27 417
Beleidsbrief groen onderwijs 2010

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 februari 2006

In het Algemeen Overleg Harmonisatie groen onderwijs van 19-01-06 (kamerstuk 27 417, nr. 11) heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Mark Rutte, toegezegd de Kamer zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van de wettelijke kaders rond de toekenning van de GL aan erkende locaties voor vbo-groen verbonden aan AOC’s. Met deze brief kom ik die toezegging na.

Deze brief is geschreven mede namens mijn ambtgenoot van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Bij de invoering van de vier leerwegen in het mavo/vbo in 1998 is geregeld dat scholengemeenschappen met tenminste vbo en mavo naast de basisberoepsgerichte leerweg (BBL), de kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) en de Theoretische leerweg (TL) ook de gemengde leerweg (GL) mogen aanbieden (zie artikel 10d, eerste lid, van de WVO).

Voor categoriale scholen voor vbo of mavo bepaalt hetzelfde artikel dat de Minister van OCW het aanbieden van de GL kan toestaan op aanvraag onder door hem te stellen voorwaarden. Die voorwaarden zijnneergelegd in de volgende beleidsregels:

1. «Verlenging (voor de periode 2006 tot 2010) beleidsregel gemengde leerweg aan scholen voor mavo of scholen voor vbo 1999–2002» Stcrt. 28 november 2005, nr. 231.

2. «Beleidsregeling houdende criteria regionale arrangementen voor de schooljaren 2005–2006 en 2006–2007, verlenging Toetsingskader Plan van Scholen 2005–2007 voor de periode 2007–2009, alsmede houdende criteria en procedures voor het verkrijgen van toestemming voor verplaatsing, omzetting, splitsing, nevenvestiging en het aanbieden van leerwegondersteunend onderwijs per 1 augustus 2006» (Stcrt. 2005, 161).

Die beleidsregels bepalen, dat er – voor het verkrijgen van toestemming voor de GL – sprake moet zijn van onderlinge samenwerking tussen vbo en mavo of van het afsluiten van een regionaal arrangement.

De Minister van LNV kan volgens ditzelfde artikel, in overeenstemming met OCW, voor erkende locaties vbo-groen van een AOC het aanbieden van de GL toestaan onder voorwaarden. Ook deze voorwaarden zijn neergelegd in beleidsregels, met hetzelfde uitgangspunt, namelijk dat er sprake moet zijn van samenwerking met een mavo of het afsluiten van een regionaal arrangement. Voor samenwerking met een mavo geldt

3. «Beleidsregel gemengde leerweg aan AOC na bestuurlijke samenwerking 1999–2002 (verlenging voor na 2002 zonder einddatum)» Stcrt. 2002, nr. 124.

Voor het afsluiten van een regionaal arrangement geldt de beleidsregel genoemd onder 2. ook voor AOC’s.

Over de hoofdlijnen van wijzigingen in die beleidsregels wordt elk jaar in juni met de Kamer overleg gepleegd.

In het AO van 19-01-06 is geconstateerd dat inmiddels de overgrote meerderheid van bedoelde erkende locaties voor vbo-groen toestemming voor het aanbieden van de GL heeft of naar verwachting krijgt. Volgens de rapportage van de hieronder genoemde adviseurs lijkt dit vooralsnog niet direct binnen bereik voor 5 à 7 locaties m.n. in het noorden en het oosten van het land.

De leden van de fracties van CDA, PvdA en VVD hebben in het AO zich afgevraagd of voor die locaties die toestemming niet kan worden verleend zonder samenwerking met een mavo en zonder regionaal arrangement; ze vragen zich voorts af of omliggende scholen een onredelijke blokkade opwerpen voor het AOC. Ze vragen ook of er geen bestuurlijke druk kan worden uitgeoefend.

Mijn reactie op het verlenen van toestemming voor de GL aan een erkende locatie van een AOC is als volgt.

Het beleid is er op gericht de regionale samenwerking te stimuleren. Dit in het belang van een regionaal samenhangend aanbod afgestemd op de leerling en het vervolgonderwijs. Daarom is het uitgangspunt van regionale samenwerking ook nadrukkelijk aanwezig in eerdergenoemde beleidsregels.

Het gegeven, dat aan VBO-locaties van AOC’s dezelfde voorwaarden worden gesteld als aan categoriale VBO-scholen, zie ik ook als gelijke behandeling die past in het streven naar harmonisatie.

Als er een regionaal arrangement tot stand komt – en dat kan al bij samenwerking van twee scholen van verschillende besturen – is de hindermacht van omliggende scholen beperkt. Niet aan het regionaal arrangement deelnemende scholen kunnen slechts gefundeerd bezwaar maken tegen dat arrangement als ze meer dan 10% leerlingverlies leiden. Niet deelnemende scholen kunnen dus geen onredelijke blokkades opwerpen.

Voorts is het uitgangspunt van het wettelijk kader,dat ook in genoemde beleidsregels tot uitdrukking komt, dat in het algemeen bestaande scholen een zekere bescherming krijgen tegen de gevolgen van het starten of uitbreiden van onderwijsaanbod van andere scholen, waaronder in casu het aanbieden van de gemengde leerweg. Indien in strijd met dit uitgangspunt en met de geldende beleidsregels toestemming voor GL zou worden verleend zou dit kunnen leiden tot bezwaar en beroep. Bezwaar en beroep leiden mogelijk tot de uitspraak dat de verleende toestemming weer moet worden ingetrokken. Ook kan het tot schadeclaims op het rijk leiden.

Gelet op het wettelijk kader, dat bestaande scholen beschermt tegen leerlingenverlies als gevolg van het starten of uitbreiden van het onderwijsaanbod, en het belang van regionale samenwerking, is uitoefenen van bestuurlijke druk niet de aangewezen weg. Ook leert de ervaring dat bestuurlijke druk tot grote problemen tussen het rijk, de scholen en de Kamer kan leiden, zoals bij de procedure rond de verplaatsing van Het Rhedens, die zeven jaar heeft geduurd, laat zien.

Ik kies daarom voor de positieve weg van beïnvloeding. Die bestaat daarin dat scholen en instellingen in de voorfase van het arrangement door enkele adviseurs, betaald door OCW en LNV, worden ondersteund. Bij de daadwerkelijke vormgeving huurt men vaak een onafhankelijke derde in. Ook dat wordt ondersteund door OCW in de vorm van een startsubsidie. De ervaring leert dat bestaande onderlinge tegenstellingen daardoor kunnen worden overwonnen. De meerwaarde van de samenwerking in arrangementen blijkt uit het rapport van BMC «Regionaal perspectief» (een onderzoek naar de regionale arrangementen in het vmbo), dat u 21 oktober jl. is toegezonden. Uit dat rapport blijkt ook, dat de huidige werkwijze succesvol is. Gelet op het voorgaande blijft de inspanning gericht op het tot stand komen van regionale arrangementen, ook al kost het wellicht enige tijd.

De voorwaarden voor het aanbieden van de gemengde leerweg komen ook aan de orde in het wetsvoorstel Grotere planningsvrijheid voorgezet onderwijs, dat de Kamer rond de zomer zal bereiken.

In de hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd,

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven