nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 mei 2002
Bij deze beantwoord ik motie nr. 22 van uw Kamer (27 428, 27 543)
waarin u de regering verzoekt meer aandacht te besteden aan de ontwikkeling
van weesgeneesmiddelen en tevens vraagt de financiële toegankelijkheid
van geneesmiddelen voor zeldzame ziekten in Nederland afdoende te regelen.
De ontwikkeling van weesgeneesmiddelen heeft mijn volle aandacht. In mijn
standpunt van 31 maart 2000 (GMV2058906) over het RGO Advies Orphan Drugs
(advies nr 16) heb ik aangegeven dat ik een aantal aanbevelingen in dit Advies
overneem. Op 6 april 2001 heb ik de Stuurgroep Weesgeneesmiddelen ingesteld.
Deze stuurgroep, waarin vertegenwoordigers van diverse betrokken partijen
participeren, heeft als taak het inventariseren en coördineren van lopende
initiatieven en mede hierdoor stimuleren van de ontwikkeling van weesgeneesmiddelen.
Tot de taken van de stuurgroep behoren tevens het verbeteren van de informatievoorziening
over zeldzame ziekten en het vormen van netwerken met vergelijkbare groeperingen
in vooral de EU.
Ten aanzien van het Genomics programma merk ik op dat in het kabinetsstandpunt
(juli 2001) weesgeneesmiddelen niet afzonderlijk genoemd worden. Wel worden
er door dit programma, in lijn met de motie, meer kansen gecreëerd voor
onderzoekers en behandelaars op het terrein van de weesgeneesmiddelen en het
gaat er om deze te benutten. Het initiatief daarvoor ligt bij de onderzoekers
en behandelaars. Zij kunnen het Regieorgaan Genomics, binnen de kaders van
de strategie voor de versterking van de Genomics kennisinfrastructuur, daarop
aanspreken. De Stuurgroep Weesgeneesmiddelen kan, in zijn functie als aanspreekpunt
voor betrokken partijen, een belangrijke intermediërende rol hierbij
spelen.
Daarnaast heeft minister Hermans van OC en W het voornemen om de Raad
van Toezicht uit te breiden met twee personen met een achtergrond in de ontwikkeling
van geneesmiddelen. Dit voornemen heeft mijn instemming.
Ten aanzien van de financiële toegankelijkheid van weesgeneesmiddelen
merk ik het volgende op. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heb ik op
20 september 2000 (GMV 2102610) om een uitvoeringstoets gevraagd over
de toelating van weesgeneesmiddelen tot het sociale verzekeringspakket. Hierbij
is het volgende van belang. Krachtens Verordening 141/2000 van het Europese
Parlement en de Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen kan
een geneesmiddel de status weesgeneesmiddel krijgen indien het aan de volgende
criteria voldoet. Het moet een ernstige aandoening betreffen, het nieuwe middel
moet een aanzienlijke bijdrage leveren in de patiëntenzorg en de aandoening
mag in de EU bij niet meer dan vijf per 10 000 burgers voorkomen. Dit
laatste criterium betekent dat het in Nederland kan gaan om aandoeningen met
slechts enkele patiënten, maar ook om aandoeningen met bijna 8000 patiënten.
Indien het een aandoening met een zeer beperkt aantal patiënten betreft
kan het onredelijk zijn aan een fabrikant bepaalde eisen te stellen –
zoals de vanaf 2005 verplichte farmaco-economische studies – nodig
voor beoordeling van opname in het sociale verzekeringspakket. Indien het
daarentegen veel grotere aantallen patiënten betreft – maar nog
steeds minder dan 8000 in Nederland – kan men die eisen in principe
wel stellen. Ik heb CVZ daarom vorig jaar gevraagd een «verlichte»
procedure inzake de beoordeling van de therapeutische waarde en van de doelmatigheid
nader uit te werken. Ik heb CVZ bij die gelegenheid ook gevraagd hoe het gebruik
van weesgeneesmiddelen ten aanzien van effectiviteit en doelmatigheid in kaart
gebracht en gevolgd kan worden.
Inmiddels heeft CVZ mij op 28 februari jl. een rapport aangeboden waarin
deze vragen deels beantwoord worden. Later dit jaar zal CVZ mij nog een aanvulling
doen toekomen waarin de «verlichte» procedure nader uitgewerkt
is en waarin criteria genoemd staan aan de hand waarvan beoordeeld kan worden
of een weesgeneesmiddel in aanmerking kan komen voor deze procedure.
Ik zal spoedig nadat de rapportage van het CVZ over dit onderwerp is afgerond,
naar verwachting komend najaar, u mijn standpunt over de rapportage doen toekomen.
Overigens is CVZ momenteel bezig op mijn verzoek een subsidieregeling uit
te werken voor twee recent geregistreerde weesgeneesmiddelen (Replagal en
Fabrazyme) die voor de behandeling van de ziekte van Fabry vergoed en aanvullend
onderzocht zullen worden. Om ervoor te zorgen dat de behandeling zo snel mogelijk
kan beginnen, heb ik CVZ verzocht of het uitvoerbaar en verantwoord is de
subsidieregeling met terugwerkende kracht vanaf 1 februari te laten
ingaan. De fabrikanten van deze middelen moeten daarnaast jaarlijks aanvullende
gegevens verstrekken aan de Europese registratieautoriteit.
Glivec, voor de behandeling van een vorm van chronische leukemie, is opgenomen
op lijst 1B van de Regeling farmaceutische hulp.
Recent hebben minister Zalm en ik overleg gevoerd in het kader van de
Voorjaarsnota 2002. Met betrekking tot weesgeneesmiddelen die voorlopig niet
bekostigd worden via het regulier geneesmiddelenbudget is voor 2002 een bedrag
van EUR 5 miljoen gereserveerd, in 2003 EUR 30 miljoen en voor 2004 tot en
met 2006 jaarlijks EUR 35 miljoen. Bij de beantwoording van vragen naar aanleiding
van de Voorjaarsbrief Zorg 2002 heb ik u hierover recent geïnformeerd
(kamervragen 28 313 Voorjaarsbrief Zorg 20 002, vraag 49).
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E. Borst-Eilers