27 428 Beleidsnota Biotechnologie

Nr. 334 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 november 2016

Hierbij bericht ik u dat de Europese Commissie op 3 november jongstleden een zogeheten interpretatieve verklaring heeft gepubliceerd over de uitleg van een aantal bepalingen van de biotechrichtlijn1. Meer in het bijzonder gaat de Europese Commissie in op de vraag of artikel 4 van de richtlijn zo moet worden gelezen dat hieruit volgt dat uit de in die bepaling neergelegde uitsluiting van octrooieerbaarheid van essentieel biologische processen voortvloeit dat ook de producten van die essentieel biologische processen niet octrooieerbaar zijn. Naar het oordeel van de Europese Commissie is dat het geval.

De interpretatieve verklaring vloeit voort uit het door Nederland tijdens het voorzitterschap op 18 mei jongstleden georganiseerde symposium «Finding the balance», waarin met lidstaten en stakeholders is gediscussieerd over mogelijkheden om de balans tussen octrooirecht en kwekersrecht te herstellen. Onder de deelnemers aan deze conferentie bleek dat er een grote mate van overeenstemming is dat snelle juridische duidelijkheid over de interpretatie van de biotechrichtlijn gewenst is. De conferentie werd afgesloten door Eurocommissaris Bieńkowska, die in haar speech aankondigde met een interpretatieve verklaring snel meer duidelijkheid te willen verschaffen.

In de verklaring geeft de Europese Commissie een analyse van de totstandkomingsgeschiedenis van de biotechrichtlijn, op basis waarvan zij tot de conclusie komt dat de EU-wetgever bij de totstandkoming van de biotechrichtlijn beoogde om octrooieerbaarheid uit te sluiten van producten (planten of dieren of delen daarvan) die zijn verkregen door middel van een essentieel biologisch proces.

Daarnaast wijst de Europese Commissie op het belang van praktische maatregelen om de rechtszekerheid te verbeteren. Genoemd worden het verbeteren van transparantie (door middel van de zogeheten PINTO-database waarin kwekers gemakkelijk kunnen nagaan met welke bestaande octrooien zij rekening moeten houden), het verbeteren van toegang tot genetisch materiaal via het International Licensing Platform Vegetable en het verbeteren van de samenwerking tussen het Europees Octrooibureau en het Communautair Bureau voor Plantenrassen. Ook deze praktische maatregelen kwamen aan bod op het symposium.

De interpretatie die de Europese Commissie geeft van de desbetreffende bepaling uit de richtlijn is in overeenstemming met de Nederlandse opvatting, zoals die ook is neergelegd in artikel 3 van de Rijksoctrooiwet 1995. Een vergelijkbare bepaling is te vinden in Duitse octrooiwetgeving.

Over de interpretatie van de desbetreffende bepaling van de biotechrichtlijn was twijfel ontstaan door een uitspraak van de Grote Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau in de zogeheten Broccoli- en Tomaatzaken. In deze uitspraak concludeerde de Grote Kamer van Beroep dat de in het Europees octrooiverdrag neergelegde uitsluiting van octrooieerbaarheid van processen van wezenlijk biologische aard restrictief moet worden geïnterpreteerd en dus niet de door middel van die processen verkregen producten omvat. In haar interpretatieve verklaring kiest de Europese Commissie duidelijk voor een andere lijn.

Ik ben blij met de stap die de Europese Commissie nu zet. Zoals bekend, ben ik van mening dat octrooieerbaarheid van natuurlijke eigenschappen van planten de toegang van kwekers tot genetisch materiaal en daarmee verdere innovatie in de veredelingssector in de weg kan staan. Die innovaties hebben we hard nodig om de komende jaren de mondiale voedselzekerheid veilig te stellen. De stap die de Europese Commissie nu zet, is dan ook volledig in lijn met mijn inzet op dit dossier.

De Commissiemededeling zal op politiek niveau worden besproken in de Raad voor Concurrentievermogen en mogelijk in de Landbouw- en Visserijraad. Ook het Europees Parlement zal zich erover buigen. Hoewel een interpretatieve verklaring geen bindend wetgevingsinstrument is en deze niet amendeerbaar is, zal het signaal dat uitgaat van de mededeling krachtiger zijn als dat wordt onderschreven door de medewetgevers van de biotechrichtlijn.

Daarnaast zal de interpretatie die de Europese Commissie nu geeft een vervolg moeten krijgen in de verleningspraktijk van het Europees Octrooibureau. Ik zal mij daar – samen met gelijkgestemde landen – met kracht voor inzetten.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam


X Noot
1

Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.

Naar boven