Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 april 2010
Mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren heeft tijdens het ordedebat van 2 maart 2010 een verzoek gedaan om inzicht te
krijgen in de experimenten en projecten in Nederland op het gebied van het genetisch manipuleren van landbouwhuisdieren en
op aangevraagde patenten op leven. Dit naar aanleiding van een artikel in het Agrarisch Dagblad van 25 februari 2010, waarin
verslag wordt gedaan van een gedeponeerd patent bij het Europese patentbureau in München op een genetisch gemanipuleerde stier.
Ook de Wageningen Universiteit en Research Centrum (WUR) zou, samen met het bedrijf Monsanto, patenten gedeponeerd hebben
op genetische veranderingen bij koeien.
Ik kan u hierover het volgende mededelen.
De WUR is in 2004 het «milk genomics»-project gestart. Dit doet de WUR samen met de Nederlandse Zuivel Organisatie en Coöperatie
Rundveeverbetering (voorheen Holland Genetics). Er is hierbij geen samenwerking met Monsanto.
Het doel van dit project is om genen te identificeren die de natuurlijke genetische variatie van de melkkwaliteit beïnvloeden,
met name de melkvet- en de melkeiwit-samenstelling. Er is dus geen sprake van genetische modificatie in de zin zoals die normaliter
wordt gebruikt.
In het kader van dit project is een patent aangevraagd. Het betreft een aanvraag voor het gebruik van genetische merkers voor
het meer gericht aanpassen van de melksamenstelling. Dit betreft een methode voor het ondersteunen van de selectie van dieren
met behulp van DNA-merkers voor twee genen, DGAT1 en SCD. Van deze genen is aangetoond dat ze de samenstelling van het melkvet
beïnvloeden. Het gaat dus om het beter benutten van de genetische variatie die van nature in de rundveepopulatie aanwezig
is. Er is geen sprake van genetische modificatie in de zin zoals die normaliter wordt gebruikt.
Het gebruik van genetische merkers leidt niet tot aanpassing van het DNA. De merkertechniek is een techniek die het mogelijk
maakt scherper te selecteren op gewenste eigenschappen.
Zoals bekend zouden experimenten die gericht zijn op genetische modificatie van dieren gemeld en beoordeeld moeten worden
door de Commissie Biotechnologie bij Dieren (CBD) en de Commissie Genetische Modificatie (COGEM). Beide commissies hebben
een aanvraag voor dit experiment ook niet ter advisering voorgelegd gekregen. De onderzoekers hebben geconcludeerd dat de
toepassing van deze techniek niet behoort tot een techniek waarover een ethisch oordeel van de CBD noodzakelijk is. Zij zien
deze techniek niet als een vorm van genetische modificatie zoals bedoeld in de zin van de Gezondheids- en welzijnswet voor
dieren. Ik ben het op dit punt eens met de onderzoekers.
Deze merkertechniek voor de snellere selectie op bepaalde eigenschappen wordt door fokkerijorganisaties steeds vaker toegepast
bij landbouwhuisdieren. Deze technieken zitten op de scheidslijn tussen de gewone selectiemethoden en biotechnologische selectietechnieken.
De CBD heeft ook voor andere landbouwhuisdieren geen onderzoeksaanvragen ontvangen waarbij genetische modificatie zou worden
toegepast.
Wel ben ik van mening dat er mogelijke ethische aspecten zitten aan de toe¬passing van deze techniek. Ik heb daarom de Raad
voor Dierenaan-gelegenheden (RDA) gevraagd de ethische aspecten van voortplantingstechnieken en fokkerij¬methoden in beeld
te brengen. Hier valt de merkertechniek ook onder. Ik zal u te zijner tijd, als het advies van de RDA is afgerond, hiervan
op de hoogte brengen.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg