27 407
Staat van de Europese Unie

nr. 2
MOTIE VAN HET LID PATIJN C.S.

Voorgesteld 10 oktober 2000

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie kan bijdragen aan versterking van de rechtsorde in de EU in het algemeen en aan de bescherming van het individu in het bijzonder;

overwegende, dat door het ontbreken van heldere besluitvorming in de Conventie inhoud en strekking van het ontwerp-Handvest niet steeds eenduidig zijn;

1. verwelkomt de opstelling van het ontwerp EU-Handvest door de Conventie als een potentieel belangrijke bijdrage aan de EU-rechtsorde en mensenrechtenbescherming binnen de Europese Unie;

2. spreekt als haar oordeel uit, dat:

a. het ontwerp-Handvest dient te worden aangevuld met een officiële toelichting waarin helder wordt aangegeven in welke gevallen beoogd wordt de rechtsbescherming overeenkomstig bestaand geldend recht te regelen en in welke gevallen beoogd wordt verdergaande rechtsbescherming te bieden;

b. het toekennen van bepaalde rechten uitsluitend aan burgers van de Unie (art. 15; art. 44) onduidelijkheid doet voortbestaan over de rechtspositie van burgers van derde landen met een vaste verblijfstitel in de EU-lidstaten;

c. de in art. 52, lid 1, opgenomen algemene bevoegdheid om grondrechten te beperken te ruim is geformuleerd, met name waar dit wordt toegestaan in geval van door de Unie nagestreefde doelstellingen van algemeen belang;

d. artikel 36 (diensten van algemeen economisch belang) geen grondrecht betreft;

3. verzoekt de regering om – mede gelet op het mogelijk bindend worden van het Handvest – vóór de Europese Raad te Nice aan de Kamer een notitie voor te leggen waarin wordt ingegaan op:

a. de vraag of in het Handvest bepalingen voorkomen die daar niet thuishoren, respectievelijk ontbreken;

b. de gevolgen van het Handvest voor de Nederlandse rechtsorde, mede gelet op adviezen van de Raad van State;

c. de stappen die op Europees en nationaal niveau moeten worden gezet, alvorens aan het Handvest bindende werking kan worden gegeven;

4. verzoekt de regering verder initiatieven te ontplooien om toetreding van de Europese Unie tot het EVRM mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

Patijn

Melkert

De Graaf

Naar boven