Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 mei 2013
Naar aanleiding van de toezegging van staatssecretaris Atsma tijdens het Algemeen
Overleg met de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie op 5 april
2012 met betrekking tot het ontwerpbesluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer
20121 (hierna: ontwerpbesluit) ontvangt u hierbij nadere informatie over de vergunning
onder vaste voorschriften.
Bij het debat op 5 april 2012 heeft de heer Van Gerven gevraagd of de «collectieve
aanvraag procedure» geen afbreuk doet aan de «case by case» benadering, de vereiste
transparantie en openbaarheid en derhalve wel in lijn is met het (inter)nationale
recht en wat de mening van de Raad van State in dezen is.
De heer Van Gerven doelde daarbij op de nieuwe procedure die in het ontwerpbesluit
is opgenomen voor een «vergunning onder vaste voorschriften» voor een doelbewuste
introductie van ggo’s in het milieu voor overige doeleinden, zoals veldproeven of
gentherapie.
Eén vergunning voor één aanvrager
Een vergunning onder vaste voorschriften geldt voor één aanvrager voor een bij ministeriële
regeling aangewezen groep van soortgelijke genetisch gemodificeerde organismen (hierna:
ggo’s) waarvoor vaste voorschriften (algemene regels) zullen gelden. Iemand die activiteiten
met ggo’s wil verrichten onder een vergunning onder vaste voorschriften, moet daarvoor
zelf een aanvraag indien. De aanvraag voor zo’n vergunning omvat zowel specifieke
gegevens die de proef en de aanvrager betreffen, als generieke gegevens waarvoor verwezen
kan worden naar door mij beschikbaar gestelde standaard gegevens. De activiteiten
met ggo’s mogen pas door de aanvrager worden gestart nadat deze de vergunning onder
vaste voorschriften heeft verkregen. Er is bij dus geen sprake van een collectieve
aanvraag dan wel collectieve toestemming.
Case by case
De «case by case» benadering houdt in dat voorafgaand aan de toepassing voor elk ggo
een risicobeoordeling wordt uitgevoerd. Bij het systeem van de vergunning onder vaste
voorschriften worden door de minister van IenM in de te wijzigen Regeling ggo slechts
categorieën van ggo’s aangewezen waarmee al veel ervaring is opgedaan. Bij de toepassingen
is sprake van vergelijkbare activiteiten met dezelfde gewassen en hetzelfde type genetisch
materiaal. De gegevens over bijvoorbeeld het uitgangsorganisme, de eigenschappen én
de daarbij behorende milieurisicobeoordeling van de betreffende ggo’s zijn al bij de minister bekend. Het gaat
dus niet om nieuwe ggo’s maar om bekende ggo’s waarvoor al specifieke milieurisicobeoordelingen
beschikbaar zijn. Voor elke aan te wijzen categorie van ggo’s wordt door de minister
een openbaar dossier samengesteld waarin de beschikbare informatie is gebundeld met
een bijbehorende milieurisicobeoordeling die van toepassing is op de ggo’s van de
desbetreffende categorie. Het principe dat de risicobeoordeling «case by case» dient
te geschieden wordt hierbij dus niet losgelaten.
(Inter)nationale wettelijke vereisten
De vergunning onder vaste voorschriften wordt verleend met behulp van een procedure
die gebaseerd is op de artikelen 6 en 9 van Richtlijn 2001/18/EG. In de bijlage2 bij deze brief wordt uitgebreid toegelicht hoe de procedure voor een vergunning onder
vaste voorschriften zich verhoudt tot de bepalingen van richtlijn 2001/18/EG en de
algemene bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht.
Op basis van deze toelichting concludeer ik dat de procedure voor een vergunning onder
vaste voorschriften aan alle (inter)nationale wettelijke vereisten en gewenste transparantie
voldoet.
Advies Raad van State
Deze conclusie wordt mijns inziens ondersteund door het advies van de Afdeling advisering
van de Raad van State over het ontwerpbesluit waarin geen opmerkingen zijn opgenomen
ten aanzien van de procedure voor een vergunning onder vaste voorschriften. Hieruit
leid ik af dat de Afdeling advisering van de Raad van State geen juridische bezwaren
heeft tegen deze procedure. Het advies van de Raad van State en het nader rapport
worden op grond van artikel 26, tweede lid, van de Wet op de Raad van State pas bij
de publicatie van het besluit openbaargemaakt.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld