27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 48
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 mei 2004

Hierbij doe ik u toekomen het eindrapport1 betreffende de evaluatie van het functioneren van de Commissie Genetische modificatie (COGEM), de reactie van de COGEM daarop en mijn standpunt hierover. Deze evaluatie volgt uit de Wet milieubeheer en de Integrale Nota Biotechnologie (INB), waarin is bepaald dat de COGEM één keer in de vier jaar rapporteert aan de Eerste en Tweede Kamer over haar taak, inrichting en werkwijze.

De wettelijke taak van de COGEM is vastgelegd in de Wet milieubeheer en bestaat uit het technisch wetenschappelijk adviseren over de risico's van genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) voor mens en milieu en het signaleren van de ethische en maatschappelijke aspecten van handelingen met ggo's.

De evaluatie is uitgevoerd door een externe organisatie, Twijnstra Gudde, in opdracht van de COGEM en is voornamelijk gebaseerd op interviews met partijen die bij de COGEM zijn betrokken, waaronder ministeries, aanvragers van vergunningen en non-gouvernementele organisaties.

Deze evaluatie geeft een algemeen beeld van het functioneren van de COGEM en biedt aangrijpingspunten voor verbetering. Mede naar aanleiding van de evaluatie heb ik een gesprek gehad met de COGEM. De COGEM heeft aangegeven dat zij de evaluatie in hoofdlijnen onderschrijft. Naar aanleiding van de opmerkingen en aanbevelingen heeft de COGEM een concreet actieplan opgezet teneinde haar functioneren verder te verbeteren en toegezegd mij jaarlijks te zullen informeren over de implementatie van dit actieplan.

Hieronder zal ik achtereenvolgens ingaan op de specifieke conclusies en aanbevelingen uit het eindrapport.

CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN UIT DE EVALUATIE

1. Missie en doelen

Uit de evaluatie blijkt dat de technisch wetenschappelijke advisering de kerntaak van de COGEM is en dat er verwarring heerst over de ethisch maatschappelijke signalering. Een aantal respondenten vraagt zich af of de ethisch maatschappelijke signalering een taak van de COGEM is. Ook stellen zij dat een ethisch maatschappelijke signalering de kerntaak van de COGEM, het technisch wetenschappelijk adviseren, verzwakt.

Wat betreft de inrichting en werkwijze van de COGEM is het algemene beeld dat er een groei in het functioneren te zien is, maar dat verbeteringen mogelijk zijn.

De COGEM heeft aangegeven dat ze van mening is dat ethisch maatschappelijke dilemma's alleen tijdig en adequaat kunnen worden gesignaleerd wanneer er feeling is met de technisch wetenschappelijke ontwikkelingen. Bovendien velt de COGEM geen oordeel over deze dilemma's, maar wil zij het debat faciliteren.

Ik onderschrijf dat de technisch wetenschappelijke advisering de kerntaak is van de COGEM, maar wil er op wijzen dat de ethisch maatschappelijke signalering ook een taak van de COGEM is die volgt uit de INB en de Wet milieubeheer. Ik ben het met de COGEM eens dat voor een tijdige en adequate signalering feeling met de technisch wetenschappelijke ontwikkeling nodig is.

Ik heb dan ook, als gevolg van mijn toezegging aan de Tweede Kamer tijdens het Algemeen Overleg Biotechnologie op 5 november 2003, de COGEM gevraagd om samen met de CCMO en CBD een trendanalyse op te stellen van toekomstige biotechnologische ontwikkelingen en dilemma's.

2. Adviezen

Het aantal adviesaanvragen daalt, terwijl het aantal vergunningaanvragen stijgt. De adviezen van de COGEM zijn inhoudelijk goed, maar de onderbouwing van de adviezen zou kunnen worden verbeterd. Dit betreft zowel de wetenschappelijke redenering, als mogelijk ook de bestuursrechtelijke motivering. De COGEM-leden geven aan dat de termijnen voor de advisering de kort zijn.

Over het aantal adviesaanvragen heeft de COGEM aangegeven dat in 2002 een groot aantal vergunningen administratief is omgezet. Hierdoor is optisch het aantal vergunningaanvragen sterk gestegen. In 2003 is het aantal vergunningaanvragen gedaald en het aantal adviesaanvragen gestegen.

In het geval van introductie van ggo's in het milieu wordt de COGEM door mij altijd om advies gevraagd. Bij ingeperkt gebruik wordt de COGEM alleen om advies gevraagd wanneer inschaling van het experiment niet mogelijk is binnen de standaardregelgeving en eerder verstrekte adviezen.

De COGEM wil heldere afspraken maken wanneer er advies wordt gevraagd bij ingeperkt gebruik. Ik heb daarop aangegeven dat in het geval van ingeperkt gebruik de bestaande praktijk zal worden gehandhaafd. Bij twijfel of kan worden beoordeeld op grond van de standaard inschaling of oude adviezen, zal aan de COGEM om advies worden gevraagd.

De COGEM vraagt of het mogelijk is meer tijd te krijgen voor de advisering. Binnen de termijnen waarbinnen ggo-vergunningen moeten worden afgegeven heb ik het maximale gedaan om de COGEM de tijd te geven voor de advisering. Er zijn geen mogelijkheden om de COGEM meer tijd te geven voor de advisering zonder de termijn voor de vergunningverlening te verlengen en daardoor in strijd te komen met de EU-richtlijnen.

Ten aanzien van de onderbouwing van de adviezen geeft de COGEM aan al te zijn begonnen met het beter beargumenteren van de adviezen.

Met de COGEM heb ik afspraken gemaakt over onder andere een heldere onderbouwing van de adviezen. De onderbouwing van de adviezen heeft hierdoor inmiddels al aan kwaliteit gewonnen.

Wat betreft de bestuursrechtelijke advisering is de COGEM van mening dat dit een taak voor VROM is. Bestuursrechtelijke motivering van beschikkingen is ook naar mijn mening geen taak van de COGEM, maar van VROM. De leden van de COGEM dienen echter te beseffen dat de adviezen van de COGEM gebruikt kunnen worden in een bestuursrechtelijke context, zoals tijdens een zitting van de Raad van State en dat VROM van een advies kan en mag afwijken.

3. Samenwerking met VROM/Bureau GGO

Er bestaat onduidelijkheid op het gebied van de samenwerking tussen de COGEM en VROM/Bureau GGO. De procedurele samenwerking tussen de COGEM en VROM/Bureau GGO dient daarom te worden geoptimaliseerd.

De COGEM onderschrijft dit en heeft al aangegeven dat er nadere afspraken zijn gemaakt met VROM/Bureau GGO ter verbetering van de samenwerking.

Ik ben van mening dat, door onder andere het verduidelijken van procedures en het op de hoogte houden van elkaar, een maximale inspanning wordt gedaan om de procedurele samenwerking tussen de COGEM en VROM/Bureau GGO te optimaliseren. Op dit moment wordt gewerkt aan een systeem waarmee beschikkingen elektronisch getekend en van en naar de diverse actoren, waaronder VROM, Bureau GGO en de COGEM, verstuurd kunnen worden. Door het werken met dit systeem kan grote tijdwinst worden behaald bij de vergunningverlening. Het systeem zal in mei 2004 in gebruik worden genomen.

4. Communicatie

Op het gebied van de samenwerking met andere partijen, zoals aanvragers, blijkt dat niet altijd helder is wat de taak en rol van de COGEM is (zij is een adviesorgaan en beslist niet op vergunningen).

De COGEM geeft aan dat er wellicht sprake is van een misverstand. Haar kerntaak is de technisch wetenschappelijke advisering en het oordelen over de grootte van een eventueel risico. Het is de taak van VROM om te beoordelen of het risico aanvaardbaar is. De COGEM wil dit misverstand wegnemen door betere communicatie en een duidelijke scheiding tussen adviezen en signaleringen.

Ik ben het eens met het standpunt van de COGEM, dat het vooral een zaak is van de COGEM en haar individuele leden om naar bijvoorbeeld de aanvragers toe helder te zijn over taak en rol.

Daarnaast zal ook door VROM duidelijk worden gecommuniceerd over de taken en rol van de diverse bij de vergunningverlening betrokken actoren.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven