Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2021
Hierbij wordt aan u het eindrapport van de evaluatie van de Commissie Genetische Modificatie
(hierna COGEM) aangeboden1. De COGEM adviseert de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over mogelijke risico’s
voor mens en milieu van de productie van, en handelingen met, genetisch gemodificeerde
organismen (ggo’s). Ook informeert de COGEM betrokken ministers of staatssecretarissen
over ethische en maatschappelijke aspecten verbonden aan genetische modificatie.
De taken van de COGEM zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer. Daarin is ook vastgelegd
dat de COGEM elke vier jaar een evaluatierapport dient uit te brengen dat door de
bewindspersoon, voorzien van een standpunt, aan beide Kamers der Staten-Generaal wordt
toegezonden2. De evaluatie waar u nu over wordt geïnformeerd beslaat de periode 2016–2020. Een
gelijkluidende brief is naar de Eerste Kamer verzonden.
De conclusies uit het eindrapport zijn positief. In het rapport is te lezen dat er
veel expertise aanwezig is binnen de COGEM en dat de kwaliteit van de adviezen zeer
hoog is. De COGEM wordt gezien als gezaghebbend, zorgvuldig en onafhankelijk. Deze
conclusies bevestigen het beeld over het waardevolle werk van hoge kwaliteit dat door
de COGEM wordt verricht. Zoals in de evaluatie beschreven staat zullen gezien de vele
technologische ontwikkelingen op het terrein van de biotechnologie ook in de toekomst
de adviezen van de COGEM een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling en uitvoering
van het biotechnologie beleid.
In het rapport worden enkele aanbevelingen gedaan op het terrein van de doorwerking
van generieke adviezen en signaleringen, de samenstelling van de commissie en communicatie.
Er wordt geconstateerd dat de COGEM deze punten meeneemt in het streven naar optimalisering
en continue verbetering van de uitvoering van haar taken. Daarmee is er vertrouwen
dat dit zal blijven leiden tot goede advisering over genetisch gemodificeerde organismen
en biotechnologische ontwikkelingen. Zo zijn er de afgelopen tijd stappen gezet om
de samenwerking tussen het departement en de COGEM te verbeteren, waardoor generieke
adviezen en signaleringen beter tot hun recht komen en de COGEM een beter beeld krijgt
op de doorwerking van haar adviezen en signaleringen. Hierover spreekt de voorzitter
van de COGEM, de heer Sybe Schaap, zijn waardering uit in de bijgevoegde aanbiedingsbrief3. Deze ingeslagen weg zal uiteraard worden voortgezet.
De voorzitter van de COGEM reageert in zijn aanbevelingsbrief terughoudend op de aanbeveling
over het betrekken van meer leden uit ngo’s en het bedrijfsleven. Hij geeft aan dat
dit zorgt voor een spanningsveld tussen het betrekken van deze potentiele leden en
het waarborgen van de onafhankelijkheid en het tegengaan van belangenverstrengeling.
In het verlengde hiervan wordt in het rapport aanbevolen om te onderzoeken hoe betrokkenheid
van relevante organisaties ook op andere manieren bewerkstelligd kan worden. Met de
COGEM zullen deze aanbevelingen nader worden besproken.
Tenslotte staat in het eindrapport te lezen dat de generieke adviezen en signaleringen
van de COGEM een breder publiek verdienen. De COGEM beraadt zich hoe op een goede
manier aan dit advies invulling geven kan worden. Ook dit punt zal met de COGEM worden
besproken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Visser