27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 143
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 augustus 2009

In het Algemeen Overleg biotechnologie van 18 juni jl. heb ik naar aanleiding van een verzoek van het lid Waalkens toegezegd om de Kamer te informeren als er sprake is van nieuwe vrijwaringsaanvragen in de komende 12 maanden. Ook alle openbare informatie rond vrijwaringen wordt aan de Kamer aangeboden.

De EU-regelgeving voor markttoelating van ggo’s geeft lidstaten de mogelijkheid om het gebruik en/of de verkoop van in de Europese Unie (EU) toegelaten ggo’s tijdelijk op hun grondgebied te beperken of te verbieden. Deze mogelijkheid wordt aangeduid met de term «vrijwaring». Lidstaten kunnen vrijwaringen instellen als nieuwe gegevens die wijzen op gevaren voor mens, dier of milieu daartoe aanleiding geven. Conform de Europese regelgeving dient vervolgens de Europese Commissie (EC) te beoordelen of de genomen vrijwaringen gerechtvaardigd zijn. De EC vraagt daarbij aan de Europese Voedselveiligheid Autoriteit (EFSA) om te beoordelen of de nieuwe gegevens wijzen op nieuwe risico’s.

Bij deze bied ik u drie wetenschappelijke opinies van de EFSA aan1 over vrijwaringen die Oostenrijk heeft ingesteld om de in de EU toegelaten ggo-maïs Mon863, de ggo-raapzaadvariëteiten GT73, MS8, RF3 en MS8xRF3 van het Oostenrijks grondgebied te weren. De EFSA concludeert in de drie opinies dat Oostenrijk geen nieuwe wetenschappelijke gegevens heeft aangeleverd die wijzen op gevaren voor mens, dier of milieu.

De EC zal mede op basis van de EFSA-opinies beoordelen of de genoemde Oostenrijkse vrijwaringen gerechtvaardigd zijn. Ik zal u dit oordeel van de Commissie zenden, zodra het beschikbaar is.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven