27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 44
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 8 december 2003

De vaste commissies voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2, de themacommissie Technologiebeleid3, de vaste commissies voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport4, voor Buitenlandse Zaken5, voor Economische Zaken6, voor Justitie7 en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties8 hebben op 5 november 2003 overleg gevoerd met staatssecretaris Van Geel van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en staatssecretaris Ross-van Dorp van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over biotechnologie, waarbij aan de orde zijn

– Brief van de ministers van LNV, VROM en OS van 18 april 2002 met nota «Bronnen van ons bestaan; behoud en duurzaam gebruik van genetische bronnen» (VROM-02-598);

– Brief van de minister van LNV van 22 mei 2002 met de reactie van de Commissie Biotechnologie bij dieren op rapport van Rathenau Instituut «Biotechnologie bij dieren, ethisch getoetst?» (LNV-02-419);

– Brief van de minister van LNV van 11 juli 2002 met het jaarverslag van de Commissie Biotechnologie bij dieren (LNV-02-526);

– Brief van de voorzitter van de Tweede Kamer van 16 juli 2002 met een briefwisseling tussen het Rathenau Instituut en de minister van LNV naar aanleiding van brief LNV-02-419 (LNV-02-611);

– Brief van de staatssecretaris van VROM van 27 augustus 2002 met rapport Signalering van de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) (VROM-02-806);

– Brief van de staatssecretaris van LNV van 15 oktober 2002 over de invulling van de motie-Swildens-Roozendaal c.s. over biotechnologie bij dieren (LNV-02-734);

– Brief van de staatssecretaris van LNV van 15 oktober 2002 met een LNV-brochure «Biotechnologie bij dieren» (LNV-02-1149);

– Brief van de staatssecretaris van VROM inzake uitvoering moties Dittrich en Poppe betreffende adviesorganen Biotechnologie (27 428, nr. 36);

– Brief van de staatssecretaris van LNV van 7 april 2003 met verslag van eerste halfjaarlijkse discussiebijeenkomst biotechnologie bij dieren (LNV-03-222);

– Brief van de staatssecretaris van LNV van 6 mei 2003 over Monitor import genetisch gemodificeerde dieren (VROM-03-271);

– Brief van de minister van LNV van 26 juni 2003 met het jaarverslag 2003 van de Commissie Biotechnologie bij dieren (LNV-03-444);

– Brief van de staatssecretaris van VROM van 15 juli 2003 met kabinetsstandpunt inzake integraal toetsingskader voor biotechnologische ontwikkelingen «verantwoord en zorgvuldig toetsen» (27 428, nr. 39);

– Brief van de staatssecretaris van VROM van 16 juli 2003 inzake het kabinetsstandpunt op het WRR-rapport «Beslissen over Biotechnologie» (27 428, nr. 40);

– Brief van de staatssecretaris van VWS van 25 augustus 2003 betreffende de regeling instelling Forum Biotechnologie en Genetic en werkplan (VWS-03-0467);

– Brief van de staatssecretaris van EZ van 19 september 2003 inzake wijziging van de Rijksoctrooiwet, de Rijksoctrooiwet 1995 en de Zaaizaad- en Plantgoedwet ten behoeve van de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen (26 568, nr. 43);

– Brief van de staatssecretaris van VROM van 20 oktober 2003 over signalering van COGEM over een integraal maatschappelijk toetsingskader voor moderne biotechnologie (27 428, nr. 41);

– Brief van de minister van LNV van 21 oktober 2003 over het verslag 2e halfjaarlijkse discussiebijeenkomst biotechnologie bij dieren (VROM-03-742).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

Volgens de heer Ormel (CDA) speelt biotechnologie een belangrijke rol in de moderne maatschappij. Een verantwoorde ontwikkeling ervan is zijns inziens onlosmakelijk verbonden met de groei van welzijn en welvaart, maar tussen de internationale ontwikkeling en belangen en de wensen en eisen van de Nederlandse samenleving bestaat wel een spanning. Dat vraagt een standpuntbepaling van de overheid. Die mag niet weglopen voor haar verantwoordelijkheid door tal van commissies in te stellen. De WRR stelt dat de overheid tot taak heeft om te zorgen voor een zorgvuldige morele afweging met voldoende ruimte voor inbreng van verschillende belanghebbenden en om, waar nodig, kleur te bekennen. Is de overheid tot nu toe echter niet te veel blijven hangen in die zorgvuldige afweging? Zal het maken van morele keuzes, het kleur bekennen, geen belangrijke bijdrage leveren aan de voortgang van biotechnologische ontwikkelingen in een maatschappelijk aanvaard kader?

Het grote aantal stukken maakt wel duidelijk dat de overheid hier volop mee bezig is, maar ook dat er sprake is van een grote versnippering en vooruitschuiven. Wetten, regels en commissies moeten veel beter op elkaar worden afgestemd, opdat besluitvorming transparanter wordt en de administratievelastendruk kan verminderen. De overheid, de politiek moet vaststellen welke biotechnologische toepassingen wel of niet mogen en mag de beslissing daarover niet afschuiven naar commissies.

De heer Ormel is verheugd over de voortgang van het integrale ethische toetsingskader en het uitstekende rapport op dat punt van de COGEM (de commissie Genetische modificatie). Wie zal zorgdragen voor de invulling daarvan? Wie hanteert dat toetsingskader en treedt besluitvormend op? Er is nu een grote hoeveelheid van commissies en instanties die daarmee iets te maken hebben. Zijn fractie pleit voor de oprichting van een Raad voor ethiek en biotechnologie die regering en parlement moet adviseren omtrent ethische vragen die nieuwe biotechnologische mogelijkheden opwerpen en kan gevormd worden uit delen van de COGEM, de CBD (de commissie biotechnologie bij dieren) en de CCMO (de centrale commissie mensgebonden onderzoek). De wettelijke taken van die commissies zouden kunnen worden onderverdeeld in een commissie medische biotechnologie en een commissie agrarische en industriële biotechnologie. Om dubbel werk te voorkomen, is volgens de CDA-fractie herschikking van al die instanties en commissies gewenst.

Het integraal ethische toetsingskader moet natuurlijk een rol spelen, niet in die zin dat alles alleen maar voortdurend wordt getoetst maar in de zin dat de grote lijnen beter zichtbaar worden. De discussies in de samenleving worden vertroebeld door afgeleide vragen, bijvoorbeeld inzake milieugevolgen, maar de principiële vraag of het wel wenselijk is dat erfelijk materiaal op zo'n manier wordt veranderd, komt daarbij vrijwel niet aan de orde.

Het forum biotechnologie en genetica (FBT) spreekt over het alles toetsen met een positieve grondhouding. Wat moet daaronder precies worden verstaan? Zou die als samenvoeging van enkele commissies ook niet bij die herschikking moeten worden betrokken?

De heer Ormel vraagt de minister van LNV spoedig de werkwijze van de CBD te evalueren en de Kamer op korte termijn daarover te informeren. Het blijkt dat ook de CBD zelf niet tevreden is over de huidige gang van zaken. Er lijkt sprake van juridisering, van rituelen, hoorzittingen die eindeloos doorgaan, hoge kosten, enz. Dat geldt zijns inziens ook voor de DEC's (de dierexperimentencommissies). Zo langzamerhand is er een driebubbel slot gekomen. Voor dierproeven moet vergunning worden aangevraagd bij de CBD, bij de COGEM en bij de DEC. Bovendien komt daar in sommige gevallen nog een importtoets bij. Wil de minister op korte termijn komen tot een integraal en transparant toetsingscriterium voor biotechnologische experimenten bij dieren met daarin wellicht opgenomen die importtoets? Het mag best een zware toets zijn, waarvan de drie V's – vervanging, vermindering en verfijning – deel moeten uitmaken, maar het moet in ieder geval duidelijk zijn en een eenvoudiger procedure worden. Ook op Europees niveau zou dat een wenselijke ontwikkeling zijn.

Uit berichten uit de VS maakt de heer Ormel op dat gekloond vlees als heel veilig wordt gezien, maar zijn fractie vindt dit toch te ver gaan. Zij vindt dat de politiek duidelijke grenzen moet stellen en zij hecht er dan ook aan dat genetische modificatie van dieren voor voedselproductie, sportieve prestaties en fokkerij wordt verboden. Is de regering bereid dit in de huidige wet- en regelgeving te verankeren?

Hoe staat het met de Europese octrooirichtlijn die nu bij de Eerste Kamer ligt? Wat is het standpunt van de regering over de recente aanbeveling van de interparlementaire Beneluxraad over deze richtlijn?

Het belangwekkende WRR-rapport geeft een goed beschrijvend overzicht en spreekt over een gebrek aan duidelijk technologiebeleid. Waar blijft de reactie van de regering daarop? Is zij bereid nogmaals de aanbeveling van een virtueel kenniscentrum te overwegen? Er is immers sprake van een enorm tekort aan kennis op dit gebied. Volgens de heer Ormel zijn de commissie agrarische en industriële biotechnologie, de commissie medische biotechnologie en de raad voor ethiek en biotechnologie heel wel in staat om zo'n kenniscentrum op te zetten.

De heer Ormel herhaalt dat naar de mening van zijn fractie de overheid meer de regie van het besluitvormingsproces inzake het al dan niet toelaten van ontwikkelingen die rechtstreeks ingrijpen in het leven zelf op zich moet nemen. Daar zal niet alleen de toekomst van de kenniseconomie bij gebaat zijn, maar ook het maken van heldere morele keuzes.

Mevrouw Van Heteren (PvdA) vindt het na een jaar van betrekkelijke parlementaire stilte weer eens hoog tijd om te praten over de ontwikkelingen in de biotechnologie. In dit overleg staat voor haar centraal binnen welk ethisch en maatschappelijk kader de verschillende vormen van biotechnologie moeten worden beoordeeld. Moderne biotechnologische ontwikkelingen, met name die waarbij genetische modificatie aan de orde is, zijn aanleiding voor veel maatschappelijke onrust. Na schone beloftes voor betere geneesmiddelen, schonere productietechnieken, inzet voor duurzame ontwikkeling en voedselproductie, bestaat er veel zorg over de invloed van vooral genetische modificatie op biodiversiteit en veiligheid op termijn. De technische complexiteit van uiteenlopende toepassingsgebieden en het snelle en internationale karakter van de ontwikkelingen maken dat de meesten het zicht op biotechnologie volledig ontberen, hetgeen de nodige onzekerheid schept en een rustige weging van voor- en nadelen van biotechnologische ontwikkelingen ook zo moeilijk maakt. Helaas verloopt ook het parlementaire debat over biotechnologie met ups en downs. Dat kende zijn laatste opleving in 2001 toen de interdepartementale integrale nota Biotechnologie en het kabinetsstandpunt Kennisinfrastructuur Genomics en de nota Toepassing van de genetica in de gezondheidszorg in de Kamer werden besproken. In die tijd had de Kamer ook nog een duidelijk aanspreekpunt in de vorm van de tijdelijke commissie Biotechnologie. Mevrouw Van Heteren betreurt het dat er nu pas weer een dergelijk forum is gekomen, namelijk de themacommissie Technologiebeleid die overigens moet bezien welke plaats biotechnologie daarin krijgt. Zij hoopt in ieder geval dat dit een heel stevige plaats zal zijn.

In veel discussies in 2001 werd al aangedrongen op een helder ethisch en maatschappelijk kader waarbinnen de verschillende biotechnologische ontwikkelingen konden worden gewogen. In juli 2003 heeft het kabinet daarop gereageerd met de nota Verantwoord en zorgvuldig toetsen, waarin onder andere staat: door het toetsingskader te beschrijven zoals dat in en op basis van een groot aantal wetten en regels bestaat, en door aan te geven hoe de relevante waarden en belangen door normen worden beschermd. In feite wordt in die nota meer een overzicht geschetst van de huidige regels en van de huidige toetsingspraktijk en de daarbinnen geldende regels. Dat is een handig overzicht om de draad weer op te pakken, maar geeft nog geen nieuwe koers voor ethische en maatschappelijke weging. Inmiddels hebben de WRR, het WODC, de COGEM en het Rathenau Instituut zich gevraagd en ongevraagd in de discussies gemengd. De PvdA-fractie is van mening dat de ethische weging van verschillende biotechnologische toepassingen over het algemeen dichtbij de praktijk van de ontwikkelingen moet plaatsvinden, maar maakt daarbij wel een verschil tussen landbouwtoepassingen en medische toepassingen. In het debat daarover wordt echter wellicht te veel nadruk gelegd op technische risico's of economisch nut, waarbij overstijgende vragen rond maatschappelijke wenselijkheid van biotechnologie meer naar achteren worden geschoven. De PvdA-fractie zou daarom graag een vorm zien waardoor een vroege signalering mogelijk wordt en dergelijke gebiedsoverstijgende vragen meer algemeen aan de orde kunnen worden gesteld. Dat hoeft geen nieuw forum te zijn, maar kan bijvoorbeeld worden gevormd uit verschillende bestaande fora. Bovendien vreest zij een te grote verwevenheid tussen deskundigen in de verschillende commissies en de industrie. Het Rathenau Instituut suggereerde in 2002 dat sommige leden van de CBD bij dieren zich nog maar weinig gelegen zouden laten liggen aan de intrinsieke waarde van het dier, hetgeen in die geledingen tot de nodige commotie heeft geleid.

Een complicatie is dat het ministerie van VWS maar alvast een voorschot heeft genomen op de bredere discussie door de recente oprichting van het FBT, bestaande uit twee permanentie commissies, de commissie Medische Biotechnologie en de commissie Genetica, gezondheid en gezondheidszorg. Met een nogal mager budget moet dit forum op het gebied van de gezondheidszorg dat brede debat entameren.

Ook de bio-industrie heeft natuurlijk groot belang bij een consistent en helder beleid. Zij kijkt met argusogen naar iedere suggestie voor verzwaring van toezicht en markteisen die een toename van de administratievelastendruk met zich kunnen brengen. Ook mevrouw Van Heteren lijkt het een goede zaak om nog eens het gehele landschap van procedures door te lichten op het moment waarop de ethische uitgangspunten zijn vastgesteld. De overheid behoort op dit punt het voortouw te nemen en daarna een sturende rol te spelen. In het antwoord op allerlei suggesties voor maatschappelijke en ethische toetsing schetst het kabinet eigenlijk meer een status quo. Dat geldt met name voor zijn reactie op het WRR-rapport. Het gaat daarmee een eigen koers of een explicietere duiding uit de weg en blijft zo'n beetje steken in algemene duidingen. Gezien de dynamiek en de ethische pluriformiteit van de samenleving kan er weliswaar niet een dwingend kader worden opgelegd, maar ontbreekt nu eigenlijk elke koersduiding. Vanuit welk ontwikkelingsperspectief wil het kabinet eigenlijk voorbij de in Verantwoord vooruit gebruikte clichés redeneren?

Voor welke maatschappelijke kwesties moest dat ethische kader ook alweer een oplossing bieden? Volgens mevrouw Van Heteren ging het bij de desbetreffende motie toch vooral om het voorleggen van enkele fundamentele vragen rondom biotechnologie ook om op een reële manier in te gaan op de maatschappelijke onrust en onduidelijkheid over deze nieuwe technologische ontwikkelingen. Door de thans voorliggende voorstellen wordt die onrust volgens haar niet weggenomen. Het debat blijft beperkt tot de kring ingewijden. Hoe wil het kabinet vanaf nu de publieksdiscussie over biotechnologie meer handen en voeten geven om de betrokkenheid van burgers bij dit onderwerp te vergroten?

De ontwikkeling van biotechnologie is een internationaal proces. Waar ziet en verwacht het kabinet de grootste druk op ethische en maatschappelijke overwegingen die in Nederland spelen? Hoe wil de regering het maatschappelijk verantwoord ondernemen in de industrie meer bevorderen dan tot nu toe en hoe wil zij alle instanties die zich op dit moment bezighouden met publieksinformatie over biotechnologie meer faciliteren?

Mevrouw Terpstra (VVD) merkt op dat een verantwoorde ontwikkeling en verdere toepassing van de biotechnologie volgens haar fractie inderdaad onlosmakelijk verbonden is met de groei van welvaart en welzijn in de 21ste eeuw. Het moet daarom mogelijk worden gemaakt dat de biotechnologie zich met elan maar zorgvuldig verder ontwikkelt met een goede balans tussen risicobeheersing en innovatiemogelijkheden. Daarvoor is noodzakelijk dat niet alleen de onwenselijkheden worden bestreden – ook de VVD zal daar van harte aan meewerken – maar ook dat de overheid ruimte biedt aan wetenschap en bedrijfsleven, bijvoorbeeld door een betere afstemming van de voorgeschreven procedures, waarvan sommige nogal omslachtig zijn en bovendien ook nog eens erg veel geld en tijd kosten. Een goede discussie over nut en noodzaak van bepaalde ontwikkelingen kan het draagvlak daarvoor ontwikkelen dan wel versterken. De COGEM suggereert om die ethisch maatschappelijke discussie voornamelijk te laten voeren door deskundigen, maar mevrouw Terpstra vraagt zich af of het wel zo voor de hand ligt om dat kleine wereldje van deskundigen dat nut en die noodzaak zelf te laten beoordelen. Dat lijkt haar het maatschappelijke draagvlak juist niet ten goede te komen. Er moet een helder en transparant toetsingskader worden gecreëerd, zonder overbodige administratievelastendruk en kosten. Die heldere visie en keuze mist ook zij node in de stukken van de regering.

Ook op het gebied van biotechnologie bij dieren is sprake van niet doelmatige en tijdrovende procedures. Enerzijds gaat het om handelingen die alleen mogen worden uitgevoerd als het doel van het onderzoek belangrijk genoeg is om genetische veranderingen te rechtvaardigen, anderzijds gaat het om het belang van de dieren, waarbij de afweging van nut en noodzaak helder moet zijn en het gebruik van genetisch gemodificeerde dieren maatschappelijk verantwoord kan worden genoemd.

De VVD-fractie is van mening dat de huidige regelgeving op dit punt te complex, te kostbaar en ondoelmatig is. Er is sprake van dubbele wetgeving – alle dieren vallen ook onder de Wet op de dierproeven die uitvoering geeft aan de Europese regelingen ter zake – en bovendien van rechtsongelijkheid, omdat er binnen Europa geen vergelijkbare wetgeving is. Om die dubbele wetgeving op te heffen, pleit zij ervoor om de aparte procedure bij de CBD te laten vervallen en te volstaan met de Wet op de dierproeven, waarin immers ook dat toetsingskader en die medisch ethische afweging worden geschetst. Dat verbetert en vereenvoudigt niet alleen de desbetreffende wetgeving, maar zorgt ook voor een harmonisatie met regelgeving in andere Europese landen. Wetenschappelijke instellingen en bedrijven kunnen dan via één loket toestemming vragen voor experimenten met dieren. Volgens mevrouw Terpstra biedt dat ook een mogelijkheid om het gebruik van geïmporteerde dieren verantwoord te toetsen. Is de regering bereid een dergelijk geïntegreerde procedure tot stand te brengen? Zo ja, hoe lang denkt zij daarvoor nodig te hebben? Is zij bereid om in de tussentijd in ieder geval dan de hoorzittingen die op dit moment nog in de CBD-procedure zijn opgenomen te schrappen?

Op welke termijn wil het kabinet welke maatregelen doorvoeren om de administratievelastendruk en de problemen met het toetsingskader terug te dringen die Lifescience als één van de pijlers van de Nederlandse kenniseconomie in een recente publicatie schetst?

Ook mevrouw Van Velzen (SP) vindt dat het de Kamer zich de laatste anderhalf jaar wel oorverdovend stil heeft gehouden over dit onderwerp, terwijl het bedrijfsleven en de wetenschap inmiddels op volle toeren zijn doorgegaan met de ontwikkelingen op het gebied van de biotechnologie. Ook zij roept haar collega's op om dit onderwerp op de voet te blijven volgen, zoals inderdaad de commissie-Terpstra in het recente verleden heeft gedaan. Het gaat immers niet alleen om de technologie van het heden, maar ook om die van de toekomst.

Uit de grote hoeveelheid belangrijke stukken die thans voorliggen, wil zij drie voor haar belangrijke elementen voor het voetlicht brengen: de brede maatschappelijke wens om minder dierproeven te doen, de mogelijkheid om maatschappelijke wensen en het maatschappelijke draagvlak in de besluitvorming rondom biotechnologie mee te nemen en de rol van de integriteit van het dier in de beslissingen over biotechnologie.

Onderzoek op dieren stuit op weerzin in de samenleving. Gelukkig bestaat er in de Kamer brede overeenstemming over het streven naar minder gebruik van dieren voor proeven. Kan de regering dan verklaren dat er, zoals uit de media blijkt, steeds meer dierproeven worden gedaan? Door de dit jaar gewijzigde Wet op de dierproeven is het gebruik van mensapen voor dierproeven verboden. De staatssecretaris gaf toen aan dat zij met het bedrijfsleven in gesprek was over alternatieven voor dierproeven. Haar fractie heeft toen nog een heffing op dierproeven voorgesteld om daarmee het onderzoek naar alternatieven te financieren. Omdat dit de besprekingen met het bedrijfsleven zou bemoeilijken, is die motie in ieder geval aangehouden totdat de staatssecretaris met nadere informatie zou komen, maar die heeft zij nog steeds niet gegeven. Hoe zit het daar nu mee?

Het belang van maatschappelijke participatie over beslissingen rondom biotechnologie kan voor mevrouw Van Velzen niet genoeg worden benadrukt. Een transparant beslissingsproces over gevoelige thema's voorkomt wantrouwen en misverstanden in de maatschappij en dus ook frustraties in de groepen die zich met biotechnologie bezighouden. Ook zullen uitwassen – niet alleen qua ontwikkeling, maar ook qua bestrijding daarvan – daarmee en zich immer voortslepende bezwaarprocedures kunnen voorkomen. Het is dan ook van groot belang dat er een systeem komt met een nadruk op het maatschappelijke draagvlak en het optimaal informeren van de maatschappij. Haar fractie heeft al eerder met de regering gesproken over de manier waarop gegevens over met name genetisch gemanipuleerde gewassen worden gepubliceerd en aangegeven dat publicatie op de website van het ministerie en in de Staatscourant onvoldoende is, met name omdat in de vergunningaanvrage niet de lokatie staat aangegeven. De toenmalige minister Pronk heeft toen beloofd dat hij zou proberen om dergelijke aanvragen ook te laten publiceren in lokale huis-aan-huisbladen, dus zo dicht mogelijk bij de burgers. Wat is daarvan inmiddels terechtgekomen?

De COGEM is met enkele concrete voorstellen gekomen over het omgaan met een concreet toetsingskader, onder andere over het bindende karakter daarvan. Waarom heeft de regering dan toch gekozen voor vrijblijvendheid? Uit de COGEM heeft mevrouw Van Velzen vernomen dat de termijn die wordt gegeven om tot een zorgvuldig advies te komen veel te kort is. Over het algemeen is die twee dagen en voor zwaarwegende beslissingen twee weken, terwijl in de regel haar adviezen wel worden overgenomen. Ziet de regering mogelijkheden om iets minder tijd in het ministeriële circuit te steken en de COGEM iets meer tijd te gunnen?

Volgens de heer Van der Vlies (SGP) zijn de ontwikkelingen op het gebied van de biotechnologie niet alleen belangrijk, maar ook complex. Uit het verleden blijkt dat het gebrek aan kennis van deze technologie in de maatschappij nogal wat problemen heeft veroorzaakt, waaronder inderdaad argwaan en misverstanden, hetgeen de discussies heeft bemoeilijkt. Bij al die ontwikkelingen is voor zijn fractie de kernvraag wat nog mag in het bijbels genormeerd rentmeesterschap. Vooralsnog moet hij dan in ieder geval theoretisch vaststellen dat niet alles wat kan ook mag. Als hij dat zou moeten concretiseren, is dat echter heel wat moeilijker.

In het intensieve debat over de integrale nota Biotechnologie heeft dit geleid tot de brede wens van de Kamer om te zoeken naar een integraal ethisch maatschappelijk toetsingskader, uitgesproken in de motie-Ross-van Dorp. Deze motie heeft hij met overtuiging gesteund, omdat de toelaatbaarheid of toepassing van biotechnologie voor hem veel meer is dan en niet beperkt mag worden tot het alleen benoemen en het wegen van de voor- en nadelen ervan. Daar hoort een integrale ethische toetsing bij.

De nota Verantwoord en zorgvuldig toetsen spreekt zijn fractie op hoofdlijnen aan. De waarden en normen staan daarin centraal. Een ethische beschouwing heeft immers te maken met de waardering van het leven bezien vanuit een bepaalde levensbeschouwelijke achtergrond en die is in een pluriforme samenleving meestal divergent. De SGP-fractie ziet het leven als ten principale geschapen leven waarvoor de mens verantwoordelijk is en waarover de mens zich ook te verantwoorden heeft. De in de nota genoemde waarden – duurzaamheid, welzijn, gezondheid en veiligheid, menselijke waardigheid, intrinsieke waarde van het dier en vrijheid – zijn niet met de bijbelse noties in strijd en komen grotendeels ook overeen met de notie die de heer Van der Vlies in het debat over de nota Biotechnologie naar voren bracht. De regering stelt terecht dat beginselethiek aan de orde is bij de autonomie en de waardigheid van de mens, alsmede bij de intrinsieke waarde van het dier.

Het ontwikkelde toetsingskader is naar zijn stellige indruk nog te beschrijvend van aard over bestaande wet- en regelgeving, meer descriptief, terwijl het prescriptief zou behoren te zijn, een alles omvattend beoordelingssysteem, opdat de overheid, waar het primaat toch behoort te liggen, met haar wet- en regelgeving niet altijd achter de technologische ontwikkeling aanloopt, maar die op zijn minst begeleidt en daar waar nuttig en nodig ook weet te sturen. Hij herinnert zich nog de kamerbrede consternatie toen ineens bepaalde experimenten bleken, zoals de stier Herman. De politiek voelde zich daardoor toch ietwat overrompeld. Dat nu zou niet meer moeten kunnen gebeuren. Maar ook de samenleving moet toch weten wat er zoal speelt. Het Rathenau Instituut heeft bij zijn onderzoek ook Kamerleden, wetenschappers en vertegenwoordigers uit alle andere geledingen betrokken en heeft een rapport opgesteld dat toch op zijn minst een reactie van het kabinet verdient. Vastgesteld wordt dat het bestaande toetsingskader aansluiting mist op het maatschappelijke debat. Volgens het rapport is er een periodieke kritische analyse nodig van nieuwe ontwikkelingen en moreel discutabele toepassingen in een daartoe op te richten forum. Zijn inziens is dit iets waartoe de Kamer ook zou moeten besluiten. Het gaat dan om een periodieke analyse ter aanvulling op de case by case toets. Daarvoor is ook een aanjager nodig en dat zou wellicht de door het CDA voorgestelde raad voor ethiek en biotechnologie kunnen zijn.

In dit verband mag ook de internationale context niet uit het oog worden verloren. Als Nederland iets zou willen verbieden, geldt dat dan ook internationaal? Hij zou dat uiteraard wel willen, maar vraagt zich eerlijkheidshalve af of dat wel mogelijk zal zijn. Een ethische toetsing moet leiden tot onomkeerbare ge- en verboden, maar dan moet deze regering wel een dergelijke boodschap uitsturen naar internationale fora die er ook anders over kunnen denken.

Antwoord van de bewindslieden

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kan zich voorstellen dat de grote hoeveelheid stukken door verschillende ministeries ondertekend de indruk van versnippering wekt, maar moet toch opmerken dat deze stukken in goed overleg en intensieve samenwerking tussen al die ministeries zijn opgesteld. Het zijn dus heel goed afgewogen en integrale reacties en standpunten van het kabinet. Het gaat om zeer complexe en dynamische processen die alleen maar sneller gaan en het is dan ook logisch dat zowel bij de Kamer als bij het kabinet de behoefte aan complexiteitsreductie bestaat. Een heldere structuur en een helder kader zijn op zich goede doelstellingen, maar de vraag is wel of die een reflectie kunnen zijn van de complexiteit en de dynamiek van de biotechnologie.

Dat er in de biotechnologie sprake is van grote dilemma's heeft hij nog deze week kunnen ervaren in de discussie over de zgn. witte biotechnologie waarvan wenkende perspectieven van duurzaamheid werden geschetst – goede effecten op milieu, gezondheidszorg en landbouw – terwijl anderen de onomkeerbare schade voor gezondheid en milieu benadrukten. Sommigen vragen de overheid inderdaad kleur te bekennen, anderen stellen dat de overheid met name voor een goede institutionele structuur moet zorgen.

In het Hoofdlijnenakkoord spelen innovatie en vernieuwing een belangrijke rol en wordt expliciet ook biotechnologie genoemd. Ook in het Innovatieplatform, onder leiding van de minister-president en met belangrijke representanten van wetenschap en bedrijfsleven, is biotechnologie expliciet aan de orde. Als de overheid iets belangrijks vindt en een richting duidt die kansen biedt voor het dichterbij brengen van de duurzame samenleving, wil dat niet zeggen dat zij haar tweede rol niet helder en duidelijk moet spelen, namelijk het stellen van randvoorwaarden op het gebied van veiligheid, duurzaamheid, welzijn, gezondheid, ethische aanvaardbaarheid, enz. en soms ook randvoorwaarden die niet in toetspunten geformuleerd kunnen worden maar waarvan klip en klaar wordt gezegd dat het niet is toegestaan. Die beide rollen van de overheid moeten in de institutionele structuur ook duidelijk uit elkaar worden gehouden, want anders worden de betrouwbaarheid en de informatieverstrekking in de richting van de burgers geweld aangedaan. Er wordt wel gezegd dat met name het ministerie van VROM met zijn regelgeving afremt, terwijl anderen gas willen geven, maar net als in het verkeer is het verstandig om bepaalde ontwikkelingen soms even af te remmen. Beide rollen moeten worden vervuld en ook die moeten in de institutionele structuur uit elkaar worden gehouden. Dat kan inhouden dat onderzoek in de laboratoriumfase wordt gestimuleerd, maar dat vervolgens wordt gesteld dat het risico van een veldproef toch te groot is.

Betrouwbaarheid van de overheid is ook op dit punt buitengewoon belangrijk en dat kan zij zijn door het inbouwen van checks and balances. Biotechnologie is geen veld waarop dat centraal georganiseerd moet worden. Aan de andere kant heeft de staatssecretaris begrip voor de wens om een en ander eenvoudiger en transparanter te maken. Echter, als je kijkt naar alle commissies en adviesraden die op dit terrein werkzaam zijn, is er geen of in ieder geval heel weinig sprake van personele overlapping of van werkzaamheden die dubbel worden gedaan. Als er al dezelfde werkzaamheden worden getoetst, is dat vanuit verschillende invalshoeken, zodat alle aspecten worden belicht en het de politiek mogelijk wordt gemaakt om een en ander tegen elkaar af te wegen en te besluiten. Als overigens wordt gesteld dat al die commissies en adviesraden samen kunnen, moet men zich wel realiseren dat biotechnologie voor sommige commissies slechts een klein onderdeel is van hun werkzaamheden. De CCMO bijvoorbeeld heeft verleden jaar 5 gentherapieprotocollen goedgekeurd en 120 beoordelingen gemaakt van onderzoek bij minderjarigen en/of wilsonbekwamen dat niets met biotechnologie te maken had. Het Rathenau Instituut merkt dan nog op dat je alleen tot verandering moet overgaan als er grote ontevredenheid over bestaat en dat kan hij in ieder geval van de COGEM niet zeggen. Hiermee wil hij uiteraard niet gezegd hebben dat er op dit punt nooit iets zal veranderen, want er zijn immers al afspraken gemaakt over een evaluatie. De COGEM is daar al mee bezig en de CBD zal dat het volgend jaar doen. Als er iets verbeterd kan worden, zal dat niet worden nagelaten.

De door de heer Ormel voorgestelde raad voor ethiek en biotechnologie lijkt hem wel sympathiek als die dan maar niet helemaal los komt te staan van de dagelijkse praktijk van het toetsen. Er is niets op tegen om dan tevens te bezien of die wellicht in de plaats kan komen van een of meer andere organen. Hij vindt het in ieder geval een goed idee om de signaleringen van de verschillende commissies en adviesraden die de technische ontwikkelingen met name in relatie met het maatschappelijke debat bijeenbrengen en afwegen, en deze signaleringen dan vervolgens aan de Kamer aan te bieden opdat zij daarover een integraal debat kan voeren. Zo mogelijk kan daarvan ook nog een vertaalslag gemaakt worden in de richting van de burgers opdat het publieke debat daarover beter kan worden gevoerd.

Het Hoofdlijnenakkoord spreekt inderdaad over een vermindering van de administratieve lasten. Het kabinet heeft dat vertaald in taakstellingen waaraan onder leiding van het ministerie van Financiën nu ook hard wordt gewerkt. Omdat biotechnologie een interdepartementaal beleidsterrein is, is afgesproken om de voorstellen voor lastenverlichting in de sfeer van wet- en regelgeving op het gebied van biotechnologie medio 2004 aan de Kamer voor te leggen, waarbij ook de mogelijkheid van dat ene loket zal worden bezien, maar dat moet dan wel daadwerkelijk effectiever zijn dan het op dit moment gaat, en beide rollen van de overheid moeten zichtbaar blijven. Overigens is het juist dat lastenverlichting in de sfeer van de wet- en regelgeving natuurlijk wel wordt begrensd door Europese wet- en regelgeving en internationale verdragen.

Het integrale toetsingskader is beschrijvend van aard, zoals volgens de staatssecretaris overigens ook de bedoeling was. Het kabinet heeft daarbij aangegeven dat dit langzamerhand ontstane kader niet hoeft te worden uitgebreid. Kenmerkend voor de nota Verantwoord en zorgvuldig toetsen is dat met het bestaande kader huidige en toekomstige ontwikkelingen kunnen worden getoetst onder andere doordat het proces normen bevat, zodat rekening kan worden gehouden met de ontwikkeling in de diverse sectoren, mede gevoed door signaleringsdiscussies. Het is dus geen statisch, maar een dynamisch verhaal. Het toetsingskader moet wel heel gedifferentieerd zijn omdat het ook een heel gedifferentieerd veld is. Het gaat om verschillende soorten handelingen: in een laboratorium, met behulp van veldproeven; het gaat om verschillende organismen: mens, dier, plant, micro-organismen; het gaat om verschillende waarden: de menselijke waardigheid, de intrinsieke waarde van het dier, risico's op het gebied van milieu, gezondheid, enz. In zo'n toetsingskader moeten alle aspecten worden benoemd. Het vergroten van transparantie en betrokkenheid van de samenleving bij het ontwikkelen van het kader moet ook een permanent proces zijn, opdat eenieder de dilemma's duidelijk wordt. Het kabinet is van mening dat het huidige toetsingskader flexibel en zorgvuldig is, dat het een grote diversiteit van structuren in zich heeft, dat het zich zowel richt op toetsing van concrete gevallen als op meer algemene regels voor deelgebieden. Aan verdieping en structurering van de discussie kunnen expertcommissies een bijdrage leveren. In de nota is aangegeven dat Nederland geen eiland is en zich moet bewegen in de Europese en mondiale context. Hieruit moge blijken dat de huidige stand van zaken door het kabinet niet als statisch wordt gezien, maar juist mogelijkheden biedt om nieuwe inzichten en informatie adequaat in het toetsingskader te verwerken. Dat zou periodiek moeten gebeuren na een gezamenlijk debat, gevoed door de signaleringen en kennis van de verschillende organen.

De door de Kamer gevraagde integraliteit is volgens de staatssecretaris geboden omdat nu voor het eerst de verschillende aspecten van biotechnologie samenhangend zijn beschreven. Het toetsingskader is volgens het kabinet een goed kader dat dynamisch en op verschillende onderdelen verder kan worden ingevuld. Het is een proces, een wisselwerking, gevoed door kennis van deskundigen en door het publieke debat, tussen Kamer en kabinet waarmee het toetsingkader op concrete punten nader kan worden ingevuld of aangevuld.

In zijn reactie heeft het kabinet het door de WRR gesuggereerde virtuele kenniscentrum afgewezen omdat het niet het idee heeft dat alle erbij betrokken partijen dezelfde waarde hechten aan wetenschappelijke kennis. Omdat hijzelf toch wel wat voordelen van zo'n kenniscentrum ziet, zal hij in overleg met zijn collega's bezien of er op dat punt wellicht wat kan worden geleerd van het Centre for Society en Genomics dat onder andere tot taak heeft om het maatschappelijke debat over genomics te stimuleren en te voeden.

Het kabinet is het met de WRR eens dat het een taak voor de overheid is om transparante informatie en communicatie over wetenschappelijke kennis te stimuleren, maar ziet dat ook als een taak voor het daarbij betrokken bedrijfsleven vanuit het maatschappelijk verantwoord ondernemen. De overheid voert die taak uit door het stimuleren van enkele stichtingen, zoals de Stichting toekomstbeelden techniek, Naturalis, Nemo, het Rathenau Instituut en het NWO. Naast het faciliteren van dit type kennisoverdracht zet de overheid zich in voor de voorlichting over biotechnologie en overheidsbeleid, onder andere via het Voedingscentrum. Het kabinet ziet die rol van de overheid dus wel degelijk.

De lengte van de procedures voor veldproeven en ingeperkt gebruik zijn Europees bepaald. Er staan 17 weken voor veldproeven, daarvan zijn er enkele weken nodig voor de ambtelijke verwerking en ook de COGEM heeft enkele weken de tijd om haar advies op te stellen. In die 17 weken moet er heel veel gebeuren, zoals beoordeling, het behandelen van de aanvraag, het opstellen van de ontwerpvergunning, publicatie, terinzagelegging, enz. Het is allemaal inderdaad erg krap, maar die krapte is wel over alle actoren verdeeld.

Vooralsnog lijkt het het kabinet niet noodzakelijk om het nut-risicoformulier verplicht te stellen. Er is geen wettelijke basis voor, het zou verdergaan dan de EU-regels voorschrijven en bovendien wil het kabinet eerst ervaring opdoen met het nut-risicoformulier en wat daarmee samenhangt om te bezien of dat meerwaarde heeft.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport merkt op dat op dit moment biotechnologie en met name genetica op het terrein van volksgezondheid al een grote rol speelt die naar verwachting in de toekomst alleen maar groter zal worden. Ook daarom lijkt het haar zinvol om in de toekomst vaker hierover met de Kamer van gedachten te wisselen opdat de ontwikkelingen nauwgezet kunnen worden gevolgd en desgewenst of zo nodig ook ietwat kunnen worden bijgestuurd.

Zij heeft de stellige verwachting dat in de sfeer van de volksgezondheid met name op het gebied van diagnostiek, preventie en behandeling kansen die biotechnologie biedt zullen kunnen worden benut. Medische biotechnologie biedt grote kansen en haar inzet is dan ook het stimuleren van de benutting daarvan, maar natuurlijk niet tot elke prijs. Er spelen ook ethische en maatschappelijke aspecten een rol die moeten worden afgewogen tegen het nut. Het kabinet staat in beginsel positief tegenover benutting van de mogelijkheden van biotechnologie, maar houdt tevens de ogen open voor mogelijke risico's van de genetische revolutie.

Het gaat kortom om een evenwichtige toepassing in de gezondheidszorg. Daar is transparante besluitvorming voor nodig met behoud van de keuzevrijheid voor de patiënt. Een taak van haar departement is om op dat punt actief en proactief beleid te ontwikkelen en te voeren. Belangrijk uitgangspunt daarbij is het streven om eenieder ongeacht zijn genetische constitutie en onvolkomenheden te accepteren en tot zijn recht te laten komen: dat betreft het recht op volwaardig burgerschap. Een mogelijk ongelijke positie van bijvoorbeeld gehandicapten moet dan ook worden voorkomen.

Om dit te bewerkstelligen moeten de burgers in staat worden gesteld om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Zij moeten daartoe kunnen beschikken over voldoende en evenwichtige informatie. Communicatie tussen de werkers in de gezondheidszorg en de patiënten speelt daarbij een grote rol, vooral daar moet informatie-uitwisseling tot stand kunnen komen. Om de kwaliteit van de zorg te verbeteren is eveneens een goede informatievoorziening in de richting van medewerkers in de gezondheidszorg nodig, evenals een goede discussie over kwaliteit, veiligheid en effectiviteit van de behandeling. Daartoe is dit jaar onder andere het forum Biotechnologie en genetica opgericht. Daarin wordt bezien wat er op het gebied van biotechnologie mogelijk is en of dat al dan niet bevorderd moet worden. In de nota Verantwoord en zorgvuldig toetsen stelt het kabinet ook duidelijk dat het fenomeen biotechnologie zeer genuanceerd behoort te worden benaderd. Inderdaad moet niet alles mogen wat ook maar kan. Dat forum moet ruimte bieden voor uitwisseling van informatie en voor discussie tussen veldpartijen onderling en met de overheid. Ook door het opstellen van zgn. issuepapers, wil het forum een bijdrage proberen te leveren aan besluitvorming. De huidige structuur biedt volgens de staatssecretaris voldoende flexibiliteit om uit een oogpunt van effectiviteit desgewenst wijzigingen door te voeren. In het voorjaar zal worden bekeken hoe het forum tot dan toe heeft gefunctioneerd. Als er vanuit de Kamer wordt gewezen op het beperkte budget, ziet zij niet in waarom de ondernemende partijen in het forum niet een financiële bijdrage zouden kunnen leveren, als het ware een PPS-constructie om zo te komen tot instandhouding ervan. Ook zij hebben er immers nut van.

Het is een interactief beleidsproces dat na discussies met de samenleving en na informatieverstrekking door de wetenschap kan uitmonden in voorstellen. Het is de bedoeling om burgers en organisaties al in een heel vroeg stadium bij de beleidsvorming te betrekken. De ervaringen in de eerste fase van het project biotechnologie als open beleidsproces laten duidelijk voordelen van dat interactieve beleidsproces zien. Zo blijkt dat door het stellen van vragen het debat in veel partijen wordt geëntameerd. Er komen nieuwe gezichtspunten en er ontstaat snel een overzicht van en een goed inzicht in het kennisniveau. Er komen oplossingen naar boven die nooit door het departement alleen hadden kunnen worden bedacht, dus een grote toegevoegde waarde. Het biedt kortom een goede kans om een transparant beleidsvormingstraject te volgen. Zij is er al met al van overtuigd dat de medische biotechnologie zich goed leent voor het toepassen van innovatieve beleidstechnieken. Het kabinet ziet dan ook graag dat deze methodiek van interactieve beleidsvoering op meer beleidsterreinen wordt gebruikt. Binnen het departement van VWS zullen de medewerkers dan ook meer bekend worden gemaakt met de mogelijkheden en onmogelijkheden van interactief beleid op basis van de ervaringen die met dit project zijn en worden opgedaan.

Een van de thema's van het project biotechnologie is communicatie en voorlichting, waaronder met name de publieksdiscussie. Rond februari 2004 zal de staatssecretaris zich beraden op de resultaten en op basis daarvan een VWS-beleidsagenda opstellen en aan de Kamer voorleggen. De bij de biotechnologie betrokken departementen bezien op dit moment de mogelijkheden om rondom communicatie en voorlichting gezamenlijk beleid te ontwikkelen. Zij gaat ervan uit dat daarover in de loop van het volgend jaar meer duidelijkheid zal kunnen worden verstrekt.

Van de implementatie van de Europese Octrooirichtlijn in de Nederlandse wet- en regelgeving heeft zij een overzicht gemaakt dat zij de voorzitter overhandigt.

In tegenstelling tot mevrouw Van Velzen is volgens haar het aantal dierproeven niet gestegen. In 2002 was dat lager dan dat in 2000, maar inderdaad iets hoger dan in 2001. Als het door de jaren heen wordt bezien, is het toch een vrij stabiel beeld.

Ook de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vindt het belangrijk dat er debat plaatsvindt over onder andere de oordeelsvorming over de ethische aanvaardbaarheid van biotechnologie bij dieren, waarbij de intrinsieke waarde van het dier voorop moet blijven staan en de belangen van het dier niet automatisch meer ondergeschikt worden geacht aan de belangen van de mens. Dat was ook het uitgangspunt voor de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Het gebruik van het dier moet dus gerechtvaardigd en verantwoord worden. Dat heeft geleid tot een neen, tenzij-beleid op het gebied van biotechnologie bij dieren, hetgeen wezenlijk verschilt met dat bij planten waar een ja, mits-beleid wordt gevoerd. In de COGEM vindt dus een totaal andersoortige afweging plaats.

Het verrichten van biotechnologische handelingen bij dieren en embryo's van dieren is verboden, tenzij de minister van LNV daarvoor een vergunning afgeeft. Voor het toestaan van dergelijke biotechnologische handelingen moet dan ook een goede reden zijn. De minister verleent die vergunning indien aan een aantal voorwaarden is voldaan. Er mag geen sprake zijn van onaanvaardbare gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van het dier en er mogen geen doorslaggevende ethische bezwaren tegen de handelingen bestaan. De CBD adviseert de minister daarover op basis van een set heldere criteria. Het doel van dat vergunningenstelsel is om op die manier inzicht te krijgen in hetgeen ethisch gezien problematisch is. Door het doen komt men die ethische vragen tegen. De toetsingsprocedure en de maatschappelijke discussie moeten stap voor stap meer duidelijkheid geven over ethische toelaatbaarheid van biotechnologische handelingen bij dieren. Die staan niet los van elkaar maar versterken elkaar en dragen bij aan de mening- en oordeelsvorming over de ethische toelaatbaarheid van biotechnologie bij dieren. Ethische kwesties die de CBD signaleert komen in de maatschappelijke discussie aan de orde. De argumenten die daarin naar voren komen, betrekt zij ook bij haar overwegingen. Het is eigenlijk een simultaan proces van afweging en publieke meningsvorming. Uiteindelijk is het de politiek die op basis van inzichten en argumenten inzake ethische aanvaardbaarheid tot een zorgvuldige afweging moet komen van handelingen die wel of niet door de beugel kunnen. Volgens de minister volgt hieruit dat het Besluit biotechnologie bij dieren in de huidige vorm een tijdelijk karakter heeft. Als de grenzen van aanvaardbaar biotechnologisch handelen bekend zijn, kan de politiek besluiten om bepaalde biotechnologische handelingen voorgoed te verbieden of toe te staan zonder dat daarvoor een vergunning nodig is. Dat is een uitkristallisatie van enerzijds de discussie over ethisch handelen en anderzijds de praktijk en het maatschappelijke debat dat daarmee hand in hand gaat. In 2004 zal het beleid ter zake van biotechnologie bij dieren worden geëvalueerd hetgeen de afwegingsbasis zal moeten opleveren voor politieke besluitvorming.

De vijf criteria die het CBD hanteert, zijn de volgende. Is het onderzoek van substantieel wetenschappelijk en maatschappelijk belang voor mensen? Is dat niet het geval, dan adviseert zij negatief. Zijn er reële alternatieven voor het onderzoek? Zo ja, dan adviseert zij negatief. Wat zijn de effecten op de gezondheid en het welzijn van het dier? Op dat moment komt de commissie op de intrinsieke afweging. In welke mate wordt de integriteit of eigenheid van het dier aangetast? Dan neemt de commissie de zelfstandige waarde van het dier in aanmerking. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in aantasting van de uiterlijke verschijningsvorm of van het genetisch materiaal. Ten slotte maakt de commissie de finale afweging of het maatschappelijke belang van het onderzoek opweegt tegen eventuele schade aan de gezondheid, het welzijn en de integriteit van het dier. Tot nu toe slaan alle verstrekte vergunningen met betrekking tot gewervelde dieren op biomedisch onderzoek waarmee het gezondheidsbelang van mensen is gemoeid en dat zich richt op het ontstaan, de ontwikkeling en therapie voor ziekten als kanker, hart- en vaakziekten en ziekten van het afweersysteem en dat van substantieel maatschappelijk belang wordt geacht. Dat de rechter een aantal vergunningen heeft teruggedraaid, wil volgens de minister helemaal niet zeggen dat de CBD haar werk niet goed zou hebben gedaan. De rechter heeft andere overwegingen dan de intrinsieke een rol laten spelen op grond waarvan de CBD tot zijn oordeel is gekomen. Dat kan nooit worden uitgesloten.

Naast de toetsingsprocedure is een nieuwe structuur gevormd die ervoor zorgt dat de noodzakelijke maatschappelijke inbreng in het ethische debat wordt verdiept en versterkt. Er worden halfjaarlijkse discussiebijeenkomsten georganiseerd over algemeen ethische aspecten van biotechnologie bij dieren, waardoor de CBD de gevoelens die in de samenleving leven op het gebied van biotechnologie bij dieren kan peilen en de naar voren gebrachte argumenten kan wegen. Inmiddels zijn er twee geweest. De reacties zijn zeer positief. De verslagen van die bijeenkomsten worden naar de Kamer gestuurd. Op deze manier wordt de CBD beter geïnformeerd over gevoelens die op dit punt in de samenleving leven. Ook burgers worden bij die discussie betrokken. Zij krijgen informatie over het onderwerp en over de manier waarop zij desgewenst aan die discussie kunnen deelnemen. Mede op verzoek van LNV besteedt de CBD in de jaarverslagen aandacht aan ethische kwesties en vragen die uit de toetsingsprocedure voortkomen. Ook die kwesties komen in de discussiebijeenkomsten aan de orde.

Naast die maatschappelijke discussie wordt gestreefd naar vergroting van transparantie en toegankelijkheid. Sinds 2001 zet LNV alle relevante informatie op het internet: adviezen, ontwerpbesluiten, aankondigingen van hoorzittingen, besluiten en jaarverslagen van de CBD.

Het afgelopen jaar heeft LNV onderzoek opgezet dat bijdraagt aan de signalering van nieuwe ontwikkelingen en de versterking en verbreding van de maatschappelijke discussie. Daarin zijn opgenomen internationale trends. Het is de bedoeling om die internationale maar ook nationale trends in beeld te brengen om daarop vervolgens beter te kunnen anticiperen.

Volgens de minister is het niet noodzakelijk dat er binnen de CBD consensus bestaat over wezenlijke vraagstukken. Het niet aanwezig zijn van consensus kan juist vruchtbaar zijn en toont ook aan dat de discussie met de CBD geen einde heeft genomen. Gelet op de complexiteit van de materie is dat maar goed ook. De ontwikkeling van de biotechnologie bij dieren en de ethische vragen die daarmee samenhangen zijn nog lang niet aan een eindoordeel toe waarop politieke besluitvorming zou kunnen worden gebaseerd. Hoewel de meeste adviezen van de CBD unaniem zijn, is het een goede zaak dat er verschillende discussies plaatsvinden. Wat dit betreft neemt hij als leidraad de woorden van een wijsgeer die zei: Ban de twijfel niet uit, de twijfel zuivert!

Nadere gedachtewisseling

De heer Ormel (CDA) ziet natuurlijk heel wel in dat er veel getoetst moet worden, maar nu de biotechnologische ontwikkeling veel verder is geschreden, is het des te meer noodzakelijk om duidelijke lijnen te trekken. Wat dit betreft stelt het antwoord van de regering hem ietwat teleur. Het komt erop neer dat het op dit moment toch allemaal heel goed gaat, dat al die commissies nodig zijn, is er uitgebreid toegelicht hoe al die commissies werken. De staatssecretaris van VROM heeft toegezegd dat er medio 2004 een plan voor vereenvoudiging komt, maar verder bekent het kabinet in dezen toch geen kleur. De bewindslieden zeggen eigenlijk dat de overheid dat ook niet kan gelet op de institutionele structuur, maar zijns inziens is het toch tijd geworden om als overheid op dit terrein duidelijke keuzes te maken. Dat kunnen nooit keuzes zijn waar de gehele bevolking achter staat, maar het moet wel duidelijk worden gemaakt waar in ieder geval de meerderheid naar toe wil.

Hij is blij met de toezegging dat de regering nogmaals wil kijken naar het virtuele kenniscentrum, maar hij hoopt uiteraard dat het niet bij kijken blijft en dat zij naast het remmen en gas geven ook nadrukkelijk wil gaan sturen.

Hij verzoekt de staatssecretaris van VWS nogmaals met nadruk om een bundeling van alle commissies en adviesraden, opdat duidelijker wordt welke commissie zich met welke biotechnologie bezighoudt. Zoals het op dit moment is geregeld, vindt hij het te versnipperd.

De beschrijving van de werkwijze van de CBD door de minister is natuurlijk juist, maar als je kijkt naar de zelfevaluatie en hoort welke geluiden er uit die CBD komen, dan blijkt daar toch uit dat zijzelf niet tevreden is met de manier waarop het nu gaat. Hij heeft de minister niet horen spreken over de DEC's, over het gebrek aan transparantie, over de juridisering van de CBD waarover zijzelf ook klaagt. Zij kan niet doen waarvoor zij eigenlijk is bedoeld. Hij verzoekt de minister dan ook om bij de evaluatie van de CBD ook de DEC's te betrekken en om tot een vereenvoudiging te komen.

De Kamer heeft op een gegeven moment uitgesproken dat het klonen van mensen niet kan en dat is ook in de wet verankerd. Natuurlijk kunnen ook commissies zeggen dat dit niet kan, maar als het in de wet staat, is het wel duidelijker. Even duidelijk zou dat zijns inziens moeten gebeuren als het gaat om genetische verandering van dieren ten behoeve van de voedselproductie, van de sport of van de fokkerij. Dat moet vooraf duidelijk worden gemaakt en niet pas als dat genetisch gemodificeerde dier er eenmaal is.

Mevrouw Van Heteren (PvdA) heeft in haar eerste termijn gesproken over de noodzaak tot bedachtzaamheid en zorgvuldigheid, in haar tweede termijn wil zij de noodzaak tot passie benadrukken. Na anderhalf jaar zwijgen praat de Kamer erover in aanwezigheid van de core van geïnteresseerden. Op dit moment wil in ieder geval de politiek, maar het antwoord van de regering blijft een beetje bij het brave en binnen de bekende kaders en er wordt niets gezegd over de druk en de tegendruk die zij op dit gebied tegenkomt, nationaal noch internationaal. Ook spreekt zij te weinig in termen van de grote technologie van deze eeuw. Het is een biotechnologische wereld geworden. Hoe de burgers in die ontwikkeling worden meegenomen en erbij worden betrokken, is niet duidelijk gemaakt.

Zij had de bewindslieden gevraagd om vanuit de eigen positie aan te geven waar zij de hete adem van internationale ontwikkelingen voelen, maar heeft daar niets over gehoord.

Ook heeft zij gezegd dat alle partijen een maatschappelijke verantwoorde rol in dit proces hebben en gevraagd hoe de bewindslieden maatschappelijk verantwoord ondernemerschap zouden kunnen faciliteren. Er is over lastenverlichting gesproken, maar dat vindt zij toch wat mager. Zijn er geen creatievere manieren waarop het maatschappelijk verantwoord ondernemen kan worden ondersteund?

Mevrouw Terpstra (VVD) herhaalt dat haar fractie biotechnologie buitengewoon belangrijk vindt en ziet als een van de allerbelangrijkste motoren voor de toekomstige groei. Zij heeft niet alleen gezegd dat de onwenselijkheden met beleid moeten worden bestreden, maar ook dat er ruimte moet komen voor wetenschap en het bedrijfsleven voor biotechnologische ontwikkelingen. Die ruimte moet worden geschapen door verbetering en harmonisering van de procedures en vooral door het wegnemen van belemmeringen. Toen zij de beantwoording van de bewindslieden hoorde, moest zij denken aan een middeleeuws plaatje van twee steenhouwers. Op de vraag waarmee zij bezig waren, zegt de een «ik houw stenen», maar «ik bouw een kathedraal». Die laatste houding heeft zij node gemist, met name toen de minister van LNV terecht sprak over de intrinsieke waarde van het dier en het ethische toetsingskader, er vervolgens een grote loftrompet kwam op de CBD maar niets zei over ondoelmatige procedures en wetgeving, niets over mogelijkheden om een en ander te beperken tot de Wet op de dierproeven, niets over rechtsongelijkheid in internationaal verband. Het blijft maar doorpraten op dezelfde manier. Dan ziet zij toch liever de benadering van de staatssecretaris van VWS die met allure biotechnologie als open beleidsproces ziet en probeert anderen erbij te betrekken, hoewel zij met enige argwaan heeft gehoord dat VWS rond februari 2004 biotechnologie op de beleidsagenda zal zetten. Mevrouw Terpstra hoopt dat de staatssecretaris in ieder geval nog een slagje meer zal kunnen maken.

Zij is blij met de toezegging van de staatssecretaris van VROM dat lastenverlichting en bureaucratie echt zullen worden aangepakt en dat hij medio 2004 met voorstellen daartoe zal komen. Als hij dan vervolgens komt met het voorbeeld van het niet verplicht stellen van een nut-risicoformulier, daarna zegt dat eerst de meerwaarde ervan moet worden bezien en dat het dan wellicht verplicht moet worden gesteld, dan is dat toch wel erg contrair. Als hij overigens toch de meerwaarde van dit formulier beziet, wil hij dan tevens de meerwaarde bezien van die importtoets die er in ieder geval naar de mening van de VVD-fractie niet is?

Mevrouw Van Velzen (SP) merkt in de richting van de staatssecretaris van VROM op dat zij wel degelijk signalen vanuit de COGEM heeft gehad dat zij tijd tekort komt om goed afgewogen adviezen af te geven. Dat zou kunnen leiden tot onzorgvuldige besluitvorming en zij verzoekt de staatssecretaris dit na te gaan en daarover zo nodig in contact te treden met de COGEM.

Zij verzoekt alsnog een antwoord op haar verzoek om verstrekte vergunningen te publiceren in huis-aan-huisbladen.

De heer Van der Vlies sneed terecht de keuzevrijheid aan. Hoe ver is de staatssecretaris gegaan om binnen de ontwikkelingen die op het gebied van biotechnologie plaatsvinden die keuzevrijheid die toch ook dit kabinet voorstaat te beschermen?

Minister Veerman stak inderdaad de loftrompet over de CBD. De doelstelling van de CBD was toch opheldering en versterking van de morele positie van het dier ten opzichte van opkomende biotechnologie? In de evaluatie die de CBD zelf heeft uitgevoerd – je moet er dan toch van uitgaan dat die eerlijk en integer is – staat duidelijk aangegeven dat voor een aantal leden de integriteit van het dier eigenlijk geen significante rol speelt. Unanimiteit hoeft er inderdaad niet te zijn, maar die constatering knaagt toch wel aan de uitgangspunten van deze commissie? Mevrouw Van Velzen meent dat de minister daar toch een oordeel over moet hebben.

Zij heeft er alle begrip voor dat de staatssecretaris van VWS het antwoord op haar vraag naar het aantal dierproeven niet paraat heeft, maar die was toch gebaseerd op toezeggingen die zij tot tweemaal toe heeft gedaan. Zo'n zes weken geleden heeft mevrouw Van Velzen namens de commissie om inzage gevraagd in voorgestelde heffingen, overleg met het bedrijfsleven, enz. Daarom verneemt zij nu toch wel graag wanneer de staatssecretaris die belofte denkt na te kunnen komen.

De heer Van der Vlies (SGP) herhaalt de kernvraag of de integraliteit van het ethische toetsingskader wel voldoende is gewaarborgd. De staatssecretaris van VROM zei dat het toch gaat zoals de Kamer het wilde en dat als het beter kan dat zeker niet zal worden nagelaten. Het is dus geen statisch kader, maar een dynamisch dat voortdurend aan verandering onderhevig is, afhankelijk van de ontwikkelingen. Een toetsingskader kan grofweg gezegd tot twee uitkomsten leiden, namelijk ja of neen. Op basis van zijn eigen ethische overwegingen vindt de heer Van der Vlies bepaalde zaken gewenst of ongewenst, dat bepaalde dingen kunnen, maar andere zeker niet. Dat wil hij overeind houden, al moet hij erkennen dat dit in de praktijk moeilijk vol te houden zal zijn. Hij zou in ieder geval tijdig in de gelegenheid willen worden gesteld om een en ander te kunnen afwegen, met name in de politiek, want daar ligt toch het primaat. Om dat te kunnen doen, had hij de hoop dat de bewindslieden wat meer tegemoet zouden willen komen aan enkele suggesties vanuit de Kamer om de tracering van nieuwe ontwikkelingen als het ware te institutionaliseren, in ieder geval te regelen. Daar zou bijvoorbeeld de door de heer Ormel voorgestelde raad voor kunnen worden benut. De staatssecretaris van VROM sprak over laboratoriumproeven en veldproeven met verschillende toetsingskaders, maar als men nu een laboratoriumproef mag beginnen en weet dat voor de maatschappelijke relevantie van eventuele vindingen een veldproef onontkoombaar is, moet men toch kunnen voorzien dat ook die proef mag? Als dat niet kan, wat heeft die laboratoriumproef dan voor zin?

De discussiebijeenkomsten zijn zowel door de staatssecretaris van VWS als door de minister van LNV genoemd. Dat is op zich een prima instrument als ze maar wel leiden tot een zich verstaan met een representatief deel van de samenleving. In de aanbieding van het verslag van de tweede discussiebijeenkomst van 12 juni jl. in Ede constateert voorzitter Jacobs toch dat het op de eerste bijeenkomst nog wel meeviel, maar dat er op de tweede bijeenkomst toch vrijwel uitsluitend mensen waren die verbonden waren aan een bepaalde organisatie, terwijl het toch de bedoeling was om een dwarsdoorsnede van het Nederlandse volk aan die discussies te laten deelnemen. De heer Van der Vlies kan dat natuurlijk de bewindslieden niet verwijten, want je kunt nu eenmaal niemand dwingen naar zo'n bijeenkomst te gaan, maar als dat nu een trend wordt, maakt dat ook de beperktheid van dit instrument zichtbaar. Dat ingewijden met elkaar van gedachten wisselen is goed, maar het gaat in dezen toch ook om de transfer naar het grondvlak van de samenleving.

De staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer heeft in zijn beantwoording geprobeerd aansluiting te zoeken bij de manier waarop wordt gekeken naar zowel de kansen van biotechnologie als de institutionele structuur om die te begeleiden en om de overheid, het bedrijfsleven, de wetenschap, waaronder de adviescommissies en adviesraden, hun verschillende rollen te laten spelen, daarbij rekening houdend met de dynamiek van de biotechnologie in deze hoog ontwikkelde en goed opgeleide samenleving. Het is zeker niet uit luiheid dat hij heeft geprobeerd argumenten aan te dragen waarom die structuur goed werkt. Hij heeft ook duidelijk gemaakt dat hij zeker bereid is om daar waar het wenselijk of noodzakelijk wordt geacht tot wijzigingen te komen. Om die verschillende rollen duidelijk te maken, noemt hij het voorbeeld van een auto, waarvoor een APK is ingesteld. Om een auto te kunnen rijden, is een rijbewijs vereist en een APK-keuring. Die twee toetsingsinstanties moeten volgens hem niet bij elkaar worden gevoegd met het idee dat het daardoor beter wordt. Beide instanties kijken op een heel andere manier naar eenzelfde product en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Hij wil hier maar mee zeggen dat het samenvoegen van verschillende instanties alleen maar zinvol is als dat een duidelijke meerwaarde heeft voor het proces waarom het gaat en een oplossing biedt voor eventuele vraagstukken op het gebied van coördinatie en afstemming.

Hij heeft in ieder geval duidelijk begrepen dat er een grote behoefte bestaat aan een periodieke, een tweejaarlijkse trendmatige analyse van enkele ontwikkelingen en dilemma's in de biotechnologie om daarmee ook de politiek te informeren. Hij zegt dan ook toe om de drie commissies van de verschillende departementen – COGEM, CBD en CCMO – op te dragen om vanuit hun verschillende terreinen gezamenlijk zo'n samenhangende trendmatige analyse te maken. Daarover kan dan in dit huis worden gediscussieerd en kan wellicht op basis daarvan een nadere vulling worden gegeven aan de toetsingskaders. Zo kan er dynamiek ontstaan tussen de samenleving en de instituten en kan de Kamer haar politieke rol invulling geven. Er is dan sprake van voortschrijdend inzicht en derhalve ook van een voortschrijdend toetsingskader.

Voorts merkt de staatssecretaris op dat de toezegging van minister Pronk om de vergunningen te publiceren wordt uitgevoerd en dat die publicatie plaatsvindt in zowel de landelijke kranten als de lokale huis-aan-huisbladen.

In de richting van mevrouw Van Heteren merkt hij op dat hem zo'n risicovolle ontwikkeling, waarvan hij de hete adem voelt, lijkt de twee sporen van enerzijds de ontwikkeling in de VS van GGO-producten, anderzijds de manier waarop in Europa met dergelijke gewassen wordt omgegaan en hoe dat qua producten met elkaar gaat clashen in WTO-verband.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport merkt op dat het forum Biotechnologie en genetica niet zomaar een nieuw forum is, maar dat dit is ontstaan door de samenvoeging van twee fora, het forum Genetica in de gezondheidszorg en het platform Medische biotechnologie. Toen zij nog Kamerlid was, heeft zij ook nadrukkelijk gepleit voor samenvoeging waar mogelijk en zeker niet voor meer platforms. In de rol die zij nu heeft, heeft zij dan ook geprobeerd aan dat pleidooi invulling te geven. Overigens is zij het met haar collega van VROM eens dat elke commissie haar eigen karakter heeft en het niet nuttig is om alles maar op een hoop te gooien.

Als het gaat om kleur bekennen, wijst zij erop dat op haar departement vorige maand een meeting heeft plaatsgevonden van nationale en internationale experts over gendoping. Dat is mede gedaan om niet altijd achter de feiten aan te hollen en om nu eens proactief te kunnen reageren. Dat is moeilijk genoeg, maar zij vindt het zeker de moeite waard om dat te blijven proberen. Waar er keuzes kunnen en/of moeten worden gemaakt, moet dat ook gebeuren! Het is inderdaad de bedoeling om in begin 2004 met een beleidsagenda naar de Kamer te komen met heldere doelstellingen en concrete acties op het gebied van medische biotechnologie. Dat is een dynamisch proces, een zoektocht die daarmee vorm wordt gegeven.

Zij geeft mevrouw Van Velzen ruiterlijk toe dat toezeggingen moeten worden nagekomen en belooft dan ook nadrukkelijk dat zij voor de begrotingsbehandeling uitsluitsel daarover zal krijgen. Dierproeven zijn overigens niet meer haar portefeuille maar die van haar minister. Indertijd was zij daar ad interim voor verantwoordelijk.

Als de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wordt uitgenodigd om kleur te bekennen, heeft hij altijd de welhaast onbedwingbare neiging om daaraan toe te geven en dan de kleur groen te noemen. Wat de vraag van de heer Ormel betreft, moet hij toch zeggen dat het zijns inziens te vroeg is om nu al met stelligheid te kunnen zeggen wat allemaal wel of niet mag. Op zich verschilt hij niet met hem van mening, maar de vraag is op welk moment je de grenzen kunt trekken. Als het gaat om biotechnologie bij dieren, is dat moment volgens hem wel nabij, maar nog niet aangebroken. Ook op dit punt is zorgvuldigheid een vereiste en gaat die voor snelheid.

Het was geenszins zijn bedoeling om de loftrompet te steken over de CBD, hij heeft uiteen willen zetten hoe zij werkt en heeft daarmee geen impliciet oordeel uitgesproken. Essentieel voor de CBD is het directe contact met de praktijk, met de mensen in de straat. Zij moet ook de kans krijgen om zich te bewijzen. In 2004 zal nauwgezet worden bezien of dat wel of geen zinvolle werkwijze is.

Er bestaat een groot verschil in het aantal aanvragen dat de DEC's per jaar krijgen voorgelegd – enkele duizenden – en het aantal dat de CBD krijgt voorgelegd, tussen de 10 en 20. De staatssecretaris van VROM heeft de Kamer op dit punt al een handreiking gedaan en de minister heeft waargenomen dat die met beide handen door de Kamer is aangegrepen. Hij zegt toe om te bezien of ook dit er kan worden ingepast, want niemand heeft er enig belang bij om zaken in stand te houden die overbodig zijn.

In de richting van mevrouw Van Heteren merkt hij op dat bijvoorbeeld door genetisch gemodificeerde zalm in de nek wordt gezeten.

Zijn ambtsvoorganger de heer Brinkhorst heeft de Kamer op 22 mei 2002 een brief geschreven waarin hij de suggestie van het Rathenau Instituut bestrijdt dat sommige leden van de CBD zich niet laten leiden door de intrinsieke waarde van het dier. Als dat inderdaad het geval zou zijn, dan hoeft er geen twijfel aan te bestaan dat ook hij van mening is dat iemand die zoiets doet, geen lid van die commissie behoort te zijn.

De heer Van der Vlies stelde terecht dat er meer mensen bij het debat zouden moeten worden betrokken, maar wierp daarbij eveneens terecht de vraag op hoe dat zou kunnen worden bewerkstelligd. Dat is inderdaad heel moeilijk. De mogelijkheden daartoe worden in ieder geval ruimschoots geboden, je nodigt mensen uit, maakt duidelijk om welke belangrijke aangelegenheden het gaat, maar mensen moeten zelf ook wel willen. Uit de gang van zaken rondom bijvoorbeeld de vogelpest blijkt wel dat men geweldig betrokken is bij wat er met dieren gebeurt, maar als het gaat om dit soort essentiële aangelegenheden versmalt het debat zich al heel snel tot een debat tussen deskundigen. Maar natuurlijk blijft hij ook op dit punt bereid om wellicht via nader onderzoek te bezien hoe dat zou kunnen veranderen.

De voorzitter memoreert de toezeggingen

– dat de CBD, de COGEM en de CCMO eens in de twee jaar een trendmatige analyse zullen maken;

– dat de Kamer medio 2004 zal worden geïnformeerd over de lastenverlichting, de vereenvoudiging en de stroomlijning van wet- en regelgeving op het gebied van biotechnologie;

– dat de mogelijkheden voor een virtueel kenniscentrum nader zullen worden bezien;

– dat concrete acties op het gebied van medische biotechnologie aan de Kamer zullen worden voorgelegd;

– en dat eveneens alternatieven voor dierproeven plus eventuele heffingen aan de Kamer zullen worden voorgelegd.

De voorzitter van vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Buijs

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Atsma

De voorzitter van de themacommissie Technologiebeleid,

Van Oerle-van der Horst

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Terpstra

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

De Haan

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

De Grave

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

Pater-van der Meer

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

De griffier van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Van Leeden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GroenLinks), Geluk (VVD), Örgü (VVD), Dijsselbloem (PvdA), ondervoorzitter, Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van As (LPF), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), De Ruiter (SP), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Koopmans (CDA), Spies (CDA), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA).

Plv. leden: Crone (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Van den Brand (GroenLinks), Luchtenveld (VVD), Oplaat (VVD), Boelhouwer (PvdA), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Algra (CDA), Kraneveldt (LPF), Varela (LPF), Ten Hoopen (CDA), Vergeer (SP), Vos (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Wolfsen (PvdA).

XNoot
2

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Cornielje (VVD), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Atsma (CDA), voorzitter, Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Van den Brand (GroenLinks), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Van Loon-Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Örgü (VVD), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Van Miltenburg (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Eerdmans (LPF), Lazrak (SP), Vos (GroenLinks), Van As (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Giskes (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Dubbelboer (PvdA).

XNoot
3

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Giskes (D66), voorzitter, Slob (ChristenUnie), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Kraneveldt (LPF), Van Dam (PvdA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Van der Laan (D66), Ormel (CDA), Van Velzen (SP), Samsom (PvdA).

XNoot
4

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Rijpstra (VVD), Lambrechts (D66), Buijs (CDA), Atsma (CDA), ondervoorzitter, Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Tonkens (GroenLinks), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA).

Plv. leden: Geluk (VVD), Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Griffith (VVD), Bakker (D66), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GroenLinks), Gerkens (SP), Dijsselbloem (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Loon-Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Blok (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA).

XNoot
5

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Eurlings (CDA), Wilders (VVD), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA), Szabó (VVD).

Plv. leden: Oplaat (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Stuurman (PvdA), Vos (GroenLinks), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam (PvdA), Sterk (CDA), Hirsi Ali (VVD), Van Miltenburg (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Waalkens (PvdA), Van Winsen (CDA), Geluk (VVD), Dittrich (D66).

XNoot
6

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), De Grave (VVD), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Slob (ChristenUnie), Van den Brink (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Van Fessem (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Van der Laan (D66), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Vos (GroenLinks), Weekers (VVD), Jan de Vries (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Lazrak (SP), De Ruiter (SP), Eerdmans (LPF), De Haan (CDA), Van Dijk (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Giskes (D66), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD).

XNoot
7

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GroenLinks), Rouvoet (ChristenUnie), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (VVD), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Nawijn (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Griffith (VVD), Van der Laan (D66), Visser (VVD).

Plv. leden: Van Hijum (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), Kalsbeek (PvdA), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Vergeer (SP), Arib (PvdA), Karimi (GroenLinks), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Varela (LPF), Joldersma (CDA), Hermans (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Örgü (VVD), Lambrechts (D66), Rijpstra (VVD).

XNoot
8

Samenstelling: Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Cornielje (VVD), Adelmund (PvdA), De Wit (SP), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Nawijn (LPF), Lazrak (SP), Wolfsen (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Schippers (VVD), Dubbelboer (PvdA), Kant (SP), Rijpstra (VVD), Slob (ChristenUnie), Wilders (VVD), Rambocus (CDA), Varela (LPF), Vergeer (SP), Van Nieuwenhoven (PvdA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Hermans (LPF), Atsma (CDA), Giskes (D66), Bruls (CDA), Van Bochove (CDA), Algra (CDA), Hamer (PvdA), Leerdam (PvdA), Griffith (VVD), Balemans (VVD), Eski (CDA).

Naar boven