27 406 Nota «De kenniseconomie in zicht»

Nr. 183 BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2010

Hierbij stuur ik u, mede namens de minister van EZ en de staatssecretaris van OCW, de derde voortgangsrapportage en tevens slotrapportage van het Innovatieplatform.

Het Innovatieplatform is opgericht voor de duur van de kabinetsperiode met het doel een impuls te geven aan innovatie en ondernemerschap in Nederland1. Op 7 april jl. heeft het IP voor de laatste maal vergaderd en op 19 april heeft het zijn belangrijkste nalatenschap voor de komende periode naar buiten gebracht: de Concurrentiekrachtagenda met een visie op Nederland in 2020 met de noodzakelijke stappen om terug te keren in de top-5 van meest concurrerende kenniseconomieën ter wereld. Per 1 mei is het Innovatieplatform beëindigd hebben de 17 leden uit het bedrijfsleven, de wetenschap en de overheid hun lidmaatschap neergelegd.2

Dit kabinet heeft innovatie hoog op de agenda en heeft ook tijdens de crisis fors geïnvesteerd in de kenniseconomie. Het Innovatieplatform heeft een belangrijke invloed op het kabinetsbeleid gehad. De kabinetsinvesteringen volgen deze periode het groeipad van de KIA3 en de beleidskeuzes zijn sterk geïnspireerd door adviezen van het IP; denk aan de intensivering van het beleid gericht op sleutelgebieden, de inzet om pro-actief buitenlandse bedrijven aan te trekken en de invoering van tijdelijke crisismaatregelen (kenniswerkersregeling, uitbreiding WBSO).

Maar innovatie komt niet uit Den Haag. Het zijn de werknemers, ondernemers en onderzoekers die samen de kenniseconomie maken. Nog belangrijker is dan ook de rol die het Innovatieplatform heeft vervuld bij het samenbrengen van partijen, het formuleren van gezamenlijke lange termijn agenda’s en het creëren van draagvlak en urgentie voor investeringen in onderwijs, kennis en innovatie. Geïnspireerd door het IP hebben 25 partijen de handen ineen geslagen bij het opstellen van de Kennisinvesteringsagenda (KIA coalitie). Dankzij het IP is er een belangrijk valorisatieakkoord afgesloten en bestaat er brede steun voor de Concurrentiekrachtagenda.

Nederland is een welvarend land en heeft een sterke economische uitgangspositie. Maar het kan niemand zijn ontgaan dat de ambitie om tot de top 5 van best presterende landen ter wereld te behoren, een grote en structurele inspanning vraagt van alle partijen in de kennisketen. In het belang van een snel economisch herstel en om de grote maatschappelijke vraagstukken zoals vergrijzing het hoofd te bieden, dient innovatie ook in de komende perioden hoog op de agenda te blijven. De nalatenschap van het IP bevat strategische richtingen die een volgend kabinet hierbij kan benutten.

In deze rapportage wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste resultaten van het IP in het afgelopen jaar met daarbij, voor zover aan de orde, de reactie en vervolgacties van het kabinet. In de bijlagen vindt u de integrale IP rapporten die het afgelopen jaar zijn verschenen en een terugblik op de gehele periode van het tweede Innovatieplatform.4

1. Concurrentiekrachtagenda

Door de economische crisis en de toenemende globalisering moet de Nederlandse economie versneld veranderen om de concurrentiekracht te versterken. Zonder ingrijpende maatregelen en hervormingen zal de concurrentiekracht van Nederland verder afzakken. Nederland is in 2009 van de achtste naar de tiende plaats gezakt in de ranglijst van meest concurrerende economieën. Met «Nederland 2020: terug in de top 5 – De economische agenda: Innovatief, Internationaal, Involverend» (hierna Concurrentiekrachtagenda) presenteert een werkgroep van het Innovatieplatform een visie om terug te keren in de top 5. De werkgroep pleit voor een modern industriebeleid en doet concrete aanbevelingen voor maatregelen in de komende kabinetsperioden.

In de Concurrentiekrachtagenda wordt vastgesteld dat Nederland een sterke basis heeft. We hebben een aantal mondiaal sterke, innovatieve sectoren, de sleutelgebieden, die 3,5% per jaar groeien. We hebben een goed ontwikkelde dienstensector die 70% van onze economie vertegenwoordigt. Veel internationale bedrijven zijn in Nederland gevestigd en ons land exporteert relatief veel.

Tegelijkertijd wordt een aantal forse knelpunten geconstateerd: Nederlandse bedrijven investeren relatief weinig in research & development (R&D), er zijn weinig snelgroeiende bedrijven en we hebben een te weinig ondernemende cultuur. Daarnaast is er te weinig focus en regie in onderwijs en onderzoek en zijn er zorgen over de kwaliteit van onderwijs. Ook is onze werkweek gemiddeld de kortste in Europa. Ten slotte komen grote investeringsprojecten nauwelijks van de grond, doordat we vast dreigen te lopen in onze eigen wet- en regelgeving en de grote hoeveelheid bestuurslagen. In de Concurrentiekrachtagenda wordt gepleit voor meer beleidsinzet voor innovatie in diensten, forse investeringen in 5 tot 6 innovatiecampussen om meer snelgroeiende kennisintensieve bedrijven te krijgen, pro-actief werven van kennisintensieve buitenlandse bedrijven om zich in Nederland te vestigen, betere samenwerking en samenhang van beleid tussen departementen rond sleutelgebieden, en voor meer aandacht voor ondernemende vaardigheden in het onderwijs.

Dit is de kern van de Concurrentiekrachtagenda die een werkgroep van het IP op 19 april 2010 heeft gepresenteerd. Er is veel draagvlak voor deze agenda: bij de lancering waren zowel vertegenwoordigers van werkgevers als werknemersorganisaties en topbestuurders. De Concurrentiekrachtagenda is tot stand gekomen in dialoog met honderden mensen vanuit het bedrijfsleven, kennisinstellingen en de overheid.

Kabinetsreactie

In deze moeilijke economische tijd is het belangrijk een solide middellange termijn perspectief te hebben dat zorgt voor verbinding en gezamenlijke richting. De Concurrentiekrachtagenda biedt een dergelijk perspectief en geeft een aanzet voor een brede langjarige economische agenda. Het is aan een volgend kabinet de aanbevelingen uit de Concurrentiekrachtagenda te benutten bij het bepalen van de nieuwe beleidsagenda.

Nederland heeft een sterke uitgangspositie met innovatieve sleutelgebieden en veel internationale bedrijvigheid. Op de mondiale ranglijsten die een beeld geven van het vestigingsklimaat en de concurrentiekracht van de NL economie is NL consequent vertegenwoordigd in de top 10. Dit is een prestatie om trots op te zijn. Oorzaken zijn o.a. de gunstige geografische ligging, een hoog opleidingsniveau, betrouwbare instituties en een goed fiscaalvestigingsklimaat. De daling van het afgelopen jaar is vooral te wijten aan de situatie op de financiële markten.

Maar er zijn ook uitdagingen, herkenbaar uit de Concurrentiekrachtagenda en Kennisinvesteringsagenda van het IP. Zwakke punten van Nederland zijn vooral de achterblijvende kennisinvesteringen van bedrijven (private R&D), het aantal innovatieve bedrijven en producten en het commercialiseren van kennis. Deze zaken zijn niet gemakkelijk te veranderen.

Dit kabinet heeft structureel geinvesteerd in de kenniseconomie en in navalging van het IP ingezet op o.a. het versterken van de sleutelgebiedenaanpak, valorisatie, het aantrekken van R&D investeringen en beleid voor snelle groeiers. Met de invoering van de crisis- en herstelwet is een stap gezet naar snellere uitvoering van grote projecten. Deze maatregelen grijpen direct aan op knelpunten zoals die in de Concurrentiekrachtagenda zijn benoemd. Zo bezien heeft het IP een belangrijke bijdrage geleverd aan het beleid dat dit kabinet voor ogen stond.

Maar om de top-5 ambitie in beeld te brengen is een structurele inspanning nodig van alle partijen. In het belang van een snel economisch herstel en de transitie naar een meer duurzame samenleving dient innovatie ook in de komende perioden hoog op de agenda te blijven. Om de kloof met de top-5 van kenniseconomieën te dichten zou Nederland volgens de IP-werkgroep structureel ongeveer 6 mld euro per jaar meer moeten investeren in onderwijs, onderzoek en innovatie (publiek). Het kabinet onderschrijft het belang van investeringen in de kenniseconomie voor een welvarend en duurzaam Nederland. Maar het kabinet heeft zich niet verbonden aan deze hoge inputdoelstelling. Het gaat in de eerste plaats om de effecten van het beleid (output), niet om het niveau van de investeringen. In de brief « Naar een robuuste kenniseconomie» 5 heeft het kabinet een internationaal vergelijkend overzicht gegeven van de investeringen, prestaties en de kabinetsdoelstellingen voor 2020.

Het is verstandig dat de IP-werkgroep niet alleen voor investeringen pleit, maar ook voor hervormingsmaatregelen. Zo wordt terecht gesteld dat de «governance» van kennis en innovatie verder kan worden verbeterd.

2. Vrienden van wetenschap

De Roadmap to Excellence is het initiatief vanuit het IP gericht op het behoud van excellente wetenschap in Nederland. Er werd gestart met een analyse naar de knelpunten in het Nederlandse wetenschapssysteem. Drie kwesties stonden centraal: (1) hoe kunnen we de excellentie van de Nederlandse wetenschap verder aanwakkeren? (2) hoe kunnen we de samenwerking tussen wetenschappers en gebruikers versterken? En (3) hoe kunnen we de maatschappelijke steun voor wetenschap versterken?

Met als doel het versterken van de maatschappelijke steun voor wetenschap, ging in augustus 2009 het initiatief Vrienden van wetenschap van start. Uit een representatieve peiling onder de Nederlandse kiezer bleek dat burgers weinig inzicht hebben in het belang van wetenschap voor de samenleving. Als duidelijk wordt gemaakt wat deze investeringen opleveren, staan zij mogelijk positiever tegenover (hogere) investeringen in wetenschap.

Om een brug te slaan tussen wetenschap en samenleving, faciliteerde het Innovatieplatform op verschillende plaatsen de dialoog tussen vertegenwoordigers uit bedrijfsleven, wetenschap, politiek, overheid en de rest van de samenleving. Zo werd een intensieve dialoogsessie gehouden met 40 personen en werd online een levendige discussie gevoerd over wetenschap. Ten slotte stond het eindejaarsevent volledig in het teken van vrienden van wetenschap. In de Fokker Terminal in Den Haag kwamen ruim 700 mensen bij elkaar om te discussieren over bovengenoemde thema’s.

De input van al deze onderwerpen, ondersteund door een analyse van de verdeling van de Nederlandse onderzoeks- en innovatiemiddelen, werden uiteindelijk besproken met vele stakeholders en partijen, zodat er een gezamenlijke visie ontstond. Deze Agenda voor de wetenschap is opgenomen in de Concurentiekrachtagenda.

Het belangrijkste aandachtspunt blijkt te weinig focus, samenwerking en regie in het onderzoeks- en innovatiebeleid. Het is noodzakelijk en mogelijk om te komen tot een doelmatiger, doeltreffender en beter kwaliteitsgecontroleerde besteding van de programmatische geldstromen, zoals FES- en departementale onderzoeks- en innovatiegelden. Op dit moment verdelen meerdere departementen gezamenlijk op het vlak van kennis en innovatie rond de 2 miljard euro6 over vele thema's, 13 universiteiten, 110 instituten en meer dan 40 programma's en regelingen. Nederland heeft belang bij meer regie over de budgetten op basis van een langjarige agenda, over verschillende kabinetsperioden heen. Daarnaast moet er voldoende ruimte blijven voor vrij wetenschappelijk onderzoek.

Kabinetsreactie

Bij het onderdeel concurrentiekrachtagenda is al aangegeven dat het kabinet de oproep onderschrijft om te zorgen voor meer samenhang en betere «governance». Daarnaast prijst het kabinet de inzet van de Vrienden van wetenschap om het draagvlak in de maatschappij voor wetenschap te vergroten. Het belang van wetenschap op vele maatschappelijke en economische terreinen wordt in het dagelijkse praktijk vaak onvoldoende beleefd. De instellingen hebben ook een eigen rol bij het krijgen van de waardering die hen toekomt door met moderne wetenschapscommunicatie te werken.

Deze inzet voor de «friendraising» is ook cruciaal voor de «fundraising» van de wetenschappelijke instellingen. Als er meer draagvlak voor de wetenschap ontstaat, wordt het klimaat voor de vierde geldstroom ook gunstiger: filantropische bijdragen voor onderzoek kunnen dan een belangrijke aanvulling vormen op publieke en andere private middelen. In Nederland wordt van deze grote potentiële bron van filantropische bijdragen nog niet optimaal gebruik gemaakt. Een belangrijke oorzaak is te vinden in de bestaande cultuur binnen wetenschappelijke instellingen. Als een vervolg op de Taskforce Geven voor weten7 zal de overheid nagaan hoe de good practices nog beter in beeld kunnen worden gebracht, en op welke wijze de aandacht van de wetenschappelijke instellingen hierop kan worden gevestigd.

3. Kennisinvesteringsagenda

De derde KIA-foto

In 2006 presenteerde het eerste IP de Kennisinvesteringsagenda (KIA). De KIA geeft een agenda hoe Nederland in 2016 kan behoren tot de top 5 van de Europese kenniseconomieën. Jaarlijks heeft het IP de KIA-foto laten opstellen die de voortgang in beeld brengt op de doelstellingen uit de KIA. De derde KIA-foto is gepresenteerd op 29 maart 2010. Het beeld dat de derde KIA-foto schetst, lijkt op dat van de voorgaande foto. De totale kennisinvesteringen blijven achter. Daarbij is Nederland gezakt op de concurrentieranglijst van het World Economic Forum van plaats 8 naar 10. Van de 27 indicatoren op de terreinen onderwijs, onderzoek en innovatief ondernemerschap scoren 8 op koers, vereisen 7 aandacht en zijn 12 niet op koers.

De KIA-foto is ondertekend door een coalitie bestaande uit 28 partners: onderwijs- en onderzoeksinstellingen, vakbeweging, werkgevers en studentenorganisaties. Op basis van de uitkomsten van de KIA-foto doet de coalitie een aantal aanbevelingen:

  • Een topdocent voor elke onderwijsdeelnemer

  • Meer maatwerk in het onderwijs

  • Een leergieriger cultuur

  • Sterkere toppen in onderzoek en innovatie

  • Meer innovatieve bedrijven

Een recent onderzoek van de Conference Board dat het IP heeft laten uitvoeren geeft een degelijke kwantitatieve onderbouwing van de stelling dat uitgaven aan onderwijs, onderzoek en innovatie sterk bijdragen aan de economische groei. Bijna de helft van de groei tussen 1995 en 2008 afkomstig is van investeringen in kennis en innovatie.

Kabinetsreactie

Het beeld van de derde KIA-foto is nog steeds zorgelijk, vooral op het terrein van ondernemen, innovatie en toegepast onderzoek. Ook de aandachtspunten op de terreinen onderwijs en fundamenteel onderzoek moeten we serieus nemen. Het kabinetsbeleid richt zich dan ook juist op die terreinen waar de we nog niet op koers liggen. Denk aan het lerarenbeleid, leven lang leren en voortijdig schoolverlaten. En aan de stimulering van het innovatieve bedrijfsleven met MKB instrumenten, innovatiegericht aanbesteden en een rijksbreed subsidiekader.

De ontwikkeling van de kenniseconomie is echter een zaak van lange adem. Het is een uitdaging voor het volgend kabinet om in aansluiting op de recente Europese ambities (EU 2020) een krachtige agenda neer te leggen. De top-5 ambitie vergt een grote inspanning van zowel de overheid als het bedrijfsleven. Twee nuanceringen zijn overigens op zijn plaats. Nederland scoort beter op uitgaven aan publiek R&D dan in de KIA foto wordt gesteld; het CBS heeft het cijfer naar boven bijgesteld tot 0,87% BNP voor 2008. Daarnaast liggen de investeringen van dit kabinet zoals eerder vermeld binnen de bandbreedte van KIA.

KIA 2010–2020

De KIA coalitie heeft de afgelopen maanden haar Kennisinvesteringsagenda geactualiseerd op basis van nieuwe analyses en criteria. Deze geactualiseerde agenda is op 30 juni 2010 naar buiten gebracht onder de titel «Kennis en Innovatieagenda 2011-2020». Dit is een eigenstandig initiatief, dat los staat van het Innovatieplatform. Deze agenda is te raadplegen via www.kennisinnovatieagenda.nl 

4. Duurzame energie

Het Innovatieplatform heeft een advies uitgebracht op welke manier de ontwikkeling van duurzame energie zo goed mogelijk een bijdrage kan leveren aan versterking van de Nederlandse economie. Het IP adviseert om veel meer focus en versnelling aan te brengen in de ontwikkeling van duurzame energie technologie door te kiezen voor een aantal gebieden waarop Nederland internationaal concurrerend kan zijn De economische potentie voor Nederland ligt vooral op het terrein van de bioketen en off shore windenergie, daarnaast zijn er ook kansen voor Zon PV en micro-wkk. Nederland is hier sterk door een goede kennispositie, een prima aansluiting bij bestaande bedrijfssectoren, infrastructuur en geografische ligging. Gerichte stimulering kan de economische bijdrage sterk vergroten. Aanbeveling is om de huidige besteding van publieke middelen voor energie effectiever in te zetten door een beperkt aantal gebieden met grotere bedragen te stimuleren en grootschalige demonstratieprojecten (via publiek-private samenwerking).

Het IP ziet duurzame energie als een groeigebied met potentie en adviseert op dit terrein de sleutelgebiedenaanpak toe te passen. De ontwikkeling vraagt om een langdurige innovatie-inspanning en een stabiel investeringsklimaat vanwege de benodigde investeringen in kennis en installaties. Ook de bestaande sleutelgebieden zouden zich meer op de kansen van duurzame energie moeten richten.

Het kabinet staat positief tegenover dit advies en werkt dit verder uit. Besluitvorming over het vervolg is aan het volgende kabinet.

5. FLOW

Grote projecten zijn essentieel om maatschappelijke ambities te combineren met versterking van onze concurrentiekracht en innovativiteit. Het Innovatieplatform zag naar aanleiding van de metafoor over het tulpeiland in zee in 2008 een lacune op het terrein van wind ver op zee. Het IP heeft via diverse marktconsultaties Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen zover gekregen om een gezamenlijk businessplan op te stellen dat uiteindelijk op 2 september 2009 onder de naam FLOW is aangeboden aan de minister van Economische Zaken. FLOW is de naam van een consortium en van het businessplan voor de ontwikkeling van een grootschalig innovatieprogramma voor windenergie ver-op-zee (Far and Large Offshore Wind: FLOW). Zowel het R&D-programma als het demonstratiepark zijn mooie voorbeelden van innovatieve projecten in Nederland. Het ministerie van Economische Zaken heeft inmiddels een subsidie van € 19,5 miljoen toegezegd aan FLOW. Het budget zal worden besteed aan de eerste fase van het FLOW-project; onderzoek naar en ontwikkeling van efficiënte turbines op de Noordzee en innovatieve funderingsconcepten, onderhoudsstrategieën en installatietechnieken voor windparken op grotere waterdiepte en afstand tot de kust.

Tot slot

Het IP was een unieke samenwerkingsvorm tussen overheid, bedrijfsleven en wetenschap die heeft gezorgd voor de permanente agendering van de kenniseconomie op de politieke en maatschappelijke agenda. Het is zeer succesvol gebleken in het samenbrengen van partijen, het aandragen van kansrijke beleidsrichtingen en het creëren van draagvlak. Het IP heeft een belangrijk stempel gedrukt op het kennis- en innovatiebeleid van overheid en andere partijen. Met de concurrentiekrachtagenda heeft het IP zijn visie op de noodzakelijke stappen voor de komende 10 jaar nagelaten. Het is aan een volgend kabinet hierover besluiten te nemen.

De minister-president,

Minister van Algemene Zaken,

J. P. Balkenende


XNoot
1

Koninklijk Besluit 23 april 2007, 07.001374 Stscrt. 867.

XNoot
2

De beëindiging van het IP zal bij Koninklijk Besluit worden geformaliseerd.

XNoot
3

TK 2008–2009 27 406 nr. 123.

XNoot
4

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
5

TK 2009–2010 27 406, nr. 153.

XNoot
6

Bedrag van 2 mld euro staat in de Concurrentiekrachtagenda. Afhankelijk van welke budgetten worden meegerekend gaat het om een bedrag van rond de 1,5 mld. euro per jaar voor rijksbreed thematisch kennis- en innovatiebeleid (bron: begrotingen, TOF overzicht en heroverweging toegepast onderzoek en innovatie).

XNoot
7

TK 2007–2008 27 406 nr. 153 nr. 116.

Naar boven