27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 118
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 21 oktober 2008

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft op 2 oktober 2008 in tweede termijn overleg gevoerd met minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en met minister Cramer van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu over:

– de brief van minister van LNV van 13 mei 2008 over de resultaten van de praktijktoets co-existentie 2006–2007 (29 404, nr. 23);

– de brief van de minister van VROM van 24 april 2008 over COGEM-signalering «Perspectieven van gg-gewassen voor een duurzame landbouw» (27 428, nr. 108);

– de brief van de minister van LNV van 1 april 2008 over markttoelating van een genetisch gemodificeerde aardappel (27 428, nr. 104);

– de brief van de minister van LNV van 7 april 2008 over het Franse rapport GGO-mais MON810 (27 428, nr. 107);

– de brief van de minister van LNV van 7 mei 2008 over de stand van zaken moties en toezeggingen begrotingsbehandeling LNV, v.w.b. relevante onderdeel/onderdelen (31 200 XIV, nr. 216).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

Voorzitter: Van der Vlies Griffier: Dortmans

Nadere gedachtewisseling

De voorzitter: Op 11 september 2008 heeft het eerste deel van dit AO plaatsgevonden. Wij kwamen toen in tijdnood en waren genoodzaakt de tweede termijn uit te stellen. Mijn collega’s schatten toen in dat zij ten hoogste nog 20 minuten nodig hadden. Ik releveer dat maar even. Wij zijn zo vriendelijk geweest om daarvoor een uur uit te trekken in de agenda. Dat kon helaas niet eerder dan vandaag in verband met de algemene politieke beschouwingen et cetera. De logistieke werkelijkheid hier is dat je een gaatje moet vinden in de agenda en dat is nu het geval. Ik verwelkom de minister van VROM en de minister van LNV, uiteraard degenen die deze bewindslieden bijstaan, de belangstellenden op de tribune en mijn geachte collega’s die nu echt een luttele minuut krijgen om hun politieke conclusie te trekken uit het overleg tot nu toe. Wij ronden dit overleg echt om acht uur af, te meer omdat een van de bewindslieden dan een harde verplichting heeft.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op 29 september zou een workshop gehouden worden. Minister Cramer hoopte daar een beeld te krijgen van de duurzaamheidscriteria waarmee rekeninggehouden dient te worden. Wat is hier uitgekomen? Als de minister verwacht dat de gentechindustrie verduurzaming van de landbouw bereikt, moet zij eisen durven stellen die bindend en transparant zijn.

Minister Verburg gebruikt de percentages genetisch gemodificeerde soja in Argentinië en Brazilië als argument dat ook wij op deze weg verder moeten gaan. Voor de ChristenUnie is Brazilië nu net het bewijs van hoe het niet moet. Daar is ggo-teelt verbonden met grootschalige teelt, met monocultuur, met grote financiële druk, met ontbossing en biedt de bewoners van het Amazonegebied niet de mogelijkheid om zelf een duurzame voedselproductie op te zetten en dit met duurzaam bosbeheer te combineren. Dit moet heel nadrukkelijk een onderwerp zijn op het seminar waarover de minister in eerste termijn heeft gesproken.

Welke garanties kan minister Verburg de bioboer bieden die het risico loopt niet meer aan betaalbaar veevoer te kunnen komen en voor wie de wetgeving het onmogelijk maakt om tegen marktprijs te produceren? Niet alleen de bioboer heeft dan een probleem maar ook de minister zelf die tot een duurzame landbouw wil komen.

Kan de minister bevestigen dat de restschade conform de door collega Waalkens ingediende motie alleen wordt opgebracht door de veroorzakers van de schade? En wat wordt verstaan onder een garantstelling in natura?

De heer Ormel (CDA): Mevrouw Wiegman koppelt duurzaam aan bioboeren. Vindt zij dat biologisch boeren duurzaam boeren is?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Dit krijg je als je slechts een minuut spreektijd hebt. Ik weet ook wel dat het bij bioboeren gaat om boeren die wel of niet gebruik willen maken van gentechvrije gewassen of zaden. Die discussie ken ik. De minister zegt dat in een verduurzaamde landbouw wellicht plaats is voor gentechindustrie. Zij moet dan wel met duidelijke criteria komen. De vrijheid om te kunnen kiezen voor niet genetisch gemodificeerde zaden en gewassen moet ook voor de toekomst gewaarborgd worden.

De heer Ormel (CDA): Een echte bioboer verbouwt zijn eigen veevoer. Die hoeft dat helemaal niet te kopen. Koppelt mevrouw Wiegman duurzaam één op één aan bio of zegt zij dat duurzaam ook gentech kan zijn?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Op dit moment ben ik er niet van overtuigd dat gentechindustrie een plaats moet krijgen in een duurzame landbouw. Als de ministers die plaats wel zien, moeten zij met criteria komen. Daartoe daag ik hen uit. Bewijs het maar en laat zien dat het kan.

De heer Ormel (CDA): De eerste termijn is inmiddels drie weken geleden, maar toch wil ik de beide ministers hartelijk danken voor hun beantwoording in de eerste termijn.

Tegen mevrouw Wiegman zeg ik dat de CDA-fractie van mening is dat ggo-gewassen kunnen bijdragen aan een duurzame landbouw. Zij zorgen namelijk voor minder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, voor meer opbrengsten per hectare en daardoor voor meer mogelijkheden om hectares natuur te behouden.

Naar aanleiding van de beantwoording van de ministers resten mij nog drie punten.

De minister van VROM gaf aan dat op Frans initiatief op zeer korte termijn in Europees verband gesproken gaat worden over de uitvoering van regels rondom ggo-gewassen. Dit gebeurt aan de hand van vijf thema’s: milieurisico’s, sociaaleconomische criteria, communicatie tussen EFSA en nationale instellingen, drempelwaarden en hoe rekening te houden met kwetsbare gebieden. Kan de minister voorafgaand aan dit overleg de Kamer per brief te informeren over de inzet van de regering op deze punten?

Op welke wijze gaat de minister zich in EU inzetten voor een versnelling van de toelatingsprocedure voor gewassen die via cisgenese tot stand zijn gekomen en op geen enkele wijze te onderscheiden zijn van traditionele gewassen?

Mijn derde vraag is voor de minister van LNV. Zij gaf aan vast te willen houden aan een verplichte cursus voor diegenen die met genetisch gemodificeerde gewassen gaan werken. De CDA-fractie ziet deze cursus liever niet verplicht. Als het dan toch verplicht moet, kan de minister deze cursus dan facultatief koppelen aan de cursus die verplicht is om een spuitlicentie te halen?

De heer Polderman (SP): Voorzitter. In eerste termijn was mevrouw Van Velzen woordvoerder namens onze fractie. Ik neem dat van haar over, maar dat zal geen probleem zijn want zoals de regering met één mond spreekt, zo is dat ook bij de SP-fractie het geval.

Ook ik dank beide ministers voor hun beantwoording in eerste termijn. Ik wil nog even terugkomen op een aantal punten. Mijn collega mevrouw Van Velzen heeft in eerste termijn gezegd dat de motie-Polderman over het opzetten van genvrije sojaketens moet worden uitgevoerd. Ik wil dat krachtig herhalen. In de motie wordt de regering verzocht, in Europa aan te dringen op de aanplant van genvrije soja en te garanderen dat dit plaatsvindt door middel van genvrije ketens. Hoe staat het daarmee?

Uit het onderzoek van de AID blijkt dat verschillende ladingen biologisch voer besmet zijn met gentech. Het aan de markt overlaten, werkt dus niet! De regering heeft altijd het standpunt gehad dat de keuzevrijheid gegarandeerd moet blijven, maar die is nu duidelijk in gevaar. Bovendien, voorzitter, moties dienen te worden uitgevoerd! De minister van LNV heeft in eerste termijn aangegeven dat uit onderzoek is gebleken dat Nederlanders geen behoefte zouden hebben aan etikettering van gentechvrije dierlijke producten. Wij willen graag een kopie van dat onderzoek ontvangen. De markt denkt heel anders hierover. Is het de minister bekend dat Campina in Duitsland op de markt komt met zuivelproducten van dieren die geen genetisch gemodificeerd veevoer hebben genuttigd. Die producten komen op de markt onder de naam «Landliebe». Waarom zou dat in Duitsland anders kunnen dan in Nederland?

Kan de minister aangegeven of er juridische bezwaren bestaan als marktpartijen een dergelijke etikettering gaan toepassen? Het is iets anders dan het EKO-keurmerk. De Duitse overheid heeft een wet gemaakt die de bedrijven deze mogelijkheid biedt. Is dat in Nederland ook mogelijk?

Ik wil nog even terugkomen op de met monsanto 810 vervuilde honing. In Duitsland is deze honing door de rechter verboden omdat niet gegarandeerd kan worden dat die gentechvrij is. Als deze maïs ook in Nederland wordt toegelaten, is het niet ondenkbaar dat voor de imkers dezelfde problemen ontstaan. Hoe denkt de minister dit te voorkomen?

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik dank de beide bewindslieden voor hun reacties en antwoorden op onze vragen.

Ik heb in eerste termijn een pleidooi gehouden om niet op één maar op verschillende paarden te wedden. Verschillende collega’s hebben aandacht gevraagd voor de traditionele kweekmethodes om resistentie in gewassen te kruisen. Ik wil graag een reactie op ons voorstel om het bio-impulsproject onder de aandacht te brengen. Dit project heeft geld en steun nodig van de beide ministeries.

Verder vraag ik de minister om ons de afspraken die gemaakt zijn in het kader van de co-existentie schriftelijk te doen toekomen en verwijs in dit verband ik naar de uitspraak van de Kamer over mijn motie over de co-existentie en het schadefonds. Daarover is kennelijk overeenstemming bereikt in het Productschap. Welke afspraken zijn er gemaakt? Hoe worden die uitgevoerd?

Ook verwijs ik naar de 1,5 jaar geleden aangenomen motie waarin wordt verzocht dat de Nederlandse regering zich inzet dat de contaminatie van zaaizaad en uitgangsmateriaal op een detectiegrens van 0,1% wordt gesteld.

Voorzitter. Een echte bioboer wil geen gentech, boert zeker duurzaam maar verbouwt niet alles zelf.

De heer Vendrik (GroenLinks): Tijdens de eerste termijn heb ik de minister van VROM aangesproken op de toelatingsprocedure van de pieper van BASF bij EFSA. De Europese Commissie heeft geconcludeerd dat EFSA het huiswerk moet overdoen omdat zij niet in staat was een taxatie te maken van de langetermijnrisico’s van deze gentechaardappel. Dat geldt ook voor twee gentechmaïssoorten. Ik wil helderheid of de Nederlandse regering de opstelling van de Europese Commissie steunt dat EFSA haar werk moet overdoen en dat een en ander geen praktische consequenties mag hebben voor bijvoorbeeld toelating in Nederland. Daarover moet absolute duidelijkheid komen.

Ik vraag de minister van LNV om ons voor de begrotingsbehandeling een overzicht te verschaffen van wat in 2009 aan rijksmiddelen beschikbaar komt voor biotechnologie en wat de rijksoverheid in den brede in 2009 beschikbaar stelt voor meer klassieke vormen van veredeling. Ik zie graag een heldere budgettaire vergelijking in de Kamer landen vóór de begrotingsbehandeling van LNV. Dan kunnen wij daarmee nog ons voordeel doen.

Het verbaast mij niet dat de minister zegt dat etikettering een zaak is van de markt. Ik ben het daarmee niet eens. Dan is het namelijk de vraag of die etikettering er komt. Ik pleit ervoor dat burgers een keuze kunnen maken als zij in de winkel staan. Dat betekent dat die keuzevrijheid geborgd moet worden door de overheid óf in Nederland óf in Europees verband. Marktpartijen kunnen daartoe het initiatief nemen. Er is gewezen op het Duitse model. Ik vind het prima hoe het geregeld wordt, als de overheid maar zorgt dat het er komt. Ik vraag de minister een herziene uitspraak in dezen en anders dien ik daarover via een VAO een motie in.

Ik sluit mij aan bij de opmerking van de heer Polderman over de bijenkwestie. Het is gemakkelijk om daarover met een glimlach te spreken, maar volgens mij is dit nu juist precies wat wij willen voorkomen, namelijk dat biotechnologie ons leven binnendringt als wij dat niet willen, noch als boer noch als consument. Daar moeten wij dus mee stoppen.

De voorzitter: Ik vergat te zeggen dat mevrouw Snijder van de VVD-fractie zich heeft laten verontschuldigen. Dat had ik aan het begin van de vergadering moeten doen; excuses daarvoor.

Minister Cramer: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik heb hier vier vragen staan.

Mevrouw Wiegman vroeg hoe de workshop verlopen is. Die was zeer succesvol. Ik heb zelf de aftrap mogen geven. Er waren veel mensen in de zaal met allerlei verschillende achtergronden. Er is goed gediscussieerd. Over ongeveer drie weken zijn de resultaten van de workshop bekend. Niet alle gewassen en gevolgen zijn gelijk, werd er gezegd; niet alle ggo-gewassen zijn niet duurzaam, maar het omgekeerde is ook niet het geval. Op grond van de workshop zullen wij een paar duidelijke conclusies trekken. Zodra het rapport er is, zal ik het aan de Kamer doen toekomen.

De heer Ormel vroeg wat onze inzet is in de Europese discussie en of de Kamer daarover te voren schriftelijk geïnformeerd kan worden. De hoofdlijnen van de inzet kan ik verwoorden. Ik kan het ook nog even schriftelijk doen. U begrijpt wel dat wij niet alle onderhandelingsposities op schrift kunnen zetten. Dat is zeer ongebruikelijk. De hoofdlijn kan ik u wel geven. Ik vind niet dat de EU-regelgeving voor ggo’s in principe hoeft te worden aangepast, maar dat wel goed gekeken moet worden naar de transparantie. Er is een probleem om te begrijpen welke analyses de EFSA nu precies maakt en hoe zij daarover rapporteert. Op grond van de discussie kunnen de procedures veranderd of aangescherpt worden, maar daarover kan ik nu nog niets zeggen. Verder zullen wij er scherp op wijzen dat het niet alleen om een technisch-wetenschappelijke risicobeoordeling gaat, maar ook om de consequenties van sociaaleconomische aard. Wij zullen een aantal uitgangspunten formuleren over wat volgens ons in bredere zin in de maatschappelijke discussie thuishoort en waarover afgesproken moet worden wat daarmee vervolgens gebeurt. In Nederland hebben wij dat al geregeld, maar op Europees niveau is het beperkt tot een technisch-wetenschappelijke discussie. Dat is niet wenselijk gezien de maatschappelijke discussie die ook in Europa speelt.

De heer Ormel (CDA): Ik dank de minister voor haar toezegging dat zij ons een brief zal sturen over haar inzet. Ik begrijp dat zij over de Nederlandse inzet niet in details kan treden. Het is echter wel zo dat binnen de Europese Unie verschillen van inzicht bestaan. Ik verwijs naar Duitsland. Duitsland overweegt om de invoering van producten Europees te regelen maar vindt dat de teelt in de lidstaten zelf moet worden geregeld, omdat sommige lidstaten daarover heel anders denken dan andere lidstaten. Ik vind het interessant te vernemen wat Nederland daarvan vindt, ook gezien de oproep van LTO om echt een stap voorwaarts te maken op dit dossier.

Minister Cramer: Ik heb gezegd dat een reactie op hoofdlijnen vanuit het kabinet mogelijk is om de Kamer een duiding te geven van de richting waarmee het kabinet de onderhandelingen ingaat.

De heer Vendrik (GroenLinks): De minister spreekt van een brief op hoofdlijnen, maar volgens mij kunnen details buitengewoon belangrijk zijn. Ik wil onmiddellijk billijken dat de minister per brief niet de onderhandelingspositie van andere lidstaten prijsgeeft, want daarover gaan wij niet, maar wel de positie van het Nederlandse kabinet, ook op detailniveau. De Europese besluitvorming en de Nederlandse bijdrage daaraan horen hier gecontroleerd te kunnen worden. Ik hecht dus niet aan een brief op hoofdlijnen, ik hecht aan een volledige brief en wil graag een toezegging van de minister.

Minister Cramer: Voorzitter. Ik zeg een brief toe over de wijze waarop wij de onderhandelingen ingaan. De Kamer kan dan beoordelen of het gedetailleerd genoeg is. In principe ben ik bereid om aan te geven hoe het Nederlandse kabinet in deze discussie staat.

De heer Ormel vroeg hoe wij ons inzetten in de EU voor een versnelling van de toelatingsprocedure voor cisgenese. Mijn uitgangspunt is dat voor een versoepeling van de regulering eerst de voedselveiligheid en de diervoedselveiligheid moeten zijn vastgesteld voor mens, dier en milieu. Dat is nog niet rond. Ik krijg binnenkort een aanvullend technisch advies over de voedselveiligheid van T-DNA-borders bij cisgenese. Dit advies heb ik nodig om te bepalen of Nederland in de EU kan gaan pleiten voor vrijstelling van cisgenese. Ik zal de Kamer spoedig daarover per brief informeren.

De heer Ormel CDA: Ik dank de minister voor deze toezegging. Kan zij «spoedig» iets nader preciseren?

Minister Cramer: Binnen enkele weken zal dat gereed zijn.

De heer Vendrik heeft naar aanleiding van de gentechaardappel van BASF gevraagd of ik de oproep van de Commissie steun dat EFSA de beoordeling moet overdoen.

De situatie is als volgt. Wij hebben de COGEM gevraagd om allereerst de risico’s van toelating van deze aardappel in Nederland goed te bekijken. COGEM zag geen problemen. Wij wachten nu wel op een nieuwe beoordeling van de EFSA. Het gaat over antibioticaresistentie. De ENEA heeft gezegd dat het antibioticum nog wel gebruikt wordt. Daarom moest opnieuw bekeken worden welke gevolgen dit heeft voor de overdracht van het gen vanuit het milieu naar de mens. Daarover hebben wij nog geen bericht gekregen. Het ligt nog op de tafel.

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik heb begrepen dat de Europese Commissie heeft gezegd dat EFSA haar werk zodanig moet reorganiseren dat langetermijneffecten van de toelating van ggo-gewassen veel beter gemeten kunnen worden en daarover uitspraken gedaan kunnen worden. Dat lijkt mij buitengewoon cruciaal. Ik neem aan dat de Nederlandse regering de Commissie op dat punt krachtig ondersteunt.

Minister Cramer: Ik ken dit laatste punt van de heer Vendrik niet in detail. Het is niet waar dat de EFSA heeft gezegd dat zij langetermijnrisico’s niet kunnen inschatten. Wel is in het verleden kritiek gekomen van andere lidstaten op de wijze waarop EFSA omgaat met langetermijnrisico’s. Zo zat het. In reactie op die kritiek heeft de Europese Commissie de EFSA verzocht om in overleg met de lidstaten een richtsnoer op te stellen over hoe de beoordeling van langetermijnrisico’s uitgevoerd zou moeten worden. Met dat initiatief ben ik blij omdat het de transparantie van de werkwijze van de EFSA ten goede komt. Nederland let daar steeds op. Het moet goed inzichtelijk zijn wat er precies beoordeeld wordt en hoe.

De voorzitter: Dank u wel, mevrouw de minister. Ik geef nu het woord aan de minister van LNV, mevrouw Verburg.

Minister Verburg: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in tweede termijn. Ik loop de vragen langs.

Mevrouw Wiegman vroeg of er nog voldoende mogelijkheden blijven voor bioveehouders om ggo-vrij veevoer te verkrijgen. Het is keuzevrijheid van de producent. Ook de bioboer is belangrijk. Daarom zijn wij gekomen tot een pakket co-existentiemaatregelen. Ik zal daarop later nog ingaan. De Europese Commissie komt met een drempel voor ggo-vrij zaaizaad. Ik heb al eerder gehoord waar volgens de heer Waalkens die grens moet liggen. Er zijn nu voldoende biogewassen en grondstoffen waarvan geen ggo-variëteit bestaat. Mevrouw Wiegman hoeft zich vooralsnog geen zorgen te maken. Overigens wijs ik er wel op dat het geen zaak van de overheid om die garanties te geven, het is een zaak van ondernemers en bedrijfsleven zelf. Dat moeten wij goed in de gaten houden.

Mevrouw Wiegman en de heer Waalkens hebben een vraag gesteld over het schadefonds. Het gaat om het kunnen geven van garanties, ook naar aanleiding van de co-existentieafspraak en wat daarmee fout zou kunnen gaan. Er wordt met private partijen gesproken over de vulling van dat restschadefonds. Die gesprekken worden de komende weken gevoerd. De spelregels zijn akkoord bevonden, maar een en ander moet nog worden ingevuld. Het is mogelijk dat er een garantie in natura komt. Er wordt bekeken of het mogelijk is dat een oogst met een vermenging van meer dan 0,9% ggo, opgekocht wordt door de ggo-teler of door andere private partijen. Zowel in restschade als in natura kan er worden uitbetaald.

De heer Waalkens vroeg hoe het zit met het restschadefonds. Het Institute voor Risk Management in Agriculture (IRMA) van Wageningen werkt daaraan. Uit de risicoanalyse blijkt dat de gemiddelde economische schade beperkt is. De restschade als gevolg van uitkruising zal niet meer bedragen dan enkele duizenden euro’s per jaar per teelt maïs, aardappel en suikerbiet. Dat is de schade in heel Nederland, gerekend over een periode van tien jaar. Dat is de verwachting en wij kijken hoe dat in de praktijk uitwerkt.

Ik zal de Kamer de resultaten en de uitwerking van het restschadefonds en de co-existentieafspraken toesturen.

De heer Ormel heeft gevraagd, of het mogelijk is om een intelligente koppeling te maken van de cursus genetisch gemodificeerde teelt en de cursus voor de spuitlicentie. In de cursus voor de spuitlicentie zit een herhalingsoefening. De cursus genetisch gemodificeerde teelt is eenmalig. Als het in de praktijk mogelijk is een en ander te combineren, moeten de aanbieders dat niet nalaten maar ik leg het niet op. Als er sprake kan zijn van een intelligente koppeling, neem ik aan dat men dat doet en dat juich ik toe.

De heer Polderman vraagt waaruit ik heb afgeleid dat burgers niet per se op een etiket hoeven te lezen dat een product ggo-vrij is. Wij hebben dat gegeven gehaald uit het tweejaarlijkse burgeronderzoek, de zogenaamde trendanalyse, over 2007. De Kamer heeft die trendanalyse 2007 toegezonden gekregen met een brief van de hand van mijn collega Cramer. Dat is de bron.

De heer Polderman sprak over Duitsland en Campina. Het staat een producent altijd vrij om het zelf op een etiket aan te geven. Natuurlijk kan dat ook in Nederland.

Ik heb reeds gereageerd op de opvatting van de heer Waalkens over de drempelwaarde in zaaizaad.

De heer Polderman en de heer Vendrik hebben een vraag gesteld over de bijen. Het is inderdaad zo dat bijen een rol kunnen spelen bij de uitkruising. Uit Duits onderzoek blijkt dat gg-maïspollen aangetroffen kunnen worden in honing, maar dat het sporen betreft beneden de detectiegrens van 0,1%. Dat is dus een heel klein percentage. Ik zal de studieresultaten hierover verzamelen en deze aan de Kamer toesturen.

De heer Vendrik vraagt welk onderzoek wij doen naar biotechnologische veredeling en naar traditionele vormen van veredeling. Beide onderzoek worden gedaan. Wij zullen dat heel transparant opschrijven. Ik beschouw de vraag van de heer Vendrik als een van de eerste schriftelijke vragen naar aanleiding van de begroting en zal haar in die rij beantwoorden. Dan houden wij het huisje bij het schuurtje.

De heer Vendrik sprak nog over etikettering. Er is ggo-etikettering geregeld in de ggo-verordening van de EU. Op dit moment is in de Nederlandse supermarkten een zeer beperkt aantal producten met een ggo-etiket verkrijgbaar. Dit is de laatste stand van zaken.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik wil nog even terug naar de bioboer. Ik heb in eerste termijn gevraagd hoe de minister kan garanderen dat er een ggo-vrije landbouw kan blijven bestaan. De minister antwoordde dat dit wettelijk geregeld kan worden. Op enig moment zegt die boer dat de wetgeving het hem onmogelijk maakt om tegen marktprijzen te produceren. De minister heeft gezegd dat dit wel in ogenschouw genomen moet worden. Wat bedoelt zij daarmee? Bedoelt zij dat de markt zijn werk doet en dat zij die sterfhuisconstructie toelaat, of ziet zij hier een verantwoordelijkheid omdat zij zich garant wil blijven stellen voor ggo-vrije ketens?

Minister Verburg: Ik begrijp de vraag maar neem wel afstand van de term sterfhuisconstructie. Ik vind die term gruwelijk. Ik herinner mij de vraag van mevrouw Wiegman uit de eerste termijn. Ik heb gezegd dat het mijn taxatie is dat wij op dit moment economische kansen missen omdat wij een taboe laten bestaan met heel veel welles/nietes en dat wij niet meer de discussie voeren op basis van rationele informatie maar op basis van emotie en gevaren die wij niet nader kunnen duiden. Daardoor laten wij spookbeelden bestaan. Ik heb gezegd dat ik dat niet terecht vind, omdat wij aan de andere kant te maken hebben met boeren die willen produceren, enz. Dat heb ik gebruikt in aanloop naar mijn opmerkingen over het seminar dat ik nog dit najaar zal houden om alle taboes opzij te schuiven: wat kan er wel, wat is veilig, wat is een voordeel en wat kan niet meer? Zo heb ik het bedoeld en zo zie ik het. Verder heb ik geconstateerd dat er op dit moment nog voldoende mogelijkheden zijn om eigen keuzes te maken.

De heer Waalkens (PvdA): Ik dank de minister van LNV voor de toezegging om de afspraken in het kader van het schadefonds naar de Kamer te sturen. Ik heb nog gevraagd naar de steun die het bio-impulsproject moet krijgen van het kabinet. De minister heeft daarop niet gereageerd.

Zij heeft kennisgenomen van mijn inzet bij drempelwaardes bij zaaizaad en uitgangsmateriaal. Dat is niet mijn inzet, het is de inzet van de Kamer. Wat is de inzet van het kabinet in dezen in Europa?

Minister Verburg: Er ligt een voorstel ten aanzien van het bio-impulsproject. Er wordt beoordeeld of dat project in aanmerking komt voor financiering. Enkele zaken moeten goed gewogen worden. Het gaat om een vrij stevig project met een budget van totaal 5 mln. en een duur van 10 jaar. Dat zijn nogal complexe zaken.

De heer Waalkens (PvdA): Kan de minister haar oordeel daarover geven voor de behandeling van de LNV-begroting c.q. van de VROM-begroting?

Minister Verburg: Als alles gewogen is, krijgt u mijn besluit en anders geef ik u aan hoe ver het staat in de beoordeling.

Onze inzet in Europa is dat de drempelwaardes zo laag mogelijk moeten zijn. Wij weten goed dat de Kamer heeft uitgesproken 0,1%. De Commissie is bezig met die detectiegrens en komt met een voorstel op basis van wetenschappelijk onderzoek. De inzet van zowel de Kamer als het kabinet is duidelijk: zo laag mogelijk.

De heer Waalkens (PvdA): De Kamer heeft uitgesproken 0,1%. Als het kabinet zegt zo laag mogelijk, kan dat variëren tussen 0,1%, 0,3%, 0,5% en 0,9%.

Minister Verburg: Laten wij dat bekijken als er een voorstel op tafel ligt. Het komt altijd weer aan de orde bij de voorbereiding van een van de raden. De heer Waalkens is een trouwe deelnemer aan die voorbereidingen. Het komt ongetwijfeld op tafel.

De heer Vendrik (GroenLinks): Wij gaan ervan uit dat in Europa de inzet van Nederland heel duidelijk is: 0,1%; dat het kabinet die inzet uitdraagt.

Het is fijn dat de minister wil uitzoeken welke rijksmiddelen naar biotechnologie gaan en welke naar klassieke veredeling. Ik waardeer dat zeer voor de precisie. Ik ga er daarbij van uit dat het mogelijk ook andere begrotingen betreft. Ik weet dat op de begroting van het ministerie van Economische Zaken innovatiefondsen naar biotechnologie gaan. Ik geloof dat ook bij OCW nog de nodige miljoenen via bepaalde fondsen naar biotechnologie gaan, maar dat weet ik niet zeker. Ik wil graag een breed beeld van de totale rijksmiddelen die naar beide vormen van veredeling gaan.

Minister Verburg: Dat kan ik helaas niet toezeggen. Ik ga alleen over mijn eigen begroting. Ik weet dat de heer Vendrik heel veel ervaring heeft. Het lijkt mij een vraag die in de schriftelijke voorbereiding van de diverse begrotingsbehandelingen gesteld kan worden. Op die manier krijgt hij een overzicht.

De heer Vendrik (GroenLinks): Dat vind ik jammer. Ik dacht dat wij het praktisch konden regelen. Nu moet ik het vijf keer vragen aan vijf ministers. Als het te ingewikkeld is, vraag ik bij dezen een VAO aan. Ik hecht heel erg aan een rijksbreed beeld. Die transparantie is er nu niet. Dat neem ik het kabinet niet kwalijk. Ik vraag er wel naar, want het is voor mijn fractie een aangelegen punt. Ik wens dat die informatie beschikbaar komt.

De voorzitter: Dat wachten wij verder af.

De heer Polderman (SP): Voorzitter. Ik wil dat de minister iets duidelijker ingaat op de motie die ik heb ingediend en die uitgevoerd moet worden, namelijk het opzetten van genvrije sojaketens. Dat blijft toch een beetje hangen. Wij kunnen spreken over 0,1%, maar ik vraag om genvrij. Dat is een duidelijke vraag.

Minister Verburg: Laat ik duidelijk zijn: 0,0% is onmogelijk. Onder de 0,1% kan het gewoon niet gemeten worden. Ik heb u dat al eerder gezegd, mijnheer Polderman. Als u als antwoord van de regering wilt horen dat uw motie niet wordt uitgevoerd omdat zij niet uit te voeren is, even goede vrienden. Dat antwoord kan ik u geven. Als u toch wilt dat het kabinet doet wat mogelijk is, dan doen wij dat. U mag het onmogelijke vragen, maar de regering is niet gehouden om het onmogelijke te doen.

De heer Ormel (CDA): Één Polderman kan meer vragen dan tien ministers kunnen antwoorden!

De voorzitter: Hiermee is het overleg ten einde. Wij gaan het netjes afronden door even de toezeggingen uit de eerste en de tweede termijn te memoreren die door onze griffier zijn geregistreerd.

Toezeggingen

– De minister van VROM heeft toegezegd dat de Kamer op de hoogte gehouden wordt van de keuzes en mogelijkheden die voorliggen ten aanzien van het Nederlandse standpunt in de Europese denktank.

– De Tweede Kamer wordt geïnformeerd als er sprake is van een verandering van standpunt van het kabinet in relatie tot het Duitse voorstel om teelt van ggo’s regionaal toe te staan alsmede de etikettering daarvan.

– De resultaten van de workshop van 29 september 2008 worden aan de Tweede Kamer toegezonden.

– De Nederlandse inzet bij het Franse initiatief wordt voorafgaand aan het overleg ook aan de Tweede Kamer toegestuurd.

– Er volgt binnen enkele weken een brief over de toelating van cisgenese gewassen in de Europese Unie.

– De minister van LNV heeft de Kamer het volgende toegezegd.

– De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over de afspraken rond co-existentie en restschadefonds.

– De studieresultaten naar zogenaamde vervuiling door bijen worden de Kamer toegezonden.

– Voor de behandeling van de begroting van LNV komt er een overzicht van de uitgaven in het jaar 2009 voor biotechnologie en voor klassieke veredeling. De minister heeft aangegeven zich in dezen te moeten beperken tot haar eigen begroting.

– Voor de behandeling van de begroting van LNV wordt de stand van zaken gegeven over de beoordeling van de financiering voor het project bio-impuls c.q. het uiteindelijke oordeel als dat op dat moment beschikbaar is.

– Een complimentje voor onze griffier die alles keurig voor mij heeft opgeschreven. Ik dank de bewindslieden voor de gegeven informatie. Degenen die hen bijstonden, dank ik voor de ondersteuning. Ik dank voor de inspirerende bijdrage van de belangstellenden op de tribune. Het is een mentale kwestie, maar het is een interactie van jewelste.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Dortmans


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).

Naar boven