27 428
Beleidsnota Biotechnologie

nr. 111
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 juni 2008

Hierbij doe ik u toekomen het Evaluatieverslag van de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) 2007 bestaande uit een zelfevaluatie en een oordeel van een externe visitatiecommissie1; en mijn standpunt hierover. De evaluatie volgt uit de Wet milieubeheer en de Integrale Nota Biotechnologie (INB) waarin is bepaald dat de COGEMéén keer in de vier jaar een rapport uitbrengt aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, die dit rapport, voorzien van zijn standpunt, aan de beide kamers der Staten-Generaal zendt.

De wettelijke taak van de COGEM is vastgelegd in de Wet milieubeheer en bestaat uit het technisch wetenschappelijk adviseren over de risico’s van genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) voor mens en milieu en het signaleren van de ethische en maatschappelijke aspecten die verbonden zijn aan werkzaamheden met ggo’s.

In 2003 is in opdracht van de COGEM het functioneren van de COGEM geëvalueerd door een externe organisatie. Deze evaluatie heeft u tezamen met mijn standpunt daarover ontvangen per brief van 25 mei 2004. De evaluatie van 2007 is uitgevoerd in de vorm van een zelfevaluatie die is gevolgd door een beoordeling van een externe visitatiecommissie. De visitatiecommissie heeft daarbij aangegeven dat zij zeer tevreden is over de kwaliteit van het evaluatierapport, kan instemmen met de inhoud van het evaluatierapport en dat zij de conclusies op hoofdlijnen onderschrijft.

Hieronder zal ik ingaan op de conclusies van het evaluatieverslag, de wijze waarop de COGEM daarmee om wil gaan om en mijn standpunt daarbij aangeven.

Conclusies en aanbevelingen evaluatie 2007:

Algemeen:

De COGEM heeft een belangrijke rol in het bestuurlijke traject rond genetische modificatie en vult haar wettelijke taken op de juiste wijze in met bijvoorbeeld publicaties van goede kwaliteit. De COGEM heeft ten opzichte van de evaluatie uit 2004 een verbeterslag gemaakt. De combinatie van de technisch-wetenschappelijke adviserende taak met de signalerende taak maakt het mogelijk om tijdig nieuwe ontwikkelingen te onderkennen en de regering hierover te informeren.

Ik deel de algemene conclusie van de zelfevaluatie en het oordeel van de visitatiecommissie. Als voorbeeld van een goede publicaties kunnen de Trendanalyses 2004 en 2007 worden genoemd. De eerste Trendanalyses heeft de COGEM in 2004 gemaakt met de CCMO en de CBD. De tweede Trendanalyse in 2007 is gemaakt met de CBD en de Gezondheidsraad. Op basis van deze Trendanalyses zijn twee kabinetsstandpunten gemaakt die samen met de Trendanalyses zijn besproken met de Tweede Kamer. De waardering van de Tweede Kamer voor de trendanalyses is tot uitdrukking gekomen in het haar verzoek om in 2009 wederom met een trendanalyse te komen.

Conclusie 1

De COGEM kan haar rol versterken door meer naar buiten te treden, zich beter te positioneren, haar communicatie te verbeteren en meer samenwerking te zoeken met organisaties die zich richten op het maatschappelijk debat. Wetenschappers in het werkveld hebben vaak een onvolledig beeld van de taken en activiteiten van de COGEM. Versterking van de contacten en interactie met het werkveld zou een speerpunt moeten zijn.

Reactie en voornemens COGEM:

De COGEM zal haar optreden versterken naar het werkveld en in het maatschappelijk debat door in debatten haar adviezen, signaleringen, trends en feiten over genetische modificatie toe te lichten. De COGEM zal samen met het Rathenau instituut onderzoeken hoe zij wetenschappelijke kennis kan inbrengen in maatschappelijke debatten. De COGEM zal daarnaast haar communicatiebeleid herzien. Onderdelen hiervan zullen zijn de bredere verspreiding van haar publicaties en de contacten met derden intensiveren.

Ik steun de voornemens van de COGEM op dit onderdeel ben het eens met de visitatiecommissie dat het organiseren van debatten niet tot de taak van de COGEM behoort.

Conclusie 2

Het werkveld van de COGEM op de risico’s van genetische gemodificeerde organismen voor mens en milieu is een zeer dynamisch werkveld. De technologische ontwikkelingen zetten de kaders van de regelgeving onder druk. Grens tussen genetische modificatie en andere technologieën zijn aan het vervagen waardoor de wettelijke kaders geëvalueerd en aangepast moeten worden. De COGEM moet de technologische ontwikkelingen monitoren, de eventuele gevolgen in kaart brengen en hierover in overleg treden met VROM zodat tijdig actie kan worden ondernomen.

Reactie en voornemens COGEM:

De COGEM zal het monitoren van technologische ontwikkelingen rond haar eigen werkveld in haar werkprogramma opnemen. Dit betekent dat zij de komende periode aandacht wil besteden aan bijvoorbeeld synthetische biologie en bionanotechnologie. Omdat de synthetische biologie en bionanotechnologie een bijzonder breed veld beslaan zal de COGEM zich hierbij beperken tot dat deel waar replicatie mogelijk is.

De COGEM is verder van mening dat de regelgeving niet langer aansluit op de beoordeling van risico’s door veel wetenschappers en wil waar wenselijk voorstellen voor deregulering doen.

Ik kan mij vinden in de door de COGEM voorgestelde monitoring van technologische ontwikkelingen en in de daarbij voorgestelde afbakening van technologieën waarbij een vermogen tot replicatie aanwezig is. Ik zie de adviezen en signalering over synthetische biologie en bionanotechnologie dan ook met belangstelling tegemoet.

Ten aanzien van eventuele voorstellen voor deregulering wil ik er op wijzen dat de wetgeving rond biotechnologie voornamelijk internationaal is bepaald. Nationale deregulering is dus gebonden aan internationale besluitvormingsprocedures. Daarnaast constateer ik dat andere Europese lidstaten herhaaldelijk aangeven dat zij een verdere aanscherping van de ggo-wetgeving wenselijk achten. Ik wil er ook op wijzen dat ik dit najaar een wijziging van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen Milieubeheer in procedure zal brengen die een maximale verlichting van de administratieve lasten binnen het huidige Europese wetgevingsstelsel beoogt.

Conclusie 3

De visitatie commissie is van mening dat de nationale beleidsruimte afneemt terwijl de rol van Europa toeneemt. Om deze ontwikkeling het hoofd kunnen bieden zou de COGEM nauwer moeten gaan samenwerken met andere adviesorganen binnen Europa om tot gezamenlijke standpunten te komen.

Reactie en voornemens COGEM:

De COGEM stemt grotendeels met deze conclusie in, maar wijst er op dat haar op dit moment de capaciteit ontbreekt om de internationale samenwerking krachtdadig uit te bouwen. De COGEM zal in overleg met VROM treden of dit gewenst is en hoe de COGEM het beste aan de internationale samenwerking kan bijdragen.

Ik deel de mening dat de nationale beleidsruimte afneemt terwijl de rol van Europa toeneemt. Ik zie daarbij echter met name een rol voor de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) om tot gezamenlijke Europese standpunten te komen ten aanzien van de risico’s van genetisch gemodificeerde organismen. Ik ben benieuwd naar welke rol en activiteiten de COGEM voor zich zelf ziet, nu en in de toekomst naast de EFSA. Voor de nabije toekomst vraag ik mij af hoe en of de COGEM een rol zou kunnen spelen in de Europeese discussie rond de maatschappelijk ethische aspecten. Voor de langere termijn vraag ik mij af welke rol voor de COGEM is weggelegd als de risico analyse zo als die is toegepast door de EFSA is uitgekristaliseerd.

Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven