meer recht doen aan
de bestaande grijze gebieden, meer duidelijkheid over de afbakening van de
meldplicht en het zwijgrecht en evaluatie van de centrale rol van het behandelbaarheidscriterium
(blz. 12).
Ik zal ten behoeve van de wijziging van de Wet op het bevolkingsonderzoek
die voorgenomen is naar aanleiding van de evaluatie een beslissing nemen over
het al dan niet handhaven van het criterium tegen de achtergrond van het beschermingsdoel
van de Wet. Uiteindelijk zijn daarover, zoals het advies «Behandelbaarheid»
ook aangeeft, uiteenlopende adviezen uitgebracht (blz. 34).
In mijn standpunt over de tweede evaluatie van de Wet medische keuringen,
waarover het rapport naar verwachting eind 2006 verschijnt, zal ik tevens
ingaan op de knelpunten en oplossingsrichtingen die de Gezondheidsraad in
het advies beschrijft.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp